spotting dubbeld verdienden. Gustaaf, intusschen, in den grond een uitmuntend Jongeling, wordt op zyne Behuwdzuster in goeden ernst verliefd; hy ontdoet zich zo al zachtjes van zyne ingebeelde wysheid; zyn philosophisch uitzicht, kleding, en al het stroeve en houtige verdwynt; en niemand kan in hem dien Brutuskop meer herkennen, die nog onlangs zo ondraaglyk was. Adelheid gevoelt voor hem ook ene recht hartelyke, tedere liefde. Dan zy is gene gewone Vrouw; zy voelt: dit huwlyk zou niet voegen; want zy is nagenoeg tien jaren ouder; dit verschil in jaren zal sterker in 't oog lopen, wanneer zy nog tien jaren ouder is; zy kan den Jongeling niet gelukkig maken op den duur; en, hoe haar hart ook lydt, haar gezond verstand behoudt de overhand; het smeken van den verliefden Jongeling helpt niets; zy weigert zyne hand standvastig; en, hoewel zy hare hartstocht niet ontveinzen kan, zy slaat grootmoedig zyne herhaalde aanzoeken telkens af.
Zy doet nog meer; zy brengt hem uit de denkbeeldige in de waarlyk aanwezende wereld; maakt hem tot een werkzaam, nuttig lid der Maatschappy: hiertoe gebruikt zy zyne tedere genegenheid voor haar, waarvan zy, zonder hem hoop te geven, verstandig party weet te trekken. Eindelyk brengt zy hem in kennis met amalia, ene uitmuntende jonge Juffer. Haar plan gelukt haar volkomen; zy ziet hem met deze hare jonge Vriendin gehuwd, eerlang Vader, en volkomen gelukkig. Jammer maar, dat hare edelmoedigheid haar het leven kost! Hoewel zy geen enkel ogenblik berouw gevoelde, viel zy in ene teering, en kwynde, en stierf. De jonggehuwden waren hare énige erfgenamen.
Wy willen voor onzen Lezer het een en ander afschryven, opdat hy over de geestige schryfwyze van adelheid zelve kan oordelen. Ziet hier het slot van den negenden Brief:
‘Het vreemde, het ongemeene, is thans by de Duitsche kriemelvernuften aan de orde van den dag. Hetgeen schoon, eenvoudig, en natuurlyk is, noemen zy gemeen werkje. 'Er zyn, 't is waar, natuurlyke dingen, die zeer gemeen zyn, en buitengewoone, evenwel te gelyk ongemeene zaaken. Maar, myn hemel! als nu dat buitengewoone onnatuurlyk, als het slegt is; en zo zyn voor my de meeste nieuwe, zogenaamde origineele werken. Ik herinner my, dat ik, nog een klein meisje zynde, den beroemden basedow gezien heb; dees groote man was niet afkeerig om van zich zelven te spreeken. Hy roemde zyn wondervlyt, zyn nagtbraaken, en dat hy heel veel dingen niet zo doen konde als andere menschen, en dat hy veel byzonders had, 't welk niemand scheen te hebben. Zo vertelde hy, dat zyne oogen de zeldzaame eigenschap hadden, van, als hy las, niet recht