wekt kan worden, dat myn hart daarby hoop en vrees bespeurt? Of blyft myn hart, by zyne Godsdienstoefeningen, in volle rust, de stelling moge waar of valsch zyn, verlies ik in het eene geval, in myn daadelyk Christendom, even zoo weinig, als in het andere?’
De gronden, waarop de Schryver zyne overtuiging van de waarheid der eerstgenoemde stelling bouwt, en, met veel aandrang, by elk aanneemelyk tracht te maaken, zyn de aandachtige overweeging van hun, die over dit stuk nog meer inlichting begeeren, waardig. Sommige verdienen zulks by uitneemendheid; als b.v. die ontleend zyn uit den eerbied en eerdienst, die, in de Leer van Jesus en de Apostelen zelven, jegens den Persoon des eeuwig gezegenden Verlossers zyn gevorderd. De Schryver heeft evenwel daaromtrent niets nieuws gezegd. Wy erinneren ons, al 't geen hier meest kan in aanmerking komen, elders, ook in Vaderlandsche Schriften, niet minder overreedend behandeld gevonden te hebben.
't Geen den Schryver alleen eigen is, rust, onzes oordeels, meestal op losse onderstellingen. 't Grootste deel van zyn betoog brengt ons, zo 't anders grond genoeg heeft, alleen tot dit besluit: Gelooven wy vast, Christus onze Verlosser is waarlyk God, dan hebben wy meer beweegredenen, dan wy anders ontdekken, om God lief te hebben boven alles, en alle zyne geboden, met dankbaare blydschap, te onderhouden. - Geene hem eigene redenen, tot bevestiging van het gestelde, brengen ons zoo ver, dat wy het ter goede trouwe daarvoor kunnen houden: 'Er kan geen waare Christelyke, Gode welgevallige deugd bestaan, zonder dat wy vastelyk gelooven, Christus onze Verlosser is God.
En dat zelfde oordeel kunnen wy niet nalaaten te vellen over de Overdenkingen, die de Vertaaler 'er ten slotte, op 30 bladzz., heeft bygevoegd, over den invloed der Godheid van Christus, op de openbaare Godsdienstoefening, op den Doop, en op de regte viering van het Avondmaal des Heeren.
Die te veel bewyst, bewyst niets. De Schryver zegt, bl. 6. ‘Wanneer ik Jesus God noem, of van zyne Godheid spreek, zoo moet zulks telkens in dien volstrektsten zin, waarin het de waare Christen Kerk