is allergeschiktst voor zulke menschen, die, schoon oprechtlyk aan den Godsdienst verknocht, echter de gronden van hun geloof nimmer behoorlyk overwogen hebben; ook voor zulken, die door de hedendaagsche Wysgeerte tegen het Christendom vooringenomen, en die Vrygeesten zyn, zoo als men, helaas! ook veele Christenen vindt, uit vooroordeel en zonder onderzoek; en wel voornaamlyk voor jonge lieden, weinig in godsdienstige waarheden onderwezen, en dus ontbloot van genoegzaame gronden voor een redelyk geloof.
De Schryver bepaalt zich tot het onderzoek en tot het bewys der Wonderwerken van Jesus Christus en zyne Apostelen, en schroomt niet, op het voetspoor van den geleerden eusebius van Caesareën, zyn Werkjen den naam van Euangelisch Betoog te geeven, hoewel hy 'er verre af is van zich te laaten voorstaan, zoodanig streng bewys geleverd te hebben, als men gewoon is by de behandeling van wiskunstige waarheden te vorderen. Hy meent, met recht, zyn doel getroffen te hebben, als 'er bewezen is, dat het Euangelie alle de kenmerken van geschiedkundige zekerheid, in den hoogsten graad, in zich bevat. Zie hier den korten inhoud: Inleiding, gedachten aangaande de Wonderwerken, Echtheid der Boeken van het N. Testament, Character van Jesus Christus, Character der Apostelen, Wonderwerken van Jesus Christus, Opstanding van Jesus Christus, Wonderwerken der Apostelen, aanmerkingen over de grondvesting van het Christendom, tegenwerpingen en antwoorden, besluit.
Nieuwe gedachten hebben wy 'er niet in aangetroffen. Maar hier en daar zyn toch nieuwe oogpunten gevat, en de beste bewyzen, naar het doel des Schryvers, met oordeelkundige schranderheid uitgekozen, en, op aanneemelyke gronden, met bevalligheid aangedrongen; zoodat wy niet gelooven, dat by een onbevooroordeeld navorscher van waarheid veel bedenking zal overblyven.
Om onze Leezers, over de ernstige en inneemende schryfwyze van dit Werkjen, eenigzins te laaten oordeelen, willen wy iets overneemen uit het besluit, waarmede de Heer du voisin zyn wel doorgedacht betoog eindigt. ‘Het is niet door scherpzinnige en moeilyke redeneringen, noch geleerde navorschingen, of voorbedachte leerstelsels, dat ik u tot het christelyk