bed zeer gemakkelyk spreiden, en zodra zy in den zoetsten slaap legen, wist hy, door een' enkelen slag, de ziel uit het aardsch hulsel te verlossen. Zo iets kan men toch evenwel geen moorden noemen: - het was slegts een verplanten: en daar voor zou de man nu door beuls handen zyn hoofd verliezen? ô Ik verzoek -
Eerste: Dit helpt alles niet en kan niet helpen. Ik heb 't u immers reeds gezegd, de uitspraak van de Akademie, dat hy den kop verbeurd heeft, is gisteren terug gekomen.
Tweede: Maar dit weet immers niemand, dan gy alleen. -
Eerste: Zeekerlyk weet het, tot hier toe, nog niemand, dan ik: maar ik moet de uitspraak immers aan het geheele Collegie overgeeven - ik moet ze laaten afkondigen.
Tweede: Wel! wel! ik hoop evenwel, dat gy dit niet doen zult.
Eerste: Ik moet en zal zulks doen: val my toch maar niet langer met deze zaak lastig. De kaerel verdient geen medelyden.
Tweede: Maar daar schiet my nog iets te binnen: ik ben in de grootste verlegenheid aangaande uwen persoon. Zie daar, ik moet u over dezen wissel van 4000 Guldens by het gerecht aanklaagen.
Eerste: Wat! de Heer S ** zal my aanklaagen?
Tweede: Hy heeft het vast voorgenoomen, en ik heb, omdat hy myne onbepaalde hoogachting voor u kent, de aanklagte in zyne tegenwoordigheid moeten opmaaken en hem ter hand stellen. Morgen geeft hy ze over.
Eerste: ô Hemel! wat zegt gy! ik ben verlooren, zo de aanklagte wordt overgegeeven; want dan komen alle myne schuldeischers op. Ik had gehoopt, deze netelige zaak tot na mynen dood op te houden. Gy kunt op myne volmaaktste dankbaarheid staat maaken, zo gy de aanklagte kunt terug houden.
Tweede: S ** is onverbiddelyk.
Eerste: Wat zegt gy, onverbiddelyk?
Tweede: Misschien zou 'er nog wel een middel weezen, om het geld te krygen.
Eerste: Zou men waarlyk het geld kunnen krygen? Zulks is ter instandhouding van myn crediet nog beter. Gy zyt een braaf man.’ enz.
‘Tweede: Gy weet, dat de gevangen Herbergier veel geld heeft,’ enz.
‘Een doortrapte vent; zeide de eerste, alleen zynde - dus de Acten met de uitspraak blyven in myn Bureau, en de beschuldigde behoudt zyn leven. Billyk behoorde zulks niet te weezen. Wie my, vóór twintig jaaren, zoo iets gevergd