Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGeschiedenis van den Gewapenden Inval der Uitgeweeken Nederlanderen, in het Departement van den Rhyn, in de maand September 1799. Saamgesteld volgens authenticque Berichten, Notulen en Besluiten, ter Secretarie van het Bestuur van gemelde Departement berustende; en aangevuld met de belangrykste Stukken van dien tyd. Te Arnhem, by J.H. Moeleman Junior en Comp., 1801. In gr. 8vo. 156 bl.Het Engelsch en Russisch Krygsgeweld, ondersteund door Binnenlandsche Oproerigheid, baarde in 't oud Noord-Holland zo veel ontzettings, verwoestings en oorlogsbedryfs, dat aller aandagt daarop gevestigd bleef, en andere deelen des Bataafschen Gemeenebests, als 't ware, niet in opmerking kwamen, of althans met een min oplettend oog gadegeslagen werden. Geen wonder dan ook, dat de pen, ter beschryvinge van dit den Lande zo aanmerkelyk tydvak op 't papier gelokt, zich meest bezig hieldt met het daar gebeurde te boeken. Getuigen het Rapport van de Operatien der Divisie van den Luitenant Generaal daendels(*) - de Veldtocht van den Generaal brune, in de Bataafsche Republiek, in 't Jaar 1799; beschreeven door een Officier van zyn Etat Major(†) - en de Geschiedenis der Landinge van het Engelsch Russisch Leger in Noord-Holland, door l.c. vonk(‡). In deeze dit Tydperk toelichtende Geschriften vinden wy, en inzonderheid in het laatstgemelde, het oog tevens geslagen op 't geen | |
[p. 450] | |
in andere Gewesten, als oud Friesland en oud Gelderland, gelyktydig voorviel; doch niet met die breedvoerigheid, als de zaak, met de daad, verdiende. Dit gebrek wordt geboet door het bovengemelde Werkje. Eigenaartig was het schroomverwekkend denkbeeld, dat Pruissen, in dien benarden tyd, van de landzyde den Vaderlande invallende, de Patriotten zich als tusschen twee vuuren gesteld zouden gevonden hebben, en in eenen onuitkomelyken staat gebragt. Zulk een denkbeeld zogt men voet te doen vinden in de streeken, verst van het oogschynlyk Oorlogstooneel verwyderd, en vol van Oranjegezinden, die alle poogingen te werk stelden, om intusschen een eigen aanhang te vormen, uit oude en nieuwe Emigranten bestaande, geheel werkzaam tot het daarstellen eener Omwentelinge. Het Departementaal Bestuur van den Rhyn zogt dit bedryf te beletten, dan deedt eerst vergeefschen aanzoek om Krygsvolk, terwyl een gedeelte der eigen Burgers na Noord-Holland waren uitgetrokken. Het Departementaal Bestuur bleef permanent vergaderd, en boodt allen mogelyken bystand aan plaatzen, waar het oproer dreigde uit te barsten. Het Gemeentebestuur der Stad Arnhem kweet zich byzonder by de Invasie der Emigranten in Westervoort, waarvan men de naauwkeurige beschryving met genoegen zal leezen, en instemmen met het schryven des Opstellers deezer Geschiedenisse: ‘Een oogenblik aarzelens hadt het geheele District van den Rhyn tot aan de Zuiderzee in opstand gebragt, met den bereids gelanden vyand doen zamenspannen, en zoo onze eigene Armée insluitende, zonder magt van wapenen, door den schrik van verraad en de vrees voor overrompeling, waarschynlyk genoodzaakt tot eene gelyke overgave onzer Landmagt in de handen onzer aanvallers, als men naderhand de Zeemagt, door de voorstelling der onmogelykheid van behoud, aan denzelven verraaden heeft. - Hadt men zich by het Departementaal en Gemeentebestuur, of by de Gewapende Burgermagt, laaten afschrikken, door het bezef der zwakheid, waarin men zich bevondt, en hadt men de geringe magt, welke men bezat, binnen de Stad (Arnhem) opgeslooten, tot dat men versterking van elders bekomen hadt - dan ware het waarschynlyk met de Vryheid gedaan geweest; - of het hadt stroomen bloeds ge- | |
[p. 451] | |
kost, ons weder uit de handen der gecoaliseerde vyanden te rukken, en ten koste van alles, wat ons nog is overgebleeven, aan ons zelven weder te geeven. - Indien men slechts eenen dag geaarseld hadt, de Emigranten uit Westervoort, en de muitende Boeren te Rhede, uit elkander te dryven, zo dat zy zich aldaar hadden kunnen nestelen, en eene hoofdplaats ter zamenrottinge maaken; dan ware welligt derzelver aantal in korten aangegroeid, gelyk een sneeuwbal, dien men van een berg afrolt.’ Het gebeurde te Trigt, te Veenendaal, Velp en daar omstreeks wettigt deeze laatste bedenking ten vollen. Het moedbetoon der Burgeren te Westervoort en elders wordt, met verdienden lof, beschreeven; alsmede wat zy te Groenlo, Borculo en in het Ambt van Bredevoort uitvoerden, om de oproerigheden te dempen; oproerigheden, aangestookt door zuideras en diens Medestanders. Vol mannenmoeds was de Publikatie, door het Departementaal Bestuur van den Rhyn uitgevaardigd, toen in den zogenaamden agterhoek van het Graafschap Zutphen het oproer zich vertoonde, wanneer ook Fransche hulp en die van Utrechtsche Burgers opdaagde. Deeze Publikatie was alom van eene gewenschte uitwerking. ‘De standvastige en rustige toon van het Bestuur, in dit zorglyk tydvak, verleevendigde niet weinig den moed der weldenkenden, en verzwakte de drift der kwalykgezinden.’ Zuideras durfde zich in persoon niet meer vertoonen, doch zogt door Brieven en Uitnoodigingen het werk des Oproers aan te vuuren; diens bedryven vinden wy hier uit legaale berigten en getuigenissen opgemaakt; gelyk mede een bescheid van de uitgestrekter plans, door hem en de zynen ontworpen. Bovenal vinden wy hier een breedvoerig bescheid van den Leugenbrief des aantochts van 10,000 Pruisschen, door den Pruissischen Generaal von schladen naar verdiensten ten toon gesteld. De in staat van beleg stelling des Ambts van Bredevoort, Winterswyk, enz. bragt eene geheele omkeering van het plan der Oproerelingen te wege. De Militaire Regtbank tastte door; blykens het vonnis tegen johanna magdalena catharina judith van dorth, veroordeeld om met den kogel te worden gestraft, dat | |
[p. 452] | |
'er de dood na volgde: dan deeze Regtbank werd eerlang opgeheeven. De Opsteller deelt in 't slot van zyn Geschiedverhaal twee belangryke en aan het Departementaal Bestuur van den Rhyn toegeschikte Brieven mede van bekende Persoonen, die niet weinig aandeels in het Ontwerp eener Contra-revolutie schynen te hebben gehad, en die, by het welgelukken van dezelve, gereed stonden een groote rol te speelen; dezelfde Persoonen, die de dreigendste Brieven en Waarschuwingen aan de Ontvangers en alle Amptenaaren afzonden; doch welke, meestal, door de waakzaamheid der Politie onderschept, van geene de minste uitwerking waren: de eerste was van j.c.e. van lynden; de tweede van dien zelfden Heer, en van max. l. d'yvoy. De Opsteller van dit berigt merkt ten opzigte van dezelve aan: ‘Noch de dreigende toon van den eersten, noch het vleiend Sirenen-gezang, vervat in den tweeden Brief, welke ter Vergadering van het Departementaal Bestuur inkwam, in het oogenblik, dat men door onderscheidene berigten van lieden, waarop men rekenen konde, door de toen plaats hebbende omstandigheden, de goede zaak des Vaderlands voor verlooren hieldt, (de Brief was gedagtekend uit Neder-Elten den 8 Oct. 1799) waren in staat, om de Leden, standvastig op hunnen post en getrouw aan hunnen pligt, eenigzins te doen aarselen, om daaraan gehoor te geeven. - De Notulen van die dagen toonen aan, dat men zich niet verwaardigd heeft, deeze Brieven tot een onderwerp van Deliberatie te maaken; doch dat, niettemin, dezelven aan het Uitvoerend Bewind, tot deszelfs informatie, zyn ingezonden.’ Heeft men alle reden om het bedryf des Departementaalen Bestuurs van Texel in die dagen te roemen, dat van den Rhyn streeft hetzelve op zyde; en hebben wy, dit Werkje leezende, ons vaak verwonderd over het beleid en den moed dier Vaderlanderen. Bylagen, de uitgesproken Vonnissen bevattende, besluiten dit voor de Vaderlandsche Geschiedenisse belangryk Stukje. |