Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGeschiedenis der Landing van het Engelsch-Russisch Leger in Noord-Holland; alsmede der Krygsbedryven en Politieke Gebeurtenissen, zoo aldaar, als in Vriesland en Gelderland, in den Jare 1799. Uit echte Stukken en Bescheiden, door L.C. Vonk. Met eene Kaart en Plaaten. Iste Deel. Te Haarlem, by F. Bohn, 1801. In gr. 8vo. 280 bl.Uit zeer onderscheide oogpunten kunnen de Gebeurtenissen beschouwd worden, niet alleen door de zodanigen, die ten opzigte van de groote zaak verschilende inzigten hebben, maar ook door hun, die des goeddeels, zo niet geheel, overeenkomen. Het standpunt, 't geen men verkiest, is by allen niet het zelfde; deeze neemt breeder horizont dan geene. Smaak en gelegenheid werken hier mede om verschillendheden te baaren. Dit alles grypt plaats, wanneer de Geschiedschryver eigen werk levert, en geen bloot uitschryver van anderen is. Zulks moet ook den Leezeren ter veraangenaaming strekken, wier smaak op onderscheidene wyzen getoesd en onthaald wordt. Dit was althans ons geval; naauwlyks hadden wy geleezen, beoordeeld, en gepreezen het Werkje, getyteld, Veldtogt, van den Generaal brune, in de Bataafsche Republiek, in het Jaar 1799, beschreeven door een Officier van zyn Etat-major(*), of ons werd het Eerste Deel deezer uitvoeriger Geschiedenis der Landing, enz. | |
[p. 360] | |
ter hand gesteld, welke misschien de plaats vervangt der Geschiedenisse deezer groote Gebeurtenisse, die men van den Burger krayenhoff wagtende was: wat hier van zyn moge, wy moeten onze Leezers met het Werk voorhanden bekend maaken. De Schryver vonk vondt zich in de zekere gelegenheid om niet alleen een verslag te geeven van de Landing der Engelsch-Russische Troepen in Noord-Holland, dien anders rustigen en stillen oord, van derzelver verrigtingen op de onderscheidene kusten langs de Noord- en Zuiderzee, en van de voornaamste krygsbedryven der Fransch-Bataafsche Armée en der Burger-corpsen, toen in 's Lands dienst, en ter bescherming toegevloogen; maar ook om zulks te doen van de Staatkundige maatregelen, bedryven en gebeurtenissen, waartoe deeze geduchte Inval, het zy by 's Lands Vertegenwoordigers, het zy in de Steden of ten Platten Lande, door den vyand bedreigd of bezet, aanleiding gaf. Hy slaat ook het oog op de beweegingen, ten zelfden tyde in Gelderland voorgevallen, die blykbaar in een naauw verband stonden met den ontzaglyken aanval van buiten, om 's Lands tegenwoordigen Regeeringsvorm het onderst boven te keeren, en de Oude Constitutie, zo genaamd, weder in te voeren. Aanvanglyk vermeldt onze Geschiedschryver, wat 'er in Engeland beraamd, volvoerd, en wat van deeze zyde daar tegen aangewend werd. Hy vergeet niet de heimlyker aanslagen, om den aanval te doen gelukken, en de moedige middelen, door het Uitvoerend Bewind te werk gesteld, om een en ander te verydelen. De voorloopige aannaderingen, de daar op volgende opeischingen, en de ontzettende Landing, vindt men naar eisch beschreeven, alsmede den wederstand, ten dien tyde gebooden. Vonk geeft zyne bedenkingen op, wegens de mogelykheid om den vyand het inloopen in het gat van Texel ondoenlyk te maaken, 't geen niet geschiedde, en oorzaak was van het verlies eens zo aanmerkelyken deels van 's Lands Zeemagt, in de Vlieter geweeken, waar de zo schandelyke als schadelyke overgave voorviel, alsmede de vermeestering der Schepen, die in het Nieuwe Diep lagen. De verdere ontscheeping der vyandlyke benden, en de agteruitwykingen van den Generaal daendels worden vermeld, met de gelyktydige verplaatzing van het | |
[p. 361] | |
Departementaal Bestuur van Texel uit Alkmaar na Haarlem, en het doordringen der Engelschen in de Zype. Hoe manmoedig het Uitvoerend Bewind zich in deezen hachlyken toestand gedroeg, wordt met billyk verdienden lof beschreeven. De rust der Engelschen, en de versterkingen, die de Onzen middelerwyl ontvingen, beschreeven hebbende, wendt de Schryver het oog op de politieke Gebeurtenissen, in die streeken voorgevallen. Wat 'er aan de Helder en te Huisduinen geschiedde, bekleedt hier de de eerste plaats. Het gehouden gedrag des bekenden Voorstanders van het Oranjehuis, h. van stralen jz., wordt met hem niet vleiende kleuren beschreeven. Texel's deerlyke en verlaaten toestand, en de afkneevelingen aldaar, komen in het waare licht ten voorschyn. Het huis eens Burgers te Ooster-end werd door een aantal der verraadelyke Vlootelingen geplunderd; men moest 'er de geplante Oranjeboom kusschen; wyn en sterke drank werden met geweld afgeperst. De Burgeryen der Dorpen werden met inkwartieringen bezwaard. Het Eiland, van allen toevoer ontbloot, hadt, by de vermeerdering der monden, nog het ongeluk, dat de Engelschen alles opkogten en vervoerden voor de Vloot, 't welk binnen weinige dagen volstrekt gebrek dreigde aan de eerste leevensnoodwendigheden. Veelvuldig en groot, tot naa de getroffen Capitulatie, waren de vorderingen van Hooi, Turf, Brandhout en Leevensbehoeften. Van stralen kwam den Eilanderen te hulpe, zo dat zy alleen het Hooi leverden. Dit gebrek, die uitputting, bykans twee maanden duurende, doet den Schryver in eene Aantekening opmerken: ‘Onder anderen is dit een krachtig bewys voor het gevoelen van de zulken, die beweerd hebben, dat het byna ondoenlyk was, vooral in het reeds zoo verre gevorderd jaargety, om voor eene Armée van ruim veertig duizend man eenen genoegzaamen voorraad van leevensmiddelen en andere onontbeerelyke behoeften uit Engeland aan te voeren; en dat de Vyand, byaldien hy in den beginne niet zoo gelukkig geweest was op de onzen veld te winnen, en zich daardoor noodwendigheden aan te schafsen, welke hy anderzins gemist zou hebben, ongetwyfeld reeds vroegtydiger genoodzaakt zoude zyn geweest, eenen vryen aftocht te | |
[p. 362] | |
vraagen.’ In hoe verre de Texelaars, in het bekomen van Schaêvergoeding, door medewerking des Heeren van stralen, hier een der Representanten van den Ersprins geheeten, geslaagd zyn, vermeldt de Geschiedenis. Behoedzaam onthoudt zich de Burger vonk, van loopende gerugten, wegens het gedrag der Oranjegezinden in alle plaatzen, in der Engelschen magt gevallen, of buiten onze Linie van Defensie gelegen, op te haalen. Streng was het bevel, door daendels ter beteugeling der zodanigen uitgevaardigd. Dan het werd niet volvoerd, gelyk het voorbeeld van de Wieringerwaard uitwyst. Het afperssend gedrag der Engelschen te Schagen, op het Eiland Wieringen, te Hoogtwoude, vinden wy beschreeven, alsmede hoe zich de Oranjegezinden te Abbekerk, Hem, Venhuizen, en Opdam aanstelden. Hy vergeet niet der Engelschen stoorenissen op onze kusten tusschen Zandvoort en Noordwyk op Zee. Met de groote onderneeming der vereenigde vyandlyke Arméen stondt in verband het bedryf van eenige Bataafsche Emigranten, die zich een geruimen tyd op dat gedeelte van het Pruissisch Grondgebied, 't welk aan het voormaalig Gelderland grenst, hadden opgehouden, met het misdaadig oogmerk, om, by de eerste gunstige gelegenheid, den oproer-standaart in hun Vaderland te planten, en zich, tusschen de twee- en driehonderd sterk, meester maakten van het Dorp Westervoort, één uur gaans van Arnhem gelegen. Deeze Gebeurtenis, zo zeer tot lof van Arnhems weldenkende Burgery strekkende, wordt naar verdienste gemeld; alsmede het woelen der Oranjegezinden in en om Zutphen, en het uitgestrooid oproer aanwakkerend gerugt, dat dertigduizend man Pruissen in aantogt waren, om de Omwenteling van dien kant kragtdaadig te bevorderen, sterk ondersteund door heekeren tot suideras en de zogenaamde Freule van dorth tot holdhuizen, welke laatste gevat, te Arnhem binnen gebragt, en vervolgens gefusileerd werd; Gedraagingen, die het in staat van beleg stellen eeniger plaatzen in dien ommetrek ten gevolge hadden. Het moedig gedrag, daar betoond, dempte, in korten tyd, de in den aanvange zo ontrustende onderneeming eener Bende van omtrent vierhonderd uitgeweekenen, aanhangelingen van Oranje. De Geschiedschryver tekent met onderscheiding aan, | |
[p. 363] | |
het onverzaagd gedrag des Burgers hendrik van der schilde, en het hem en zyne Medegenooten vereerend besluit, deswegen door het Landsbestuur genomen. By deeze mislukte daadlyke onderneemingen en verspreide gerugten voegde men de valschheid, van eenen Brief op naam des Pruissischen Luitenant-Generaals von schladen uit te strooijen; een brief, welks valschheid uit het schryven diens Pruissischen Krygsbevelhebbers aan de Regeering van Arnhem bleek. Naa deezen uitstap keert de Burger vonk weder na Oud Hollands Noorderdeel, en ontvouwt het moedig gedrag der overheerde Municipaliteit van Medemblik in 't breede. De loop der zaaken noodzaakt hem om tot den stand der Legers in den aanvang van September weder te keeren, en te vermelden, welke versterkingen de Engelschen ontvingen, en welke de Onzen kreegen. De slag van den tienden September, met de daarnaa verspreide valsche tydingen, en het wederspreeken van die nadeelige gerugten, wordt met voegelyke kleuren afgebeeld. De Municipaliteit van Haarlem krygt hier den welverdienden lof in het te keer gaan en ontkragten dier onrustbaarende tydingen, door laf- en boosaarts verspreid; terwyl het Departementaal Bestuur van Texel, thans te dier Stede, met den meestmogelyken spoed, eene Notisicatie deswegen aan de Ingezetenen van dat Departement liet afgaan. De bewerkers van die stoorenis wekkende valschheid kreegen verdiende straffe, en ontbrak het niet aan Eerbelooningen voor de Braaven; hierin staken de Burgers van Rotterdam boven anderen uit. Ook doet zich, door veele hier bygebragte blyken, de oude Vaderlandsche menschliefde en hulpvaardigheid kennen; men zal die voorbeelden met genoegen geboekt vinden. De Engelschen, versterking uit eigen Land en ook van de Russen ontvangen hebbende, leverden op hunne beurt den gedenkwaardigen slag van den negentienden September. De krygsverrigtingen vermeld hebbende, vervolgt onze Geschiedschryver: ‘Het is niet mogelyk, eene beschryving te geeven, hoe woedend aan de eene, en met welk een beleid en heldhaftigheid aan de andere zyde gestreeden werd. Het slagveld, in een zeer uitgestrekt bosch, gelegen aan den voer van hooge duinen, lag met dooden en gewonden bezaaid; doch meest alle Russen. Een aantal dier woeste schepze- | |
[p. 364] | |
len, welke het leeven 'er nog van afgebragt hadden en wanhoopig waren, om dat zy door de Engelschen niet behoorlyk ondersteund wierden, wilden zich niet overgeeven. Zy vloden in het hout en in de duinen, en verkoozen liever aan hunne bekomene wonden of door den honger om te komen, dan zich in de armen hunner edelmoedige overwinnaars te werpen. Van deeze halstarrigen werden echter nog velen by het leven behouden. Dagelyks maakte men jagt op dezelven, en het gelukte den Republikeinen, eenigen dier ongelukkige voorwerpen, door honger en uitgestaane ongemakken afgemat, op te speuren en krygsgevangen te maaken. Eene behandeling, in de daad te zacht, zoude men op hun de weerwraak uitgeoefend hebben voor zoo veele gruwelen en baldaadigheden, door de gehuurde slaaven van onze zoogenaamde Godsdienstige en menschlievende oude geloofs- en bondgenooten, omtrent een aantal weerlooze bewoonderen van het platte land gepleegd. - Te deezer plaats zou het eene geschikte gelegenheid zyn, een tafereel op te hangen der roveryen, plunderingen, brandstichtingen, mishandelingen van grysaards, zwangere vrouwen en onnozele kinderen, ja zelfs van vrouwenschennis, door deeze Barbaaren uit het Noorden, gezamenlyk met die ontmenschte woeste Eilanders, in onderscheiden Dorpen, die in hunne magt gevallen waren, in koelen bloede en zo strafloos gepleegd; ware het niet, dat men den gevoeligen Lezer eene zieltreffende aandoening spaaren wilde, welke de zwarte lyst deezer euveldaaden in hem zou moeten voortbrengen.’ - Of voor dit akelig Tooneel het gordyn te laaten vallen, met deeze algemeene aanduiding, genoeg zy, baart rechtmaatigen twyfel. Wy houden ons uit den mond van geloofwaardigen verzekerd, dat die gruwelen en schennissen plaats greepen; maar een Geschiedschryver moet de Naakomelingschap onderrigten, en bescheiden van dusdanige gruwelen bybrengen; anders loopt zulks gevaar van in twyfel getrokken, en aan de uitvloeizels van Partydigheid toegeschreeven te worden. Het lot van Hoorn, nu eens in der Engelschen, dan in der Onzen handen, wordt hier eigenaartig ingevlogten, en vermeld uit het Verbaal van de Municipaliteit dier Stad: het wissellot der Inwoonderen van Berkhout verdiende de byzondere melding, daarvan gegee- | |
[p. 365] | |
ven; alsmede wat in dit tydperk Medemblik en Enkhuizen wedervoer, uit de toen gewisselde papieren ontleend. Ziet daar den voornaamen Inhoud deezes eersten Deels. In het tweede en laatste Deel, welks spoedig volgen beloofd wordt, zullen wy vermeld vinden het vervolg van het voorgevallene in Noord-Holland, benevens het verhaal van de onderscheide onderneemingen der Engelschen op de kusten van Friesland en Overyssel: 't zelve zal ook de Bylagen bevatten van oorspronglyke bewysstukken, waarop in dit Verhaal overgeweezen wordt. Wy verlangen na hetzelve. De Burger vonk schryft een goeden Geschiedenisstyl. Voegelyke afdeelingen, die zich van zelven aanbooden, zouden den Leezeren geene ongevallige rustplaatzen geschonken hebben; doch dit hangt van de zinlykheid des Schryvers af. De beide Plaaten in dit Deel, naar de Tekeningen van dirk langendyk, door r. vinkeles gesneeden, deeze de Landing der Engelschen by Calantsoog, geene de Actie tusschen de Hollandsche Uitgeweekenen en de Arnhemsche Burgers by Westervoort, verbeeldende, zyn zeer fraai, en, durven wy zeggen, bykans te fraai voor Plaaten in een Boek. - Op de Kaart zouden vry veele aanmerkingen te maaken zyn; althans hadt men in eene Kaart, by een Werk van deezen aart, onderscheidende aanwyzingen mogen verwagten van de Plaatzen, die bovenal by deezen geduchten en gelukkig afgewenden Aanval uitstaken. Eene Kaart, tot een byzonder doel geschikt, gelyk het Geschrift uitwyst, moet ook daaraan beantwoorden. Met dit alles is dezelve genoegzaam om iets by de hand te hebben van het Tooneel der hier beschreevene Krygs- en Burgerverrigtingen. |
|