Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerandwoording van Mr. A.H. Metelerkamp, oudste Oud-Ouderling te Gouda; enz. enz. Te Rotterdam, by N. Cornel, 1801. In gr. 8vo. 187 bl.Toen wy onlangs gewag maakten van gerezene geschillen in de Gereformeerde Gemeente van Gouda, namen wy de vryheid, om ons gevoelen te kennen te geeven, dat men, door toegeevendheid van weerskanten, de ontstaane scheur moest trachten te heelen, en dat beide partyen, tot dat einde, de voornaame pointen in verschil aan het oordeel van onpartydige vreederechters, tot beslissing en afdoening, moesten overgeeven(*). Wy herhaalen dit nogmaals, nadat wy dit nader geschryf van Mr. a.h. metelerkamp hebben geleezen: 't geen ons ook heeft bevestigd in ons gevoelen, dat het denzelven waarlyk niet geraaden is, zich langer in dezen stryd te mengen. De man is zelf overtuigd, dat de taal, hier en daar door hem gebezigd, voor zyne tegenparty, wat hard zal te verduuwen zyn. Op deze wys wordt de verbittering nog al grooter. 't Geen hy zegt, van daartoe gegeeven aanleiding, door tegen en van hem gebezigde gezegden, | |
[p. 521] | |
geeft, dunkt ons, weinig verschooning. Hy spreekt van eene verbitterdheid, op die manier, als een Christen, naar zyne gedachten, verbitterd, of liever in yvervuur ontstoken mag weezen, en wil hier de oude vaderlandsche spreekwoorden, harde en knoestige kwasten hebben scherpe bylen noodig, en yzer moet met yzer bewerkt worden, toegepast hebben. Maar 't werken met yzer tegen yzer is waarlyk in den geest van het Christendom niet; en scherpe bylen zyn, in alle gevallen, aan iedereen niet wel toevertrouwd. Stellen wy eens, dat de tegenwoordige Kerkeraad van Gouda, en wel byzonder de thans aldaar dienst doende Predikanten, kwalyk gehandeld hebben, en dat 'er, overeenkomstig het verlangen van het grootste deel der Gemeente, eenige verandering dient te komen, omtrent de drie voornaame hoofdpointen, waarover Mr. metelerkamp zich te voren heeft bezwaard, en nu nog veel meer klachtig valt: is het dan nu evenwel te verwachten, dat de zaaken, door zoodanig gehak met scherpe bylen, in orde zullen komen? Behalven het ophaalen van veele oude dingen, by gelegenheid en ten gevolge der omwenteling van 't Bestuur, in 1787, voorgevallen, waarin niemand buiten Gouda eenig belang heeft, en die mogelyk best aan eene altoosduurende vergetelheid zouden overgegeeven geweest zyn, en menigvuldige vergelykingen van 't gebeurde in 1787 en 1795, alles tot opheldering en goedmaaking van 's Mans vorig geschryf, vindt men, in deze Verantwoording van den oudsten Oud-Ouderling der Gemeente, (voorheen ook Schepen, Bailluw en Burgemeester der Stad,) eene nadere, en zeer sterke openbaare beschuldiging der Leeraaren, die betrekking heeft op de waarneeming van hun ambt. Byzonderheden worden niet genoemd; maar men zou zeggen, dat 'er vry wat aan hapert, als wy, bl. 157, leezen: ‘Begeeren intusschen de Leeraren nu verdere opening omtrent myne bezwaren; - de manier en wyze staat ter hunner keuze, het zy in het byzonder, het zy op zodanigen voet, als zy zelve zullen verkiezen, al ware het in opentlyken druk; - Geen Woord van den Kerkenraad is daar toe nodig, maar een enkeld woord van hun; - doch de gevolgen zyn voor hunne rekening.’ Vooral niet in druk, Broeder metelerkamp! Als men elkanderen eens bedaard gehoord, en wederge- | |
[p. 522] | |
hoord heeft, zal alles mogelyk op misverstand, en misduiding van gebeurde zaaken en gezegden, uitkomen. Maar men moest dan ook, aan de andere zyde, als men merkt te ver gegaan te zyn, edelmoedig terug komen, en zeggen: Broeder, 't is my leed. |
|