| |
| |
| |
Twee Gevangenen tegen de aanklagt van Mr. Reinier Willem Tadama, Procureur der Gemeente van Amsterdam, hen beschuldigende van het vervalschen of doen vervalschen van drie Recepissen; verdeedigd door Mr. H. Calkoen, Advocaat enz. Te Amsterdam, by de Wed. J. Dóll, 1801. In gr. 8vo. 168 bl.
Rechtsgeleerd Advys, in de zaaken van Mr. R.W. Tadama, Procureur der Gemeente te Amsterdam, Eischer R.O. tegen Heyman Salomon Levy en Heyman Moses Levy van Maarssen, doch thans alhier gedetineerdens; over het misdaadig vervalscht hebben, of hebben doen vervalschen, van drie Recepissen, uit de Geldheffing van 12 April 1800. In het Committe van Justitie te Amsterdam, den 26 Maart 1801. uitgebragt, door Mr. B.A. van Houten, Lid van hetzelve Committé. Te Amsterdam, by H. Gartman, 1801. In gr. 8vo. 304 bl.
De zaak der beleedigde Gerechtigheid voldongen voor de Vierschaar van het kundig en onzydig Publiek, of Mr. H. Calkoen's Verdeediging der twee Gevangenen, enz. ter toetse gebragt door Mr. Albertus Joachim Deiman, Practiseerend Advocaat te Amsterdam. Te Amsterdam, by H. Gartman, 1801. In gr. 8vo. 352 bl.
Heyman salomon levy, oud 27, en heyman moses levy, oud 21 jaaren, beiden gebooren en woonachtig te Maarssen, werden op den 31 van Wynmaand des voorleden jaars te Amsterdam in de gevangenisse gebragt, door het volgend voorval. Gemelde persoonen, beiden van de Joodsche Natie, hadden zich, dien morgen om 10 uuren, ten Comptoire van de Kooplieden engelberts en roelofs vervoegd, woonende op den Cingel, over de Appelmarkt. Zy hadden aan dezelven eenige Recepissen ter verkoop aangeboden, spruitende uit de Geldheffing van 19 April 1800, rentende drie ten honderd in het jaar, en staande ten Comptoire Amsterdam. Die koop was tot 43¾ pCto geslooten; doch by het overneemen van gemelde Recepissen, van welke men zekeren wole als naastvoorgaande verkooper opgaf, meende bernard roelofs uit het verschil van inkt in de agterste schryf- en cyfferletters van drie Recepissen, te ontdekken, dat laatstgemelde vervalscht waren. Hy gaf dit aan de Jooden daadelyk te kennen; stelde hen voor, om met hem naar het Comptoir van den Ontvanger hooft te gaan, om gemelde Recepissen te laaten nazien; doch dezelven gaven daarop ten andwoord, dat
| |
| |
zy daartoe geene reden vonden, en dat zy wel een briefjen wilden tekenen, van wien zy dezelven ontvangen hadden. Eene herhaaling van het gedaane voorstel, van de zyde van roelofs, bragt te wege, dat gemelde Jooden met hem de deur uitgingen, hebbende alle de Recepissen weder terug ontvangen; waarna echter heyman salomon levy, op straat gekomen zynde, verklaarde, geen tyd te hebben, om naar het Lands Comptoir te gaan, nadien de Fourgon reeds op hen wachtte: eene verklaaring, die b. roelofs zeide niet te kunnen begrypen, vermids hen de tyd niet ontbrak om geld te tellen, en het Gemeene Lands Comptoir zeer naby was.
Schoorvoetende, en telkens eenen anderen weg willende inslaan, gingen dan eindelyk gemelde Jooden, met den Burger roelofs, naar 's Lands Comptoir. Zyne bedreiging, dat hy een zogenaamd rouach, of maaling, op straat zoude maaken, dat is eenige menschen om hen doen verzamelen, indien zy niet met hem mede gingen, verpligtte hen, om hem tot op het gemeld Comptoir te vergezellen; ofschoon hy, door hunne geduurige poogingen om te ontvluchten, geenszins den kortsten weg, maar van zyn Comptoir, door de Heysteeg, langs de Boommarkt, door de Rozemarynsteeg en oude Spiegelstraat, naar 's Lands Comptoir had moeten gaan; doch zo dra waren zy niet aldaar gekomen, of zy gaven hem alle de Recepissen, zo echte als valsche, in handen, en liepen schielyk weg. Het geroep van den geleider, die hen: houd den dief! valsche Recepissen! nariep, deed echter een onbekend persoon heyman salomon levy tegenhouden; zodanig, dat door behulp van deeze en andere lieden, op dat geroep toegeschooten, gemelde heyman salomon levy aan 's Lands Comptoir werdt terug gebragt, alwaar ook heyman moses levy terug kwam, zonder dat hy roelofs konde bepaalen, of laatstgenoemde mede was aangehouden geworden, dan wel uit eigen wille terug gekomen.
Het onderzoek der Recepissen, door den Ontvanger hooft, gedaan zynde, bleek zeer duidelyk, dat drie van dezelven, door hem, voor vervalscht gehouden wierden. Op de vraag, van wien gemelde Jooden die Recepissen gekogt hadden, werdt nu door hen een geheel andere naam, dan die van wolf, opgegeeven; het welk door roelofs opgemerkt zynde, door heyman salomon levy werdt beandwoord, met eene verklaaring, dat wolf, in het voorgaande jaar, hun Compagnon was geweest. En op de aanmerking, dat het voor een Koopman alzins noodzaakelyk was, dat dezelve, by het koopen van Recepissen, niet alleen de Nos. optekende, maar tevens, van wien de Recepissen wierden ingekogt; zeide gemelde heyman salomon levy, dat zy zulks nimmer deeden, maar dat zy rondreisden, en de Recepissen hier en daar kogten.
| |
| |
Deeze verklaaring, gevoegd by al het verdachte, dat reeds in dit eenvoudig verhaal, ten nadeele van de beide Jooden, zichtbaar is, leverde derhalven eene genoegzaame reden op, om beiden naar de gevangenisse over te brengen. Zy schynen aldaar reeds dienzelfden dag verhoord te zyn; en het onderzoek van den Procureur der Gemeente, Mr. reinier willem tadama, in dat, en in de volgende verbooren, is zodanig ten hunnen nadeele uitgevallen, dat hy hen, als Vervalschers der drie Recepissen, aan het Committé van Justitie te Amsterdam heeft aangeklaagd; als blykende hem volkomen, dat zy de by hen gevondene Recepissen, geenszins van een Boer, of van een Zaandammer, gekogt hebben; zo als zy, elkander echter telkens tegenspreekende, verklaaren; maar dezelven van barend izaac cohen hebben gekogt, die dezelven van pieter van geelen gekogt had, en die ook onvervalscht had ontvangen, en aan hen overgegeeven; komende de verklaaringen, en de daarvoor betaalde prys, daarmede volmaaktelyk overeen.
Deeze beschuldiging, aan de zyde van den Procureur der Gemeente, door alle de omstandigheden en ingewonnen getuigenissen beweezen zynde, uitgezonderd door de Confessie van de beide Gevangenen; daar dezelven in tegendeel styf en sterk bleeven ontkennen, dat zy die Recepissen van genoemden barend izaac cohen gekogt hadden, alsmede dat zy die vervalscht zouden hebben; zo moest nu het Reglement van 10 October 1798, by hem Procureur en het Committé van Justitie, in aanmerking komen. Voorheen verzogten de Hoofd-officieren, in zodanige gevallen, dat de Gevangenen in hunne handen mogten gesteld worden, om, door pyn van geesselslagen, tot bekendtenisse der waarheid gebragt te worden; doch, na het afschaffen van de Pynbank, is dit zodanig veranderd, dat aan dusdanige Gevangenen, in dat geval, een Advocaat wordt toegevoegd, om hen te verdeedigen. Dit, derhalven, werdt ook, in gevolge Art. 8 van gemeld Reglement, door het Committé van Justitie te Amsterdam gedaan; en dit heeft den Advocaat h. calkoen gelegenheid gegeeven, om de zaak van gemelde heyman salomon levy en heyman moses levy op zich te neemen, en het Committé van Justitie te Amsterdam de Memorie te doen toekomen, welke hy vervolgens, onder den tytel van twee Gevangenen tegen de aanklagte van Mr. reinier willem tadama verdeedigd, heeft in het licht doen treeden: zynde het eerste Stuk, welks geheele tytel aan het hoofd van deeze beoordeeling geplaatst is.
In alles, wat, geduurende de laatstverloopene zes jaaren, in ons Vaderland is voorgevallen, zal men denkelyk geen voorbeeld meer aantreffen van zulk eene verandering, als in dit geval plaatse heeft. Immers hebben de Gevangenen by deeze inrichting aanmerkelyk gewonnen, daar zy, by het gemis der
| |
| |
geesselslagen, nog een voorspraak verkrygen, welke hunne zaak op zich neemt, en hen voor de rechtbank, op eene gepaste wyze, verdeedigt. Zekerlyk hebben de Rechters, na die verdeediging ingezien, en met de verhooren van de Gevangenen vergeleeken te hebben, het volkomen vermogen, om volgens hun geweeten te besluiten; doch het is, ondanks dat vermogen, alzins blykbaar, dat een Advocaat den Gevangenen veel meer te stade kan komen, dan de geesselpaal; en vooral een Advocaat als de Burger calkoen, die klaarblykelyk beweezen heeft, dat hy de zaak zyner Clienten met den meesten yver verdeedigd heeft, ja zelfs in gevallen, in welke dezelve niet te verdeedigen was; terwyl hy bovendien, zelfs na het gevelde Vonnis, niet heeft opgehouden, om zich voor deeze lieden dapper in de bresse te stellen.
De Memorie zelve is meer vloeijend dan bescheiden geschreven, en geeft hier en daar wenken, dat deszelfs Steller niet alleen zyne eigene waarde gevoelt, maar ook voor andere lieden wel wil weeten, dat hy die gevoelt. Reeds by den aanvang haalt hy eenige woorden van zich zelven, uit zyne in de daad verdienstelyke Verhandeling over het voorkomen en straffen der misdaaden aan, met byvoeging dat die Verhandeling bekroond is. Een weinig verder verklaart hy, zich in een independenten staat te bevinden; fermiteit en charakter genoeg te bezitten, om van die independentie gebruik te maaken; en opvoeding genoeg genoten te hebben, om de verdeediging van die Gevangenen, met destigheid, nadruk en ernst, aan te vangen, en ten einde te brengen, zonder intusschen aan iemand eenige billyke reden van klagten te geeven. In hoe verre nu dit woord billyk al of niet toepasselyk zoude zyn, wanneer de Procureur der Gemeente, Mr. r.w. tadama, zich over eenige uitdrukkingen, in deeze Memorie voorkomende, wilde beklaagen, zullen wy liefst niet beslisschen. Dit echter zyn wy, met zyn Tegenschryver, den Advocaat deiman, eens, dat zyne beschuldiging, dat de Procureur der Gemeente iets by zyn advys ter neder gesteld zoude hebben, 't geen niet volkomen met de waarheid overeenkomstig en beweezen was, zeer roekeloos en gehasardeerd is. Wy zwygen van de onheusche uitdrukkingen, door den Advocaat calkoen, ten opzichte van sommige Getuigen, gebezigd; en vooral tegen barend jan wymar en pieter van geelen; daar de dood van den laatsten, dien verdeediger der twee beschuldigden, zo min van eenige beleedigende gezegden heeft kunnen terug houden, als het onbesprooken gedrag van den eersten, welke man door hem, op eene
zeer onvriendelyke wyze, voor een onbeleefden, partydigen en norschen wordt te boek gesteld. - Voor het overige is deeze Memorie in een bevalligen en inneemenden styl geschreven; osschoon dezelve geen kragt van overtuiging
| |
| |
genoeg sebynt bezeten te hebben, om de Amsterdamsche Rechters, omtrend deeze gevangene Jooden, zoo te doen denken, als de Advocaat calkoen beweert, dat by over hen denkt.
Het tweede Stuk is een Rechtsgeleerd Advys van Mr. b.a. van houten, Lid van het Committé van Justitie te Amsterdam, door hem in gemeld Committé uitgebragt, op den 26 van Lentemaand 1801, wanneer over de zaak van de gevangene heyman salomon levy en heyman moses levy geoordeeld zoude worden. De uitgebreidheid en bondigheid van dit Advys toont genoeg, dat de Amsterdamsche Rechtbank geenszins overhaast te werk gaat; het welk men nog zekerder schynt te mogen gelooven, wanneer men onderstellen mag, zo als men ons verzekert vry te mogen doen, dat ook andere Leden uitgebreid over deeze zaak geadvyseerd hebben. En dat zulks zeker heeft plaats gehad, is blykbaar uit het op dien dag gevelde Vonnis, over beide Gevangenen; zynde: dat dezelven op het Schavot, voor het Huis der Gemeente op te richten, wel strengelyk zullen worden gegeesseld en gebrandmerkt, voor zes jaaren geconfineerd in het Rasphuis, en voor twaalf jaaren gebannen uit het voormaalig Gewest van Holland; daar toch de Burger van houten alleen tot eene geesseling, zonder brandmerk, een confinement van zes jaaren in het nieuwe Werkhuis, en een altoosduurend bannissement, uit het voormaalig Gewest Holland, heeft geadvyseerd.
Uit de Voorrede, voor dit Advys geplaatst, kan men opmaaken, dat de rechtskundige van houten vooral aanleiding gekreegen heeft om hetzelve mede te doen drukken, door de Memorie van den Advocaat calkoen. Op verscheidene plaatsen van dit Advys blykt ook, dat deszelfs Steller geheel anders denkt, dan de Steller dier Memorie; en doorzicht en kunde genoeg heeft, om de kronkels en plooijen, welke die Memorie aan het gedrag der Gevangenen gegeeven heeft, geheel glad te stryken, en daardoor de waarheid, geheel bloot, in het waare daglicht te stellen. Ook de byzonderheden, welken de Advocaat calkoen aan de zaak der Gevangenen verbonden heeft, noodzaakten den Burger van houten, om zyne gevoelens dienaangaande te doen blyken; zo als, by voorbeeld, over de voeging van Derdens, in het Crimineele; Reserve van Actie tegen het officie; Appél tegen de Dispositie van het Committé van Justitie, de manier van procedeeren in deezen bepaalende; Appél tegen een eventueel nadeelig vonnis tevens; stuiting van Executie, door de quasi interjectie van hetzelve by de Memorie, enz. Ook heeft hy vooral de beschuldiging van den Advocaat calkoen tegen den Procureur der Gemeente, wegens de Huisvisitatie te Maarssen, by de Ouders van de beide Gevangenen, geheel ontleed, en duidelyk genoeg getoond, dat gemelde Advocaat geheel niet ge- | |
| |
weeten heeft, hoe, en op wiens order, dezelve verricht is. Na die beschuldiging in al haar kragt voorgesteld, en de waare toedragt der zaake tevens gemeld te hebben, spreekt hy over den pligt van den Advocaat calkoen, in dat geval, op volgende wyze:
‘Hoe zeer nu al de Advocaat calkoen onbewust mogt geweest zyn van den inhoud der Brieven van den Procureur tadama, aan den Procureur Generaal van het voormalig Gewest Utrecht, zo hadt hy echter, althans ten aanzien der arrestatie van salomon levy, geen blyk in het minst, dat dezelve door den Procureur der Gemeente verlangd; ja zelfs niet, dat dezelve Hem eenigzins te imputeeren ware; - En, gelyk 't hem hadt gevoegd, zich te wachten, over de aanvraag tot Huis-visitatie, zoo hy al niet wist, dat ook deeze niet was gevorderd, in zodanige haatelyke en onbeschofte termen, in welken hy dienaangaande het zyne gezegd heeft, by het Committé van Justitie zich uit te laaten; zoo ook hadt het hem gevoegd, zich te onthouden van zulk eene onwaarachtige voordragt, wegens het arrest, insgelyks aan Hetzelve gedaan. - Was het niet al verder zyn pligt geweest, toe te zien, voor 't minst dat de Municipaliteit van Maarssen niet geinduceerd wierdt, om zulke notoire onwaarheden aan het vertegenwoordigend ligchaam voor te stellen? - Was het niet zyn pligt geweest, om de Gevangenen en quasi gevoegdens, by hun Request aan de Eerste Kamer van hetzelve, zich te doen wachten van, by de leugenachtige voorgeevens, zoo over de zaaken zelven, als over die aanschryving, te poseeren, dat dat arrest op zodanige aanschryving geschied ware?’ - Men vergelyke nu daarmede den grooten ophef, schoon in algemeene bewoordingen, van den Advocaat calkoen, te vinden in deszelfs Memorie bladz. 14 en volg.,
door welken de Procureur tadama genoegzaam als een publieke Roover wordt aangewezen. Zouden zulke uitdrukkingen, byaldien zy op onwaarheden gevestigd zyn, ook billyke reden van klagten, tegen een Verdeediger van ten minsten by hem Advocaat zelven, zeer suspecte Gevangenen, kunnen opleveren?
De Burger van houten heeft vooral getracht, om hier en daar, in zyn Advys, rechte denkbeelden te geeven, van recht te doen op Convictie, steunende op juriedieke gronden. Zyne ervaaring in dat vak kan niemand betwisten; en deeze heeft hy zeker boven den Advocaat calkoen vooruit, die, onzes inziens, hier en daar, den bal niet weinig mis slaat. Sterk is zekerlyk het volgend slot der Voorrede, voor dit rechtsgeleerd Advys geplaatst: ‘Mogt welligt die Memorie van Defensie in de handen van enkele onverlaaten gevallen, en als een aangenaam geschenk greetig ontvangen zyn, waardoor zy, of in
| |
| |
de voorneemens tot - of in de daadelyke praktyk van - zulke en dergelyke misdryven, uit aanmerking van het, in hun oog, onmogelyk gemaakte gestraft worden van de misdaad, gesterkt mogten zyn; de zodanigen zullen bereids hebben vernoomen, dat verdeedigingen van dien aart, by de Amsterdamsche Rechtbank, daartoe ten eenemaale onvermogend zyn.’ - Sterk noemen wy dit gezegde; doch ten opzichte van de zaak, en in vergelyking van het volgend Stuk, waarvan wy nu nog moeten spreeken, is het zulks niet. Jammer is het, dat in dit Advys zeer veele taal- en drukfeilen ingesloopen zyn, welke men zeker aan den haast zal moeten toeschryven, dien men gemaakt heeft, om hetzelve spoedig als een tegengif in het licht te doen treden, na dat de Memorie van den Advocaat calkoen uitgegeeven was; die door veele lieden, by eene eerste leezing, zo om deszelfs styl, als verregaande stoutheid, wierdt bewonderd.
Opzettelyk tegen laatstgemelde Memorie ingericht, is het derde Werk, welks tytel wy hier boven omstandig hebben opgegeeven; namentlyk: de zaak der beleedigde Gerechtigheid voldongen voor de Vierschaar van het kundig en onzydig Publiek; geschreeven door de bekwaame pen van den Amsterdamschen Rechtsgeleerden, Mr. albertus joachim deiman. Deeze Advocaat gaat zynen Medebroeder calkoen van stap tot stap na; en tracht het gedraaide, gewrongene, en beleedigende, in deszelfs Memorie, aan te toonen. Hier en daar, echter, vindt men, in dit stuk, al te veel bewaarheid, hetgeen in de Voorrede ook daadelyk als eene bekendtenis van den Schryver wordt opgegeeven, ‘dat dit geschrift menigvuldige blyken eener meer dan gewoone geestdrift en gevoeligheid draagt, en, over het algemeen, niet op dien minzaamen toon gestemd is, welken een bloot verschil omtrend de uitlegging, aanwending en toepassing der Wetten en Voorschriften van het Recht, en het oogmerk, om, of te overtuigen, of overtuigd te worden, onvermydelyk zouden vorderen.’ Dan, men moet daarby in aanmerking neemen, dat de Advocaat deiman een oogenblik had durven twyffelen aan de wettigheid en rechtvaardigheid van de, tegen deeze Gevangenen, ondernomene crimineele procedures. En, ofschoon het niet missen kon, of hy moest, reeds by de eerste leezing der Memorie van den Advocaat calkoen, over de animositeit, welke daarin, in het byzonder, tegen den Procureur tadama, als Eischer R.O. in deze, zoo van alömme, op de meest tastbaare wyze doorstraalt; over de blyken van verachting, waarmede hy den Burger roelofs bejeegent; over het in 't oog loopend oogmerk, om den bedienden van 's Lands Comptoir, barend jan wymar, in deszelfs goeden naam te verkorten; en, boven alles, over
de voorbeelde- | |
| |
looze haatelykheid en kwaadaartigheid der insimulatie, waardoor de nagedachtenis van wylen pieter van geelen is bezoedeld, met gevoelens van verontwaardiging vervuld worden: - ofschoon ook de baarblykelyke ongerymdheid en onwettigheid van de meeste sustenuen, redeneeringen en gevolgtrekkingen van den Advocaat calkoen, hem onvermydelyk in het oog moesten vallen, (het zyn de woorden van deiman zelven, in zyne Voorrede bl. IV en V) en hierdoor reeds het verbrooken evenwigt zyner onpartydige denkwyze niet alleenlyk ten volle wierd hersteld, maar zelfs eene tegengestelde helling verkreegen had, ontbrak het hem echter aan de noodige informatien, omtrend de byzonderheden, welke den Advocaat calkoen aanleiding gegeeven hadden, om tegen de laatstgenoemde persoonen met zoo veel drifts en bitterheids uit te vaaren, en tevens aan de Crimineele Verhooren en verdere Bewysstukken deezer Procedures, om met volkomen gronden en redenen van wetenschap over de merites deezer Verdeedigings-Memorie in allen deelen te kunnen jugeeren. En, na dat hy deeze alle bekomen, geleezen en herleezen, en rypelyk overdacht; en vervolgens de Memorie van den Advocaat calkoen andermaal in handen genomen en overwoogen had, en van de misdaadige schuld van deeze Gevangenen op de volledigste wyze was overtuigd geworden, kon hy zich niet bedwingen om uit te roepen: ‘Zyn deze Gevangenen, thans Gecondemneerden, dan nu de voorwerpen, om welken men zich niet heeft ontzien, de handelwyze van den Publieken Aanklager in deze, die niets anders gedaan heeft, dan 't geen Eed en Pligt van hem vorderden, en tevens niets heeft verzuimd van 't geen hy, ambtshalven, te doen gehouden
was, op eene onbeschaamde en roekelooze wyze, in de meest ongemesureerde bewoordingen, te inculpeeren, en het oordeel van een respectabel Col. legie van Justitie, als onwettig en onrechtvaardig, by het geëerd Publiek verdacht te maaken! De voorwerpen, waarom men zich de licentie veroorloosd heeft, om de geloofwaardigheid der authentieke Registers van 's Lands Comptoir te ondermynen, de Natie alzoo van den eenigen toetssteen van de echt- en zekerheid haarer schuldbekentenissen te berooven, en de misdaadige onderneemingen van list en bedrog uit te lokken, te faciliteeren, en aan te moedigen! De voorwerpen, waaröm braave en welgezeten Poorters van deze Stad, door de haatelykste insimulatien, met verachting bejeegend, en door gewaagde beschuldigingen ten toon zyn gesteld! De voorwerpen, waaröm de rechten der Menschheid verkragt, en de assche der dooden ontheiligd zyn geworden! De voorwerpen ten gevalle van welken de Hoogste Vergaderingen van Wetgeeving en Justitie, in hunne gewigtige
| |
| |
deliberatien en veelvuldige werkzaamheden, by herhaaling, gestoord, en met verzoeken worden geimportuneerd, om een inbreuk op vastgestelde wetten toe te staan, en de Crimineele rechtspleeging nog moeilyker, nog meer onzeker en omslagtiger te maaken, als zy thans, inzonderheid zedert de afschaffing der Pynbank, reeds is, en geworden is! De voorwerpen, eindelyk, met welker verdeediging men voorgeeft de Godheid te dienen!’
De Advocaat deiman behandelt zyn Collega calkoen, dit geheele geschrift door, als zeer partydig zynde, ten opzichte van den Procureur der Gemeente, Mr. r.w. tadama; en eindigt hetzelve met de volgende aanmerkelyke gezegden: ‘Van waar die personeele haatelykheid? dat opzet, om eenen man, die als mensch en burger op algemeene achting een billyke aanspraak heeft, en in wien de Crimineele Justitie eenen kundigen en volyverigen voorstander en handhaver, eenen waardigen opvolger van Mr. maurits cornelis van hall, beschouwt en wedergevonden heeft, zoo moogelyk, in deszelfs crediet en onontbeerlyk gezag te verkorten, en deszelfs verdiensten by het Publiek, op eene slinksche wyze, verdacht te maaken?
Laat ons ook, op het voetspoor van den Advocaat calkoen, rondelyk spreeken, zoo als het by ons ligt, en Complimenten ter zyde stellende, zonder bewimpeling betuigen, dat wy het daarvoor vermeenen te moeten houden, dat die haatelykheid en dat opzet hunnen oorsprong hebben in politieke onverdraagzaamheid, welke deze geleegenheid heeft gearripieerd, om haare gal uit te braaken, en zich aan de Persoon genoegdoening te verschaffen wegens de onaangenaame gewaarwordingen, welken de Titulatuur van procureur der gemeente, en de daarmede in verwandschap staande herinnering van gebeurde zaaken, - in het hart van den Steller der getoetste Memorie hebben kunnen te weeg brengen.’
Zodanig heeft men moeten besluiten over eene Memorie, die zeer veel had kunnen uitwerken, indien dezelve op eene bescheidene wyze was ingericht; ofschoon dezelve daarom echter by den Rechter misschien geen' meerderen ingang zoude gevonden hebben. Doch het partydige en onbescheidene verdient overal afkeuring, en vooral in zaaken van Justitie. Welk een gevolg deeze zaak hebben zal, weet men niet; en wy willen vooral de oordeelen van de hoogste magt in ons Vaderland geenszins vooruit loopen. Dan, wy hebben nu de verdeediging van de Gevangenen, derzelver wederlegging, en het oordeel van een der Rechters, geleezen; wy zouden dus geheel veilig een besluit kunnen vormen, maar dit zoude zekerlyk mede ten nadeele van heyman salomen levy en heyman moses levy uitloopen; doch dit valt geheel buiten ons
| |
| |
ontwerp: genoeg is het, onze Leezers te berichten, dat, zo in het Advys van den Burger van houten, als in de Verdeediging van den Burger deiman, genoegzaam zeker blykt, dat een dier beide Gevangenen, de Recepissen van 6, 8 en 9 guldens, door het byvoegen van nullen en schryfletters, tot die van 600, 800 en 900 guldens verheven heeft; zo dat zy voor ƒ 23-:-:, na de vervalsching, ƒ 2300-:-: meenden te kunnen ontvangen; - dat beiden van die vervalsching geweeten, en van dezelve gebruik hebben willen maaken, om die vervalschte papieren tot hun eigen voordeel te doen dienen; en derhalven wezenlyk schuldig zyn aan de misdaad, hen, door den Procureur der Gemeente van Amsterdam, ten laste gelegd.
Maar nu is de vraag: De Advocaat calkoen konde eens volledig, en den rechten voldoende, betoogen, dat, als één van de beide Gevangenen alleen schuldig was aan de misdaad hen ten laste gelegd, alsdan geen van hen beiden, als zy bleeven ontkennen, gestraft zoude kunnen worden: zou deeze leer dan niet de vreesselykste uitzichten voor ons Vaderland en voor deeze Eeuw opleveren, in welke zo veel papier, Obligatien, Recepissen, enz. de plaatse van geld inneemen? Zou dan niet telkens een misdaadig tweetal werkzaam kunnen zyn, de een om te vervalschen, en de ander om de vervalschte papieren aan den man te helpen; als beiden maar zorg droegen, om stout en sterk te blyven ontkennen? Wy voor ons gelooven, dat alsdan het nationaal crediet op zeer losse schroeven zoude gesteld zyn; terwyl men zich nimmer zoude kunnen wachten voor het misdaadig vervalschen van nationaale papieren, en niemand zoude mogen straffen, al wierdt hetzelve ten allersterkste bewezen, indien de Vervalschers hunne misdaad maar niet zelven erkenden. Wy gelooven, dat ook de gevolgen beslisschen, om in deezen zeer oplettende en streng te moeten zyn; te meer, daar men de valsche Munters met de dood straft, die toch in verre na niet zoo veel schade, en geenszins zoo gemakkelyk, kunnen veroorzaaken, als de Vervalschers van nationaale Recepissen. |
|