Staatkunde. Vooral hebben zich veelen in ons Vaderland, deezer dagen, met de laatste bemoeid, en ook dezulken, welken het zeer slecht stond, zich aan te matigen het schryven over, en 't beoordeelen van, burgerlyke rechten, staatsregeling, en daar aanhorige gewigtige stukken.
Te bejammeren zoude het zyn, indien deeze ligtvaardigheid zovert' doordronge, dat ook by anders kundige mannen daardoor de beöeffening van 't Burgerlyk Recht lyden moest; zo dat men wenschen mag, dat, onder andere goede inrichtingen, ook hier te lande, vooral in deezen tyd, naar 't voorbeeld van sommige buitenlandsche Academien, gezorgd worde voor een opzettelyk onderwys in de beginzelen van 't Burgerlyk Recht.
In deeze hoop, en te midden van het groot aantal Schryvers over publieke zaaken, waagt ook de Hoogleeraar kemper, een onderwerp, daarmede eenigzins in verband staande, te behandelen, in zyne Academische Redevoering, waarvan de Inleiding het bovengemelde hoofdzaaklyk bevat, en van welker inhoud wy onzen Lezeren een beknopt verslag zullen geeven.
Ter aanpryzing van de zorge des Burgerlyken Bestuurs voor het bevorderen van Geleerdheid, bewyst de Hoogleeraar kemper, in het eerste deel der Redevoering, de noodzaaklykheid der beschaafdheid eenes Volks, en inzonderheid der verlichting ten aanzien van deszelfs rechten en pligten; en geeft een fraai verslag, hoe, by de menschen in maatschappy vereenigd, de beschaving, eerst door de Dichters ontgonnen, allengskens door den invloed der beöeffende Letterkunde en Wetenschappen voltooid is geworden. Hieruit volgt, hoe dwaas het zy, de geleerdheid en beschaafdheid van elkander te willen scheiden, de Geleerden te verachten, en, in plaats van de oude Schryvers te beöeffenen, zich alleen met Vertaalingen te vergenoegen. Met toepassing op de Rechtsgeleerdheid, wordt, voor dezulken, die naar deeze armhartige denkwyze te werk gaan, haare beöeffening wel gemaklyker, maar te gelyk ook nietsbetekenende. Op die wyze toch kan men met de vertooning van schynbaare geleerdheid wel schitteren, maar nimmer den naam, van in eene wetenschap doorkneed te zyn, verdienen. In weerwil, echter, van het verband tusschen de Volksbeschaaving en de Geleerdheid, zyn dezelve in aart verschillende, en is de laatste slechts de