Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijS. Hahnemann, Medic. Doct. Onderricht omtrent de Venerische Ziekten, benevens ene nieuwe Kwikzilverbereiding. Uit het Hoogduitsch vertaald door R. van Loenen, Medic. Doct. en Vroedmeester. Te Deventer, by L.A. Karssenberg en J.H. de Lange, 1801. In gr. 8vo. met de Voorrede 424 bl.Niettegenstaande 'er van tyd tot tyd zo veele verschillende Werken, over de Venerische Ziekten, in allerlei taalen en formaaten, worden uitgegeeven, dat men eerder derzelver vermindering, dan vermeerdering zou mogen verlangen, en dus ook over deeze stoffen in 't Nederduitsch veel wordt vertaald, 't geen beter onvertaald ware gebleeven, zo willen wy zulks geenzins op den arbeid van den in zo veele opzichten verdienstelyken hahnemann toepassen, wiens zeer naauwkeurige aanmerkingen en waarneemingen, aangaande de verschillende toevallen en verschynzelen deezer verschrikkelyke plaagen, alle aandagt verdienen; waarom wy den naauwkeurigen Vertaaler dank verschuldigd zyn voor de moeite in deezen besteed. Van het Werk zelve zullen wy hier verder niets zeggen; als zynde, zo uit hoofde van deszelfs schikking, als van wege het onderwerp, bezwaarlyk voor een uittrekzel vatbaar. Alleen mogen wy niet voorby, aan te merken, dat de Schryver, uit eene te groote liefde voor zyn eigen werk, den Mercurius Solubilis, onzes oordeels, al te veel boven de andere Kwikpraeparaten verheft: menigmaalen heeft men immers, onder anderen, ook al het gewoon gebrek der meeste Kwikpraeparaten, en zelfs mogelyk meer in dit, dan wel in zommige andere bereidzelen, gevonden, van de ziekte in schyn spoedig te geneezen, doch dezelve, door niet lang genoeg met de geneesmiddelen aan te houden, eerlang met verdubbelde woede te doen wederkomen. Ook schynt de Schryver te zeer bevreesd te zyn voor de scherpte, die uit de vereeniging van het Salpeter, en van het Zoutzuur, met de Kwik, zoude | |
[p. 523] | |
ontstaan. Deeze is immers gemakkelyk onschadelyk te maaken, door die Zouten genoegzaam te verdunnen; in welk geval de Sublimaat zelfs veilig, en met volkomen goed gevolg, kan worden voorgeschreeven, al heeft de kwaal haare zitplaats in de edelste ingewanden gevestigd: gelyk onder anderen kan blyken, uit de merkwaardige geneezing eener Venerische Longeteering, door dat middel, in 't Practisch Journal van hufeland te vinden(*). Ons nu verder alleen tot de Voorreden des Vertaalers willende bepaalen, merken wy aan, dat door hem, bl. XXVIII enz., is medegedeeld de laatere bereiding van den Merc. Solubilis, door den Heer hahnemann beschreeven in zyne Uebersetzung von cullen, Mat. Med.; by welke de Vertaaler de volgende aanmerking voegt: ‘Volgens de proeven van göttling schynt de koude by de oplossing van het Kwikzilver in het Salpeter zo noodzaakelyk niet te zyn als hahnemann zich voorstelt. In het Jaar 1794 heeft göttling dit reeds daar uit getragt te bewyzen, dat hy even veel Salpeterlucht kreeg, uit de oplossing, welke in de koude, en welke in de warmte was gemaakt. Ook heeft hufeland den Mercurius Solubilis, welke göttling in de warmte gemaakt had, even werkzaam bevonden, als de koud bereide oplosbaare Kwik. Laatere proefneemingen, hierover opzettelyk door göttling in het werk gesteld, hebben hem in zyn gevoelen versterkt, doch tevens ook aangetoond, dat 'er eenig onderscheid plaats heeft tusschen de Kwik, die op het laatst wordt nedergeploft, en welke witagtig is, en die, welke het eerst met eene zwarte kleur wordt nedergeploft, en te gelyk, tusschen het witagtig nederplofzel uit de warme, en uit de koude oplossing: en hierom raadt hy, om niet voort te gaan met het praecipiteren, als de witte wolken zich onder de nederploffing vertoonen. Zie j.f.a. göttlings Chemische Bemerkungen über das Phosphorsaure Quecksilber und Hrn D. hahnemanns schwarzen Quecksilberkalk. Jena 1795.’ Door nu deeze bereiding te gebruiken, in plaats van de veel omslagtigere van den Heer hahnemann, zou men de bewerking van den Mercurius Solubilis merkelyk eenvoudiger kunnen maaken: terwyl ook in een geneesmiddel, 't geen in zulke | |
[p. 524] | |
kleine doses wordt voorgeschreeven, de vrees voor de geringe hoeveelheid van lood enz., welke in de gewoone zuivere Kwik zou kunnen aanweezig zyn, op geen genoegzaamen grond schynt te steunen; en dus ook de kostbaare en omslagtige revificatie van de Kwik, uit het Sublimaat, veilig schynt achtergelaaten te kunnen worden. Voorts kunnen wy niet nalaaten aan te tekenen, dat de Schryver verscheidene voorbeelden heeft medegedeeld, van het goed gevolg, waarmede hy de beschreevene Kwikbereiding in verschillende gevallen heeft toegediend, die de aandagt van deskundigen verdienen. Ten besluite achten wy het niet ongepast, hier mede te deelen eene door den Vertaaler in dit Werk geplaatste Waarneeming van den Hoogleeraar thomassen a thuessink, aangaande het gebruik van het Salpeterzuur in de Venerische ongemakken, die genoegzaam bewyst, dat dit middel in deeze hardnekkige kwaalen niet voldoende is; terwyl zy teffens het nut van den Mercurius Solubilis bevestigt. ‘By eene Vrouw, (dus schryft de Hoogleeraar, bl. XLV,) die verscheiden jaaren Veneriek was geweest, en nu over gonorrhoea en ulcera labii pudendi klaagde, wilde ik eens zien, wat het Acidum Nitri, zo als gy weet, onlangs in Engeland aangepreezen, zoude uitvoeren. In het begin gaf ik hier van eene drachma in een pond Aqua Hordei, alle dag te gebruiken; dit veroorzaakte haar geen ongemak, en de uitvloeijing en zweeren scheenen eerst te geneezen. Zy gebruikte van den 26 Febr. tot den 14 Maart drie oncen en zes drachmen, zonder dat zy in den mond, of ergens anders, daar van eenig ongemak gevoelde. Dan toen zy drie drachmen daags gebruikte, wierd zy weder erger; en toen zy zeven oncen en twee drachmen gebruikt had, vond ik de proef genoeg beslissende, om te besluiten, dat het Acidum Nitri wel verzacht, maar niet geneest. Ik gaf toen een half grein Mercur. Solub. Hahnem. tweemaal 's daags, alle dag met een half grein te vermeerderen; na het gebruik van twaalf poeders, begon de mercuriaalkoorts; dit was de 30 Maart. Ik liet toen met de poeders uitscheiden, en het Decoctum Lignorum, 't welk ik tevens had voorgeschreeven, door gebruiken; en op den 13 April was zy hersteld.’ |
|