Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij[p. 573] | |
Reize in de Binnenlanden van Suriname, door Kapitein John Gabriël Stedman. Met Plaaten. Naar het Hoogduitsch. II Deelen. Te Leyden, by A. en J. Honkoop, 1799. In gr. 8vo. Het Iste 191; het IIde 253 bl.Van stedmans Reize naar Suriname en door de binnenste deelen van Guiana, ten zelfden Jaare, als wy hier de bovenstaande aankondigen, aanvanglyk by den Boekhandelaar Allart uitgegeeven, en in IV Deelen voltrokken, hebben wy onze Leezers verslag gedaan(*). Met het Boekverkooperlyk Geschil, deswegen gereezen, hebben wy niet te maaken; doch wy mogen deeze Vertaaling, zo min als de voorige, onvermeld laaten. Wy merkten, ten aanziene der gemelde Reize, op, ‘dat 'er verscheidenheid in overvloed voorhanden was, maar tevens iets zo vermengds, dat het aan verwarring grensde; dat by het omwerken der stoffe iets veel geregelders zou hebben kunnen worden voortgebragt; dat nu geheel ongelykaartige zaaken elkander afwisselden,’ enz. De Nederduitsche Vertaaler des Werks by Allart hadt, op het voorbeeld des Franschen Vertaalers, zich eenige uitlaatingen van het Engelsche Werk veroorlofd, en het getal der Plaaten, in de Engelsche uitgave tachtig bedraagende, zeer verminderd: zo dat deeze Vertaaling den geheelen Engelschen stedman niet vertolkt ter hand stelt; 't welk ook blykt uit de vergelyking der twee Nederduitsche Vertaalingen. Voor eene nog meerdere en voeglyke Verkorting was dit Werk vatbaar: want, gelyk j.d. pasteur, die ons het Werk thans voorhanden in twee zeer maatig dikke Deelen levert, zeer wel opmerkt, ‘een Werk van die uitgestrektheid, over een Land, dat wy door verscheiden beschryvingen zoo wel kennen, moest noodwendig veele zaaken bevatten, die niet nieuw waren; en in dat geval was eene zoo kostbaare uitgave, als het Werk, volledig vertaald en met alle Plaaten van het oorspronglyke verrykt wordende, wee- | |
[p. 574] | |
zen zoude, minder raadzaam; de nieuwsgierigheid onzer Landgenooten was met minder kosten te bevredigen; en het Werk bevat ook in de daad veel, dat den Engelschen Leezer nieuw mag zyn, doch dat hier te lande ten vollen uit bancroft, fermin, hartsink, om van geene vroegere Schryvers over Suriname te gewaagen, bekend is; vooral betreft dit de beschryvingen van de voortbrengzelen der Natuur, van welke veele, met geringe veranderingen, door den Schryver uit die Werken ontleend zyn.’ Overeenkomstig met dit begrip van pasteur was dat der Heeren jacobs en kies in Duitschland, voortzetters van de Nieuwe Historie der Zee- en Land-Reizen, die, in het VIII Deel huns Werks, deeze Reize van stedman op eene zo oordeelkundige wyze verkort gaven, dat de Burger pasteur ‘geene zwaarigheid maakte, om van hunnen arbeid gebruik te maaken, en hun werk in plaats van het oorspronglyke te volgen.’ Egter heeft hy het groote Werk daarby doorgaans geraadpleegd, en vondt zich daardoor in de gelegenheid om eenige nutte veranderingen te maaken. Eenige Plaaten zyn ook in deeze verkorte Vertaaling voorhanden, schoon veel minder in aantal dan in de meergemelde, waarover wy, by gelegenheid, het onze gezegd hebben. Met veel genoegen hebben wy de thans voor ons liggende verkorte Reize geleezen: grooter nog zou hetzelve geweest zyn, indien men hadt kunnen goedvinden, op voeglyke plaatzen, den Leezeren rustplaatzen aan te bieden, en het verhaal niet onafgebroken, dan by de scheiding der beide Deelen, voort te zetten. Het is ter vertolkinge in de regte handen gevallen; en twyfelen wy niet, of de Nederduitsche Reisgezinde Leezer zal, de proeve neemende, ons schryven ten vollen bewaarheid vinden. De Hoofdinhoud, in onze bovengemelde Aankondigingen der andere Overzettinge genoegzaam opgegeeven, blyft dezelfde; het kwam alleen aan op eene oordeelkundige uitlaating van het overtollige, en deeze hebben wy allerwegen, met genoegen, waargenomen; en hebben wy op de Vertaaling de aanmerkingen niet te maaken, die wy der penne, ten aanziene van de voorgaande, niet konden weigeren. Veelmaalen kwam het te passe, den loop der Reize opgeevende, te gewaagen van stedmans johanna, | |
[p. 575] | |
die in zyne Reis- en Leevensbeschryving eene zo groote rol speelt. Wy neemen deeze gelegenheid waar, om deeze Mulattin, volgens stedmans opgave, te doen kennen. ‘Ik zag haar,’ schryft onze Reiziger, ‘voor het eerst ten huize van den Heer demelly, Secretaris van de Politiekamer, daar ik dagelyks ontbeet. Johanna, nog maar vyftien jaaren oud, was van eene wat meer dan middelmaatige groette; haare gestalte was de schoonste, die natuur voortbrengen kan: in de beweeging haarer teder gevormde ledemaaten was meer dan gewoone bevalligheid. In elke haarer gelaatstrekken was aangebooren zedigheid en uitsteekende zagtheid te leezen: haare oogen, zoo zwart als gitten, waren groot, vol uitdrukking, en getuigen van haar goed hart; als men haar aanzag, wierden haare wangen, ondanks haare donkere kleur, met een schoon rood overdekt; haar hair, van eene donkerbruine en byna zwarte kleur, in kleine lokken gekruld, was met bloemen en gouden spelden vercierd. Om haaren hals en om haare armen en voeten droeg zy gouden kettingen, ringen en medaillons; een Oost-Indisch neteldoek, los over haare schouderen geworpen, dekte met bevalligheid een gedeelte van haaren schoonen boezem, en een rok van sraai chits voltooide haare kleeding. In haare tedere hand hieldt zy eenen Kastoorhoed, met zilver opgecierd; en zelfs daardoor, dat zy barrevoets ging, scheen zy my nog beminnelyker. Zoo dra zy verscheen, trok dit schoon meisjen myne opmerkzaamheid des te meer tot zig, om dat haar opschik haar ook van alle andere haarer klasse onderscheidde. - Zie hier wat men my omtrent haar berigtte. Zy was de Dogter van eenen braaven man, kruythoff genoemd, die nog vier andere kinderen behalven haar by eene Negerin verwekt hadt. Cery, zoo was deeze genaamd, behoorde eenen Heer D.B. toe, en by gevolg ook haare kinderen. Hy was eigenaar van Fauconburg (Valkenburg) aan de Rivier Commewyne. Kruythoff bood hem voor eenige jaaren meer dan elfduizend guldens voor de vryheid zyner Kinderen; het weigerend antwoord, dat hem dit monster gaf, maakte zulk eenen indruk op den ongelukkigen Vader, dat hy zyne zinnen verloor, kort daarop in deezen treurigen toesland stierf, en twee Zoonen en | |
[p. 576] | |
drie Dogters, onder welke johanna de oudste was, in slaaverny en onder het willekeurig geweld eens tyrans agterliet. De gouden sierzelen, die zy droeg, waren geschenken van haare braave Moeder, eene Vrouw, die by haar geslacht zeer in aanzien was, en deeze had dezelve van haaren minnaar gekreegen. De Heer B. kreeg zyn verdiende loon. Zyne ongeregtigheid en hardheid deed zyne beste slaaven na de bosschen vlugten; hy werd in den grond geholpen en genoodzaakt bankroet te gaan, en zyn vermogen aan zyne schuldeischers over te laaten. Een zyner ontloopen Slaaven, een Samboe of Askomeling van een Neger en Mulattin, werd beschermer van cery en haare Kinderen. Hy heet jolycoeur, en werd daarna een van barons eerste Officieren. - De Vrouw van den Heer B. bevondt zich nog op Suriname, en woonde by den Heer demelly; de ongelukkige johanna, die van haar met ongemeene tederheid behandeld werd, behoorde tot haare bedienden.’ Dus- veel van johanna, wier lotgevallen, in zo verre zy met de Leevensgeschiedenis van stedman in verband staan, een stukje zouden uitmaaken, dat veel romanesks in zich behelsde, en op waarheid gegrond was. Veel, zeer veel, is 'er in, 't geen aan de hoofdtrekken, door den Reiziger opgegeeven, volmaakt beantwoordt. Daar voorts deeze Uitgave eene erkende verkorting is, en de andere mede haare uitlaatingen hebbe, volgt, dat wy in de eene stukken aantreffen, in de andere overgeslaagen. Wanneer men ons geene geheele vertaalingen geeft, hangt 'er veel af van den smaak en het oordeel des Verkorters, 't zy hy dan in meerdere of mindere maate besnoeije. Ontbreekt het de uitgebreide Vertaaling niet aan Aantekeningen, uit den Franschen Vertaaler grootendeels overgenomen; de Burger pasteur heeft het de zyne daaraan niet geheel laaten ontbreeken. Eenige korte geest hy ten aanziene van de Natuurlyke Historie; een vak, waarin hy als zeer bedreeven bekend staat. Veelvuldiger zouden dezelve hebben moeten weezen, indien hy geen aantal Plant- en Dierbeschryvingen, door stedman uit andere Schryvers overgenomen, geheel hadt uitgelaaten. Voorts pryst zich de Uitgave, thans onder handen, aan, door vloei- | |
[p. 577] | |
baarheid van styl, welgekoozenheid der woorden; en schoon wy de uitvoerigere eerst geleezen hadden, en dus deeze het aangenaame der nieuwigheid voor ons derfde, kunnen wy verklaaren, dezelve met geen minder genoegen geleezen te hebben. |
|