gende: (1) Laat 'er van komen wat het wil. (2) Klinkende munt is het beste. (3) Morgen ochtend moet ik gaan. (4) Ik ben toch nieuwsgierig. (5) Ik ga uit van daag. (6) Ik had gehoopt geld te ontfangen. (7) Wees maar niet ongerust. (8) Het wordt slecht weêr. (9) Het wordt tyd om te gaan slaapen. (10) Ik hoop van ja. (11) Ga recht door zee. (12) Ik wenschte dat het gedaan ware. De Schryver brengt zamenhang tusschen deze twaalf denkbeelden, en levert ons een aaneengeschakeld verhaal. Het wordt ene liefdesgeschiedenis. Een oud medevryer, die veel geld, en daardoor de ouders van het meisje op zyne hand heeft, maakt de gelieven enige moeijelykheid; dan toch niet lang, want in een dag of drie wordt alles geschikt; en de Roman eindigt, gelyk dat betamelyk is, met het huwlyk der jonge lieden. Wy hebben genen lust om het hoosdbeloop der geschiedenis op te geven: het verhaal komt ons voor langwylig te zyn, en niet zeer belangryk; en na gezegd te hebben, dat de Boerenschouten over het algemeen niet in den besten reuk zyn
by onzen Schryver, en dat hy hoopt, dat het Volk, by de aanstaande verkiezing der Gemeentebestuuren, de braaven moge kennen en verkiezen, en de kwaaden weeren, met welken wensch wy ons verenigen, zo bepalen wy ons eenvoudig tot de mededeling van de volgende regels uit het beminlyke kerssenbriefje, (zo noemt het de Schryver) dat in deze toevallige Roman toevallig onze aandacht trok:
De eerste vrucht is 't van het boomtje:
'k Dacht, toen ik het bloeijen zag:
'k Zal nu van ons eigen boomtje
Kersjes plukken voor myn Pie.
'k Zag het bloemtje ras verwelken,
Zag daarna een' groenen knop,
Toen een' witten, toen een' geelen,
Toen een roode lekkre kers.
'k Voelde die toen alle dagen,
Tot zy door en door was ryp,
'k Plukte en leide ze in dit doosje
De Schryver houdt zich thands onledig met het opstellen van iets anders, hetwelk hy, zo dit werkje (gelyk enige andere kleinere van hem) byval verkrygt, binnen korten tyd hoopt in het licht te geven.