het puistje reeds opgeheven onder de gedaante van een blaasje, zonder eenige navelformige korst in 't midden. Op denzelfden, of den volgenden dag, stort het reeds zyn vogt uit, en vormt daarna een ongeregeld verheven korstje, dat vervolgens afvalt. By anderen wordt, na het afvallen dier korst, of ook in derzelver plaats, een plat zweertje gevormd, vervuld niet met een weiachtig vogt, maar met etter, 't geen binnen twee of drie dagen geheel wegdroogt, zonder eenig lidteken na te laaten.’
Wanneer men deeze verschillende beschryvingen, en 't geen de Schryver verder over deeze stoffe heeft aangetekend, naauwkeurig nagaat, blykt het, dat 'er een genoegzaam verschil tusschen de waare en de valsche Koepokken bestaat, om in derzelver onderscheiding niet ligt mis te tasten. Dan dit alles blykt nog veel duidelyker, en ontwikkelt zich met een opslag van het oog, by de beschouwing der gekouleurde aftekeningen, door den Schryver achter zyne Verhandeling gevoegd, waarvoor wy hem dus dank verschuldigd zyn.
Het vierde Hoofdstuk handelt over den aard van het vergif der Koepokstoffe, en de vergelyking van dezelve met dat der Kinderpokjes; by welke gelegenheid nog nader wordt gehandeld over de zo voorspoedige inenting der Koepokken in Drenthe, en over de genoegzaame zekerheid, welke deeze inenting ons geeft, van niet meer vatbaar te zullen zyn voor de natuurlyke Kinderziekte.
De Schryver eindigt zyne Verhandeling met de Geneeswyze, die, in de hem bekende gevallen, alleen bestond in eene verkoelende levenswyze, zonder eenige geneesmiddelen, om dat de ziekte niet hevig genoeg was, om dezelve te vereischen. Alleenlyk vermaant hy ons, op het zweertje aan den arm te letten, 't welk, door een onvoorzigtig of toevallig afstooten der korst ontstaan, onaangenaame gevolgen zou kunnen hebben, wanneer het met vettigheden wierd verbonden; terwyl het, met eene Lood-oplossing behandeld, zich spoedig tot droogen schikt.
Hoe gering nu de ziekte der Koepokken ook moge zyn, merkt de Schryver aan, dat 'er echter van tyd tot tyd wel eens een kind, geduurende die behandeling, zou kunnen sterven. ‘Het blykt immers (zegt hy) genoegzaam, uit de Sterflysten, dat 'er van 400 of 500