Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGesprekken en Overdenkingen, over de Geboorte van onzen Heere Jesus Christus, door Wilhelm Leendert Krieger, Predikant in 's Hage. Te Amsteldam, by J. van der Hey, en te Utrecht, by W. van Yzerworst, 1801. In gr. 8vo. 352 bl.Voor eenige jaaren gaf de Haagsche Kerkleeraar krieger soortgelyke Gesprekken en Overdenkingen in 't licht, over het Lyden en Sterven van onzen Heere jesus christus(*), waarvan deze, over de Geboorte van onzen Heiland, tot een Vervolg moeten dienen. Buiten twyfel zal de Eerw. Schryver, over dezen dus voortgezetten arbeid, wederom goedkeuring en lof behaalen by allen, die, aan den daarin gevolgden denken leer-trant gewoon, zoodanige hulpmiddelen, tot Godsdienstige stichting, behoeven. De Gesprekken, die vier in getal zyn, gaan over 't belang, dat wy hebben in de overdenking van jesus geboorte, over de geloofwaardigheid van het verhaal der Euangelisten, over de komst der Oosterwyzen te Bethlehem, en de gevolgen daarvan, en over jesus besnyding en naamgeeving. - De inhoud der Overdenkingen is: jesus gebooren, de Herders onderricht, Engelenzang, de Herders by de Kribbe, en de predikende en Godverheerlykende Herders. Hier en daar zyn, even als in 't voorige Werk, ook eenige Aanteekeningen ingevoegd, voor weinig weetenden; b.v. over 't moeielyk vers, Luc. II:2, over 't Erfdochterschap van maria, den tyd der voltrekking van het huwelyk | |
[p. 600] | |
van josef en maria, (vóór de reis naar Bethlehem) de onvoegzaame vaststelling van 's Heilands geboortedag op den vyf-en-twintigsten December, de wyze, waarop de Herders, het geen hun gezegd was, (zeker niet alom) bekend gemaakt hebben, enz. Men zal ook geduurig welgepaste dichtregels, uit van merken, schutte, van de kasteele, feith, van den berg en andere Vaderlandsche Dichters overgenomen, aantreffen. Zie hier, tot eene proeve, iets, met bekorting, uit 's Mans Overdenking van 't Gezang der Engelen. ‘My dunkt, men mag hier veilig aan onderscheidene zangreijen denken, hier was toch een hemelsch Choor in Efrata's velden, daarom stelle ik my voor, dat de eerste rei vrolyk juigchende heeft aangeheven: Eere [zy] Gode in de hoogste. Daarop heeft eene tweede rei gezongen: En [of ja] op aarde Vrede. Terwyl de beide reijen zich vereenigden, en geheel het Choor den slotzang aanhief: In menschen een welbehagen.’ Over dezen slotzang drukt hy zich vervolgends, onder anderen, dus uit: ‘Aanbidlyk, grootsch, diepbukkend, verstommend is de taal! Welbehagen, dat woord ryst boven 't peil van menschenvernuft! Dat woord zet aan menschlyke naarvorsching de grenspaalen! - Welbehagen in menschen, hoe veel aanbidlyks is daar in opgeslooten! Engelen bezwymen hier, wat zal ik my dan onderwinden om dit op te helderen? Neen, geen opheldering, maar nadenken, stamelen, opsommen, wat ik hier vatten kan, en daar mede vol aanbidding, in 't stille eenzaame, voor God geknield! - In dezen slotzang wordt de bron aangeweezen, waar uit de vrede voor de aarde vloeide, en tevens den Godverheerlykenden aanhef van de eerste zangrei gebillykt. - ô Ja, eere zy God in de hoogste hemelen toegebragt, daar Hy zichzelven verheerlykt, door zyn welbehagen in menschen te stellen.’ - ‘De zingende hemellingen, geheel het Zangchoor klimt met aanbidding op, tot de eerste bron van alle zaligheid! - Hier wordt de stilte der eeuwigheid vertegenwoordigd, toen allereerst het ontwerp van scheppen en verlossen beraamd werd; toen was de beschikking van 't heil even zo spoedig vastgesteld, als de toelaating van ellende! - In 't zelfde oogenblik ... maar zacht! ... in de eeuwigheid zyn geen oogenblikken ... evenwel, ik kan in der menschen taal geen | |
[p. 601] | |
ander woord gebruiken ... in 't zelfde oogenblik, dat vleklooze heiligheid, gadelooze goedheid en onnaargaanbaare wysheid, de toelaating van 't zedelyk kwaad in de wereld bepaalde, was ook alrede de heerlyke verlossing ontworpen, en haare onfaalbaare uitkomst berekend! - Dan, wat onderwinde ik my, dit myn stamelen is, vreeze ik, der Oneindige Majesteit niet waardig, ik zwyge en aanbidde! - Hier zie ik hoe, door de engelen, eeuwige liefde wordt bewonderd, en vrye genade als de bron van menschenheil geroemd. Geen waarde by den mensch, geen reden aan den kant van 't schepsel, geen welvoeglykheid, veel min verdienste aan de zyde van den Zondaar. - Neen! Welbehagen van God alleen, de oorzaak van menschengeluk! Engelen zyn Duivelen geworden, tallooze schaaren derzelven hebben hun beginsel niet bewaard, maar zyn van God afgeweeken: ook deze hadden verlossing noodig. - Waarom zingen Engelen niet van Gods welbehagen in die afgevallene engelen? - Neen dat konden zy niet doen: waarom niet? - - “ô God wat zyn uwe oordeelen een diepe afgrond!” - Ach! deze zyn eeuwig met onlosmaakelyke ketens aan 't verderf geboeid! - Eeuwig, eeuwig zyn die tot toonbeelden van geduchte rechtvaardigheid gesteld! - Ik siddere op dit denkbeeld! - “Heere gy zyt rein in uw richten, rechtvaardig in uwe wegen, onnaargaanbaar wys in alle uwe bestellingen; ik aanbidde U met ontzag; ik verheuge my met beevinge!” - Ja ik verheuge my: menschen worden verlost; in menschen heeft God een welbehagen!’ - ‘Aanbidlyk God! van waar dan uw welgevallen in zulken?’ Welbehagen, dat is 't al wat hier van gezegd kan worden! - Vry welbehagen! dat geen bepaalende oorzaak buiten zich zelve kent, vry welbehagen volstrekt onafhanglyk van al wat schepsel heet! - Redenlyk welbehagen! Met de hoogste wysheid gevormd, op de beste reden steunende; maar reden, die met geen menschlyk dieplood gepeild kan worden! - Genadig welbehagen! Daar de grootste gunstbewyzen, aan de alleronwaardigsten, aan de verachtsten geschonken worden! - Onveranderlyk welbehagen! Dat de eeuwigheid verduurt, dat ondanks al de ontrouw van hun die 'er door gezaligd worden, ondanks alle de poogingen der helle, om dit ontwerp te | |
[p. 602] | |
doen mislukken, eeuwig stand houdt.’ En zoo loopt dit verder voort. 't Ontbreekt ons aan plaats, om meer af te schryven. 't Geen wy verder tot aanpryzing van des Leeraars voorigen arbeid, t.a.p. in ons Maandwerk, gezegd hebben, is ook op dit Vervolg toepasselyk. |
|