Proeve van Minnezangen en Idyllen. Door H. Tollens C.Z. Te Amsteldam, by P.J. Uylenbroek. In gr. 8vo. 120 bl.
Leerlingen, zegt het gewoone spreekwoord, zyn geene Meesters; en volgens die waarheid kan men geenszins verwachten, dat de stukjes, die ons in deezen bundel, door een nog weinig in de kunst gevorderden Jongeling, worden aangeboden, met de meesterstukken van eenen gesner, leonard berquin en anderen, zullen gelyk staan. Intusschen verdient de jonge Dichter aanmoediging op deezen zynen weg, en vooral in de kleine in maat geschreevene stukjes, van welken wy het volgende, als een proefje, zullen overneemen.
De kuschjes.
De jonge damon wierp aan agnes kniên zich neder,
Daar hy een eenig kuschje bad;
Het meisje, meerder gul dan teder,
Gaf hem 'er daadlyk twee. ‘Ach!’ riep de Herder weder:
‘Ik dacht dat gy my liever had!
Waarom waart gy myn wensch niet tegen?
'k Had liefst de kuschjes zelf gekregen.’