| |
Levensbeschryvingen van beroemde Kinderen, of Voorbeelden voor de Jeugd, om te dienen tot een Leesboek, en tot Onderwys voor Kinderen, door A.F.J. Freville. Uit het Fransch. In III Deeltjes. Met Plaaten. Te Amsterdam, by J. Allart, 1801. In 12mo, te zamen 804 bl.
Levensbeschryvingen van waarlyk grote en beroemde Mannen stichten in de daad een groot en dierbaar nut; ieder Menschenvriend ontfangt dezelve altyd met blydschap; en het is dus geen ongelukkig denkbeeld, om ook op deze wys op Kinderen te werken, en hunne harten te vormen en te winnen voor deugd en plicht, door voorbeelden uit hunnen leeftyd - voorbeelden van beroemde Kinderen. Taal, styl, wyze van voordracht, mooije Plaatjes, en, in het geheel, ene nette uitvoering, pryzen, buiten tegenspraak, dit Werkje aan; dan, als een Leesboek en tot onderwys van Kinderen, kan het onze goedkeuring niet ten vollen wegdragen. Wy erkennen, het is verkeerd, het Kind op de beöefening van deugd en plicht de zekere belofte te geven van geluk en voorspoed op de wereld; daardoor zouden wy het bedriegen; en niet zelden ziet het aan zyne waardige ouders, of aan een of anderen braven mensch, juist het tegendeel: men moet het liever vooral doen hechten op het strelend gevoel van deugd en onschuld, en doen gevoelen, hoe de goedkeuring van God en het geweten allen uitwendigen ramp vergoedt. Of dit genoegzaam in het oog gehouden worde in dit Werkje, is ene vraag, die wy ontkennend zouden moeten beändwoorden; en wy twyfelen, of het wel zeer menschkundig is, brave Kinderen zo sterk en aanhoudend te tekenen in rampen en ongeluk; en of de vroege dood, van genoegzaam alle deze beroemde Kinderen, niet enen zeer onaangenamen en nadeligen indruk maken moet op de ziel van den jongen Lezer. Levensbeschryvingen van uitmuntende Kinderen, die recht nuttige Leden werden, en enen geruimen tyd bleven, van de Maatschappy, waren in ons oog veel doelmatiger tot een Leesboek voor de Jeugd; en slechts enkele van de hier voorkomende Verhalen maken op het geen wy gezegd hebben ene uitzondering. By het lezen van deze Geschiedenissen zal het Kind ook dikwils vragen: Is dit dan waarlyk zo gebeurd? En de Vader of Leermeester voelt zelve: Het is zeer
onwaarschynlyk. Veel komt 'er ook voor, dat het Kind niet gebruiken kan. Wat moet het b.v. doen
| |
| |
met de Geschiedenis van Raisin en Babet? (X uit het 1ste Deeltje.) Wat leert het van dat Kind, dat zo jong reeds een uitmuntend musikant was, en zo uitnemend teder van lichaam, dat het in een Spinet verborgen worden kon? en dat men het, toen het zes jaren oud was, in een worst kon wegstoppen, en op tafel zetten; en dat toen zich, zonderling genoeg! eerst in de gedaante van een speenvarkentje, en daarop van een duiveltje, veranderen kon? Dergelyke aanmerkingen kon men ook maken op het volgende, en andere Verhalen; doch het gezegde zal wel genoeg zyn ten bewyze, dat wy dit Werkje niet volkomen en in alle opzichten kunnen aanpryzen; ofschoon wy 'er zeer gaarne byvoegen, dat een verstandig Kindervriend het met genoegen zal in de hand nemen, en 'er ook niet weinig in aantreffen, hetgeen, onder een verstandig opzicht gelezen, voor Kinderen zeer onderhoudend en leerzaam is.
Wy willen onze Lezers de Levensgeschiedenis mededelen van den jongen capet, den ongelukkigen Zoon van den laatsten Koning van Frankryk, geboren in het Kasteel te Versailles 1785, en in de gevangenis, den Tempel, gestorven, wanneer hy tien jaren oud was. Wy zullen evenwel het verhaal aanmerklyk bekorten.
‘Dit kind, hetwelk van zyne geboorte af den uitmuntendsten aanleg had, om een groot man, om een waar mensch te worden, levert een aandoenlyk bewys op van de laagte, waartoe een voorwerp, 't welk aan zich zelve overgelaten, en van alle opvoeding beroofd is, nederzinken kan, en van het verschriklyk ongeluk, waarin het storten moet.’
Toen hy nog naauwlyks spreken kon, ontfing hy de bekwaamste meesters. De levensbeschryving van zynen Oom, door den Marquis van pompignan, was het eerste boek, het welk men voor hem las. Door dit boek werd hy zo aangeprikkeld, dat hy zich alle moeite gaf om zelve te kunnen lezen, waarin hy ook allergelukkigst slaagde; en welk een invloed dit boek op hem had, blykt onder anderen daaruit, dat hy het afbeeldsel van zynen Oom eens met de grootste hartlykheid kuschte, en meer dan eenmaal deze woorden herhaalde: ‘Wat deed myn jonge Oom dan toch, dat hy in zyne jeugd reeds zo veel kundigheden en wysheid bezat?’ Lodewyk XVI arbeidde zelve aan de opvoeding van zyne kinderen. Byzonder ervaren in de Aardrykskunde, onderwees hy zelve zyne kinderen in die wetenschap, en vervaardigde daartoe zelve landkaarten; en de jonge capet leerde in vyftien maanden alles van die wetenschap, waarvoor iemand op die jaren met mooglykheid vatbaar is. Eens wilde de Koning een proef nemen van zyne vorderingen, en bragt hem op zekeren morgen een heel eind ver van het Kasteel van Rambouillet. ‘Het staat niet zeer aardig, zeide hy, wanneer men in zyn eigen
| |
| |
land, in het midden van zyne bezittingen, aan het dolen geraakt. Gy kent de vier hoofddelen, of hoofdstippen van den hemelkloot. Laten wy nu eens zien, hoe gy u daar van weet te bedienen, om den rechten weg te vinden. Zie daar is myn kompas. De ligging van het oude Slot is u bekend. Zeg my, welken weg gy oordeelt te moeten inslaan, om 'er ten spoedigsten te komen. Ga langs dien weg derwaards. Ik zal enen anderen weg gaan. Wy moeten elkanderen wedervinden op het oude Rambouillet.’ Het was de eerste maal, dat hy zich alleen op reis bevond; zekere bedienden hielden een wakend oog op hem, zonder dat hy dit kon merken. ‘Het was voor den jongen Aardrykskundigen niet gunstig, dat de lucht door dikke wolken zeer beneveld was. Dit maakte zyne navorsching enigzins moeilyk. Wel twintigmaal geraakte hy daardoor meer of min van den weg af; maar telkens kwam hy wederom op denzelven door behulp van zyn kompas. Eindlyk en ten laatsten, nadat hy omtrend vier of vyf uuren omgezworven had, was hy nagenoeg by de plaats, waar hem zyn Vader bescheiden had; hebbende het Kasteel niet verder, dan een kwartier uurs, aan zyne slinkerhand, van zich af. Hy ging 'er toen recht op aan, door wyngaarden en haagen heen. Zo bereikte hy, in volle zweet, de bepaalde plaats, zonder nodig gehad te hebben om iemand den weg te vragen.’ Waarlyk, myn waarde Zoon! zeide de Koning, ik begon al te denken dat gy verdoold waart; en het kind gaf dit geestig andwoord: Myn lieve Vader! begrypt gy niet, dat myn hart vry zekerder na u trekt, dan myn Kompas na de Noordpool?
In het Tuinieren had de kleine capet, even als zyn Vader, veel behagen. Eens vond hem zeker Hoveling bezig aan dat werk, terwyl het zweet hem met grote droppels van het aangezicht afliep. Gy zyt al te goed, Mynheer! zeide deze, dat gy u zo afwerkt! Waarom spreekt gy niet? Een tuinier zou u in een ogenblik al dien grond omzetten. - Dat kan wel zyn, was het andwoord van het kind; maar de bloemen, welken ik zelve wilde laten groeien, zouden myne Moeder op verre na zo aangenaam niet wezen, indien een ander den grond bewerkt, of 'er iets aan gedaan had.
Men had aan het Hof van Versailles ook de onvergeeflyke gewoonte, dat men niet den jongen Vorst, maar anderen in zyne plaats, strafte, wanneer hy iets misdreven had. Eens kwam de Dauphin te laat van zyne wandeling; en daarvan gewaarschuwd, nam hy het horologe van enen hofjonker, wierp het in de gracht, en veroorloofde zich nog spotterny over deze daad. Dit vereischte straf, en zyn lief klein hondje moest nu voor hem boeten; men sloot het op, en toen het geweldig aanging, wilde men het met de zweep slaan. Moufflet heeft geen kwaad gedaan, zeide de jonge Vorst, en ver- | |
| |
zocht de vryheid voor zyn hond, begaf zich vrywillig in deszelfs plaats in gevangenis, en bleef 'er twee uren lang. Hier mede nog niet te vrede, wilde hy ook de schade aan den hofjonker herstellen, en gaf hem zyn eigen horologe, 't welk veel schoonder en kostbaarder was.
‘Wat had men van zulk een kind, 't welk, op die jaren reeds, zo veel gevoel van redelykheid en rechtvaardigheid had, en dat in een rang, waarin zy doorgaans denken dat hun alles geöorloofd is, niet mogen verwachten! Doch die ommekeer van zaken. welke het gehele geslacht van den ongelukkigen lodewyk van deszelfs hoogte heeft ter nedergestort, heeft het onmooglyk gemaakt, dat die gelukkige zaden, welke de opvoeding van dag tot dag in het hart van den jongen Vorst aankweekte, meer ontwikkeld zyn geworden.’
In den beginne was het lodewyk XVI in zyne gevangenis nog geöorloofd zich met het onderricht zyner kinderen bezig te houden; maar men weet hy had daar niet lang genot van; en nu werd de jonge erfgenaam van een Koningryk, 't welk men vernietigd had, van zyne Moeder en zyne Zuster afgescheiden, en in ene kamer, van alle de andere afgezonderd, opgesloten. Men liet hem geen onderwys meer geven; en zyn enig gezelschap was zyn oppasser, een Schoenlapper, Simon genoemd. Onze pen weigert de mishandelingen af te schryven, die ons hier verhaald worden. Dit onmensch boezemde het kind verachting in voor alle kunde en wetenschap, en behandelde hem op de barbaarste wys. Koninglyke Wolfsjong was de eertytel, dien hy hem gedurig naar 't hoofd wierp; en hy scherpte zyn verstand om het onschuldig kind te kwellen; b.v. daar hetzelve enigzins op netheid van kleding gezet was, kleedde hy het in een Schoorsteenvegerspak, enz. Geen wonder dat het kind nu geheelenal veranderde; en hoe beklagen wy hetzelve, en wenschen: had men het toch maar te gelyk met zynen vader omgebragt! als wy, enige bladzyden verder, van hem lezen: ‘Daar voor den B..., zeide hy tot den Municipaal: daar is myn waterfles! Voor den B... geef my water! Ik bedank u voor den D...’ Intusschen, geheelenal had men zyne zedelykheid niet kunnen verwoesten; getuige zy deze trek: ‘Enigen tyd daarna, toen zyn lot enigzins veranderd was, vroeg hy wat 'er van zynen gewaanden leermeester was geworden, terwyl hy met een groote zucht en aandoenlyke stem 'er byvoegde: Ach! wat heeft hy my veel kwaad gedaan.’ - ‘Wel,’ was het andwoord van den nieuwen Municipaal, die den jongen capet bezocht, (na de omwenteling namentlyk van den negenden Thermidor;) ‘wat zoudt gy hem doen, indien gy Koning waart?’ - ‘Ik zou, zeide het kind, vergeten al, wat hy my heeft
aangedaan: maar ik zou wel wenschen, dat
| |
| |
hy tot een voorbeeld voor anderen gestraft werd.’ Wy zyn hier vry wat met stilzwygen voorbygegaan; men had de wreedheid nog gehad, het kind geheel alleen te laten, zonder enig gezelschap, zonder enige hulp, en bragt hem alleen door een klein deurtje daaglyks den bepaalden voorraad van spys en drank; zonder tranen kan men de beschryving van zynen akeligen toestand in dat tydperk gewis niet lezen; hy moest, om zo te spreken, in den drek vergaan; en, uit vrees, dat de jonge gevangene eens onverwacht onzichtbaar worden mogt, liet men hem zelfs des nachts zyne rust niet. Dan wy konden alles niet aanstippen, en wilden onzen Lezer gaarne verschonen van al dat yslyke. Ten slotte moeten wy 'er dit nog byvoegen:
‘Gebrek aan bezigheid, de ongezonde lucht, de morsigheid, waarin de jonge capet, verscheidene maanden achtereen, verkeerde, hadden zyn bloed geheelenal bedorven. Scherpe en kwaadaartige vochten hadden byna alle de deelen van zyn lichaam aangestoken. De neerslachtigheid kon men op zyn bleek en vermagerd aangezicht lezen. Hy bleef altoos op zyn bed liggen, in ene volslagene en treurige onverschilligheid. Men verzocht, na die omwending van zaken, de beroemdste Geneesmeesters wel om het kind te komen zien, en te genezen: maar alle hunne bezoeken en pogingen waren te vergeefs. Dat onschuldige slachtoffer van de ondeugden van zynen tyd stierf toen hy in zyn tiende jaar was. Veel gelukkiger, zal iemand zeggen, zou dit kind geweest zyn, zo het nooit het daglicht had aanschouwd, of althans zo het verre van een troon, welke van misdaden en afgronden omringd was, gebooren ware geworden.’
Het Derde Deeltje bevat, na de vry uitvoerige Levensbeschryving van den jongen aemilius, dertig prysenswaardige voorbeelden van waare ouderliefde, van liefde tot de letteroefeningen, en van schranderheid en moed; als een Aanhangsel; alsmede: Ene opgaaf van enige zeer voornaame Schryvers en Kunstenaars, welke zich, van hunne eerste jeugd af, in de konsten en wetenschappen byzonder onderscheiden hebben. En alles wordt besloten met: Ene Geschiedenis van Kinderen in een Bosch; wederom ene zeer treurige geschiedenis, van dat soort als ons voor kinderen wel het allerminst behagen. |
|