werk laat dienen, deze zwaarigheid: ‘Maar is het werkjen niet wat dik? Wy zien 'er haast tegen aan, om 'er in te leeren.’ Het antwoord is: ‘Hierop moet ik u antwoorden; vooreerst, dat ik myn best gedaan heb, om het zo kort te maaken als ik kon; maar dat ik het niet wel korter heb kunnen krygen, als het zo veel zaaken zoude bevatten, en die eenigzins aanëengeschakeld, en dus te verstaanbaarer, aangenaamer en nuttiger voordraagen; ten tweeden, dat het zich daardoor juist te gemaklyker zal laaten leeren; ten derden, dat ik nog wel met U te vreede zal zyn, al is het dat Gyl. het niet geheel woordlyk van buiten kunt opzeggen, indien Gyl. 'er maar zó veel in leert, dat Gy het van vooren tot achteren behoorlyk verstaat, het overpraaten en van iedere zaak by gelegenheid gebruik maaken tot uw nut in den tyd en in eeuwigheid, en; ten vierden, dat wat den Prys aangaat, de Drukker die zeer goedkoop gesteld heeft; ook hoop ik dat meervermogende Godsdienstvrienden, het aan Minvermogenden als een presentje zullen schenken.’ Wien het aan alle betere hulpmiddelen tot Godsdienstig onderricht geheel ontbreekt, den zoodanigen zou men, met zoodanig geschenk, nog al kunnen gelukwenschen.
Ten bewyze, dat de Schryver het niet geheel ten onrechte een nieuwmodisch Vraagboek noemt, willen wy hier nog, met verkorting, twee antwoorden, uit de eerste Zamenspraak, over ingeslopene druksouten, plaatzen. De Jongeling vraagt: ‘Hebt gy ons ook nog iets vooraf te herinneren?’ Het antwoord van den Schryver is: ‘Ja ... maar dat ik wel wenschte, niet noodig te zyn, 'er zyn eenige drukfouten in het Werkje gekomen, welke ik U vriendlyk verzoek dus te verbeteren: Achter het allerëerste antwoord, dat vraagender wyze gesteld is, wou ik wel dat Gyl. zulk een vraagtekentje, met eenige stipjes (?...) zettet; dit vraagtekentje geeft te kennen dat de Leerling vraagende antwoord; en de stipjes dat hy meer zou zeggen, maar dat de Onderwyzer 'er met de tweede vraag wat schielyk op invalt,’ enz. Daarop gaat de Jongeling voort: ‘Zyn 'er meer drukfouten te verbeteren?’ De Schryver: Ja; en nu volgt een reeks van drukfeilen. De Schryver zegt ten slotte: ‘De overige, waar eens eene letter 't onderst boven, of eens eene s voor eene f, of een b in de plaats van een h staat, verwacht ik, dat Gyl. zelve heel wel zult kunnen verbeteren.’ Sed ohe! jam satis est.