Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVeldtogt van den Generaal Brune, in de Bataafsche Republiek, in het Jaar 1799, beschreeven door een Officier van zyn Etat-Major. Uit het Fransch. Te Haarlem, by A. Loosjes, Pz. 1801. In gr. 8vo. 116 bl.De Fransche Schryver van dit Werkje merkt in zyn Voorberigt op: ‘'Er is reeds een jaar verloopen, sedert den gelukkigen Veldtogt van den Generaal brune in de Bataafsche Republiek, en de Geschiedenis heeft nog de roemryke Gebeurtenissen, waarvan dit gedeelte van Europa het Tooneel geweest is, niet geboekt. De Schryver deezer Gedenkschriften, getuigen van den voorspoed onzer Wapenen, zelfs een daadlyk aandeel gehad hebbende in de militaire operatien, die hy vermeldt, heeft gemeend de verhaalen van eenen Veidtogt | |
[p. 317] | |
te moeten mededeelen aan het publiek, die, wel is waar, kort geduurd heeft, maar waarvan de uitslag, gelukkig voor Frankryk, zich gevoelen deedt tot aan de boorden van den Po, den Rhyn, en den Donau, en invloed gehad heeft op het lot van Europa. Eene Mogenheid, zich Beheerscheresse der Zeeën noemende, talryke benden aan eenen oever, welke slecht verdeedigd was, ontscheepende, zich bedienende van de onkunde en het verraad, om zich van eene geheele Vloot meester te maaken, zelfs te land in het eerst eenig voordeel behaalende, eensklaps genoodzaakt op eene schandelyke wyze haare soldaaten te rug te roepen, zich weder in te scheepen, en terug te keeren, om in haare Havens haare schande en wanhoop te verbergen, zodanig is het Tafereel, dat die Veldtogt voorstelt, die onder de roemrykste voor den Franschen Naam mag geteld worden.’ Schoon het ons, gelyk wy aanmerkten, by de Aankondiging des Rapports van de Operatien der Divisie van den Luitenant-Generaal daendels(*), niet ontbrooken hebbe aan Verhaalen van deeze altoos gedenkwaardige Gebeurtenisse, zal een Verhaal, van de Fransche zyde, den Vaderlander niet dan welkom kunnen weezen; inzonderheid, wanneer het blyken draagt van kunde, opregtheid en waarheidsliefde, en men eenig vermoeden mag koesteren, dat de Opsteller misschien niemand anders is dan de Adjudant-Generaal rostollant, die zo veel aandeels in de geleverde gevegten, en het verdeedigen des Vaderlands tegen de vereenigde Engelschen en Russen, gehad heeft; die, onder andere, met drie Bataillons, byna vier uuren, eene Russische Colonne van meer dan 10,000 man tegenhieldt, en zo veel toebragt om den Russen te toonen, dat zy, hoe zeer pal staande, tegen de Fransche en Bataassche benden niet bestand waren; gelyk bleek op den hoogst gedenkwaardigen dag, toen de Luitenant-Generaal jerepsoff, met een groot aantal der Russen, sneuvelde, en de Luitenant-Generaal hermann zich met de zynen gevangen gaf. Zo min als by het Verslag des Rapports van daendels kunnen wy den loop der hier verhaalde Krygsverrigtingen volgen. Alzins is ons uit dezelve gebleeken, dat de Fransche Schryver, 't zy dan rostollant of een ander, der waarheid hulde doet, met de zwak- | |
[p. 318] | |
heden en verliezen van der Franschen en Bataaven zyde, even zeer als de behaalde voordeelen, te melden, zonder inmengzels van haatlyke persoonlykheden, die een en ander berigt deezer gebeurtenisse ontcieren. Het is een Krygsman, die de pen voert, en zich meest bepaalt tot Krygsverrigtingen, welke niet slegts opgehaald, maar in derzelver zamenhang beoordeeld worden, met voeglyke vermelding van elks aandeel in de eindelyk behaalde Overwinning. Aan den voet der bladzyden vindt men eene en andere byzonderheid vermeldt, die zo zeer de Geschiedenis ophelderen, als den Stryderen, zo gesneuvelden als met de overwinning bekroonden, tot eere strekken. Zeer gepast is des Schryvers aanmerking, dat, by de opening van deezen zo korten als roemryken Veldtogt, alles aankundigde, dat de Fransche en Bataafsche Arméën de byeengebragte magt der Engelsche en Russische Arméën niet zouden kunnen wederstaan. ‘Zy hadden,’ opdat wy dit slot afschryven, ‘het voordeel van meerderheid in getal, het vertrouwen, het welk hun de voordeelen van de Geälliëerden in Italie gaf, en de verstandhouding, welke zy hadden weeten in de Bataafsche Republiek te onderhouden. Belgie was nog geschokt van de onlusten, welke het slechts eenige maanden te vooren ontrust hadden. Eene talryke hoop Hollandsche Emigranten vorderde de oplettendste waakzaamheid, en vereischte ten gelyken tyd troepen op een deel der Frontieren. Eene kust van meer dan zestig mylen uitgestrektheid moest bewaard worden. Het aan zee gelegen Vlaanderen was blootgesteld aan verontrustende poogingen van den kant der vyanden. Men kon Zeeland niet ontblooten, zonder de grootste onvoorzigtigheid te begaan, en de Generaal brune hadt niets om zich tegen de maatregelen der vyanden te verzetten, dan tienduizend Franschen en agttienduizend Bataaven. Men mag in waarheid zeggen, dat niets in staat was, dan de talenten, de standvastigheid, de moed en vaardigheid, welke de Generaals en de Troepen der twee Arméën deeden blyken, om met zo weinige kragten den vyand het hoofd te bieden, waarvan nog een gedeelte verlamd was, door de noodzaaklykheid, om punten te bewaaken, die aangevallen konden worden. De vorderingen der Engelschen te stremmen was al het geen men redelykerwyze recht hadt te hoopen. De | |
[p. 319] | |
Generaal brune bleef niet by deeze hachlyke pooging; hy wilde den vyand weder doen inscheepen; hy is 'er in geslaagd. Zich van zyne verdeedigingsmidden met kunst bedienende, wist hy, in een moeilyk terrein, de Anglo-Russen tot een roemryke Capitulatie voor de beide Republieken te dwingen. Men moet, om al het gewigt van deeze Capitulatie op te merken, weeten, hoe in waarheid de Staat der Fransch-Bataafsche Armée was en die van een magtiger Vyand.’ Om de Leezers in staat te stellen om daarover te oordeelen, heeft men agter dit Werkje gevoegd een Staat der Fransch-Bataafsche Armée, welke den Veldtogt van den Generaal brune tegen de Anglo-Russen gedaan heeft; alsmede een Staat van de Anglo-Russische Armée, geland in de Bataafsche Republiek, geduurende den Veldtogt van het 8ste Jaar der Republiek (1799), welke laatste deeze vereenigde Armée by de Landing op 44,120 stryd baare mannen brengt. ‘Dus,’ vervolgt de Schryver, ‘zyn de Bataafsche Republiek en het Noordlyk gedeelte van de Fransche behouden, en heeft die groote Expeditie, zo geheim overlegd, eindelyk met zo veel ophef aangekondigd, en die zo veel gouds aan 't Kabinet van St. James gekost had, tot niets gediend, dan om den roem der Fransche Wapenen glans by te zetten, en om de Gecoäliseerden te overtuigen van de vruchtloosheid hunner poogingen, om op nieuws het grondgebied der Franschen, of dat hunner Bondgenooten, te schenden.’ De styl van deeze Beschryving des Veldtogts is zeer gepast aan het onderwerp. ‘Het is niet,’ om met den Opsteller te spreeken, ‘in een Werk, geschikt voor de beschryving van Militaire Evolutien, Veldslagen, Retraiten, enz. dat men zoeken moet met de bloemen van welspreekendheid te schitteren. Eene eenvoudige, klaare en zuivere styl is die, welke aan deeze soort van Geschiedenis voegt, welke geen anderen luister dan dien der waarheid vordert.’ |
|