niets toepaslyks vondt, of 't welk men liefst onvermeld liet, wordt overgeslaagen.
De schikking is dusdanig: de Kolom aan de linkerhand behelst den oorspronglyken Latynschen Text; die aan de rechte de Vertaaling; en de Schryvers, waaruit de plaatzen ontleend zyn, worden aan het einde van ieder stuk aangehaald.
Alzins blykt, dat de Opsteller een Vyand is der meergemelde Omwenteling; en zo veel haatlyks, schriklyks en wreeds, vergezelde dezelve, dat het gemaklyk viel, daarop toepasselyke plaatzen te vinden in de Geschiedenis, die van zulke gruwelstukken overvloeit. - Men leeze den aanvang van 10 Aug. 1792. Ter plaatsbespaaring zullen wy, den Latynschen Text daarlaatende, alleen de Schryvers en plaatzen aanhaalen.
‘Alle de geenen, die in ondeugden en ongebondenheid meest uitstaken; insgelyks anderen, die hun vaderlyk goed schandlyk hadden doorgebragt; eindelyk, allen, die, wegens snoode stukken en onderneemingen, uit het Vaderland verbannen waren; deze allen waren, na de hoofdstad, als een algemeene modderpoel, samengevloeid. (Sallust. in Bello Catilin. Art. 38.)
Dezen verwekten een oploop, en liepen, zonder bepaaldlyk iemand aan het hoofd te hebben, na het Paleis. (Sueton. in Othon. Art. 8.)
Alom wapenen en bedreigingen. (Tacit. Hist. Lib. I. Art. 83.)
Men baant zich den weg met geweld; men overweldigt de toegangen, en doodt de buitenposten. (Virg. AEneid. Lib. II.)
Zy, die het verblyf des Konings verdeedigden, hervatten den moed, en pogen den overwonnenen te hulp te komen, en hun krachten te geven. (Virg. AEneid. Lib. II.)’
Men voege 'er by het begin van 't geen ten opschrift voert, Bewind van robespierre.
‘Welke Provincie, welke legerplaats is niet met bloed bezoedeld? of, gelyk hy het noemde, gezuiverd of verbeterd? Want het geen anderen misdaad noemen, noemt hy maatregelen van het algemeen belang: dus onder valsche benaamingen, wreedheid voor strengheid, gierigheid voor spaarzaamheid, strafoefening en smaad voor bestuur der wet uitgeevende. (Tacit. Histor. Lib. I. Art. 37.)’