Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOverdenkingen over den aart, de bewaaring, de opheldering en uitbreiding van het Euangelie vóór de Geboorte van Jesus Christus. Door Cornelis van der Leeuw, Predikant te Hoorn. 3de en 4de Stukje. Te Utrecht, by W. van Yzerworst, 1801. In gr. 8vo. Te samen 272 bl.Men heeft de denk- en schryfwyze van den Eerw. van der leeuw, en het onderwerp, en bepaald doel van deze, in den vorm van Overdenkingen in 't licht gegeevene, aanmerkingen over de eerste aankondiging, bewaaring, opheldering en voortplanting van de belofte eenes toekomstigen Verlossers, uit onze vorige aankondigingen van het eerste en tweede Stukjen, reeds leeren kennen(*). Nu is de Schryver tot de by uitneemendheid merkwaardige geschiedenis van het leeven en de lotgevallen van Abraham gevorderd, die hy wederom geheelenal uit hetzelfde aangenomen oogpunt, met opzicht tot de voortplanting der belofte, reeds in het Paradys, zoo hy meent, hoofdzaakelyk bekend geworden, beschouwt, en, in verscheidene afzonderlyke overdenkingen, des te uitvoeriger behandelt, opdat men hieruit gepaste aanleiding erlange, om ook volgende geschiedenissen des Ouden Verbonds, zonder zoodanige opzetlyke aanwyzing, uit het gemelde oogpunt te beschouwen. | |
[p. 432] | |
Zie hier den inhoud der hiertoe betrekkelyk gemaakte overdenkingen. Derde Stukjen: God roept Abram uit Ur der Chaldeen; Abram gehoorzaamt aan het Godlyk bevel, en trekt naar Kanaan; Abram, in Kanaan aangekomen, reist door dat land; Eenige lotgevallen van Abram. Vierde Stukjen: Volgende lotgevallen van Abram; By eene zeer merkwaardige gelegenheid ontmoeten Melchizedek en Abram elkanderen; Abram ontvangt eene nieuwe belofte van nakomelingschap; Het geloof van Abram wordt beproefd en versterkt. Nu volgt nog eene overdenking, (Abram, Isaak en Jacob) waarin de bewaaring en erinnering van te voren aan Abraham gedaane beloften, uit de geschiedenis van zyne godvruchtige nazaaten, Isaak en Jacob, beknoptelyk wordt opgehelderd. 't Is waarlyk jammer, dat de Eerw. van der leeuw, wien het geenzins aan gezond oordeel en oefening schyn: te ontbreeken, zich nog doorgaands zoo gehecht toont aan de Theologische begrippen, die hy zich van den hoofdinhoud en het hoofddoel der boeken des Ouden Verbonds heeft gevormd, en waarnaar hy den loop dezer stichtelyke overdenkingen geheel inricht. Deze doen hem aan de godvruchtige Aartsvaders veelal denkbeelden toeschryven, die wy zeer twyfelen, of zy wel immer gehad hebben. En dit maakt verscheidene daaruit afgeleide toepasselyke aanmerkingen, voor een weinig meer ervarene en zelfdenkende Leezers, minder bruikbaar. Wy vertrouwen, dat 's Mans denkwyze, door eene onbevooroordeelde beoefening van de Schriften van jerusalem(*), hess(†), niemeyer(‡), rosenmuller(§) en anderen, nog wel eene andere wyziging zou kunnen krygen. |