Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij[p. 312] | |
Burgerlyke en Handelkundige Geschiedenis van de Engelsche Volkplantingen in de West-Indiën, door Bryan Edwards, Schildkn. VIde en laatste Deel. Uit het Engelsch. Te Haarlem, by A. Loosjes, Pz. In gr. 8vo. 183 bl.Met dit Deel zien wy het door ons telkens aangepreezen Werk des Mensch-, Volk- en Handelkundigen edwards, overwaardig om nevens robertson's Geschiedenis van America geplaatst te worden, voltooid(*). Het nog overige des ons bekenden oorspronglyken Werks deedt ons die voltooijing met de aflevering van dit Stuk niet verwagten. Dan een Naaberigt des Vertaalers geeft 'er ons eene voldoende rede van. Het Vyfde Boek, waarmede dit Deel aanvangt, is der beschouwinge van den Landbouw, in de Volkplantingen op de Engelsche West-Indische Eilanden, gewyd. Het Eerste Hoofdstuk handelt over het Zuikerriet, en heeft tot Inleiding een geschiedkundig verslag van dit zo aanmerkelyk Riet, de herkomst en overbrenging betreffende; alsmede eene Botanische beschryving; verder den bouw van 't zelve, met verbeteringen deswegen medegedeeld. Met het Tweede Hoofdstuk wordt de behandeling van het Zuikerriet voortgezet. Te recht vangt edwards 't zelve in deezer voege aan: ‘De tyd van den Oogst op de Zuiker-eilanden is het saizoen van vreugde en feestviering voor menschen en beesten. Zo smaaklyk, gezond en voedzaam is het zap van het Zuikerriet, dat elk dierlyk schepzel, daarvan vrylyk drinkende, gezondheid en kragt van deszelfs gebruik ontvangt. De magere en zieklyke onder de Negers krygt eene verbaazende verandering binnen weinige weeken, naadat de molens in werking gebragt zyn. De werkpaarden, ossen en muilezels, schoon meest geduurig werkzaam in dit jaargetyde, bedyen egter, zo hun de groene toppen van deeze edele plant in overvloed gegeeven worden, alsmede het afschuimzel uit de kookhuizen, meer dan op eenigen anderen tyd van het jaar. Zelfs de varkens | |
[p. 313] | |
en het gevogelte worden vet van den afval. In 't kort, op een welgeregelde plantagie is 'er, onder een menschlievend en weldaadig opzigter, zulk een blykbaare overvloed, en aangenaame arbeid, dat dezelve grootlyks strekt om de hardigheden der slaaverny te verzagten, en den onzydigen opmerker in te boezemen, dat, als de ellenden van het leeven als onverdraaglyk worden voorgesteld, zy zomtyds door de middelstof der verbeeldingskragt vergroot worden.’ Wegens de nutheid van de Zuiker voert edwards het getuigenis van den eerwaardigen ouden Doctor slare aan: ‘Hy, die het in het algemeen op het zoet gelaaden heeft, neemt een zeer moeilyke taak op zich: want de natuur schynt deezen smaak aan alle soorten van schepzels te hebben aanbevolen; de vogelen des hemels, de dieren des velds, veele kruipende dieren en vliegen schynen vermaakt te worden, en als 't ware verlevendigd door de specifike genoegens van alle zoetigheden, en van het tegendeel een afkeer te hebben.’ - ‘Uit de meeste voortbrengzels van het groeiend ryk is, voegt edwards 'er by, Zuiker te krygen; en Dr. cullen is van gevoelen, dat de Zuiker onmiddelyk voedende is. 'Er is ook goede rede om te veronderstellen, dat het algemeen gebruik van Zuiker in Europa de Schurft en verscheide andere epidemike ziekten, die voorheen plaats gehad hebben, heeft doen verdwynen.’ Ten aanziene van het breed ontvouwde, in dit en het voorgaande Hoofdstuk, merkt onze Schryver op, ‘dat de waarneemingen, door hem gedaan, zo wel betreffende de bewerking van het Zuikerriet op het veld, als de volgende handelwyze, zo in het kookhuis als in de distillatie, hoofdzaaklyk ontleend zyn van de praktyk, op Jamaica ingevoerd. Eene goede keus was 'er noodig, en ik kon aan geene andere wyze, van de Zuikerplantagie te behandelen, my beter gedraagen dan tot die, met welke ik by de ondervinding en de praktyk bekend was.’ - Dien zelfden maatregel volgt onze Schryver in het Derde Hoofdstuk, allerbelangrykst voor die met Zuikerplantagien te doen hebben, dezelve willen aanleggen, of 'er deel in neemen, daar hy in eene berekening treedt wegens dit soort van eigendom, de loopende uitgaven daaraan vast, en van den opbrengst, | |
[p. 314] | |
die redelykerwyze van dus een belegd kapitaal mag verwagt worden. Zeer leezenswaardig en onderrigtend is zyne beantwoording der vraage, hoe de aankweeking der Zuiker-eilanden, onder zo veele ontmoedigingen, is toegenomen? Op dezelfde wyze, als onze Schryver van de Zuiker gehandeld heeft, draagt hy voor, wat de Catoen, de Indigo, de Koffy, de Cacao, de Gember, de Arnatto, de Aloë en de Piemento betreft. Wy neemen, als een der kortste berigten, over, 't geen hy van het laatstgemelde zegt, en waarmede hy zyne naamlyst sluit, ‘als een der schoonste voortbrengzels in de natuur; een voortbrengzel, dat de merkwaardige speceryen van 't Oosten na de kroon steekt, de geur van veelen van deeze speceryen vereenigende; en maakende een verwonderenswaardig goeden plaatsbekleeder van hun allen. De Piemento-boomen groeijen van zelfs op, en in grooten overvloed in veele deelen van Jamaica, meer byzonder op de heuvelachtige liggingen aan zee, aan de noordzyde van het Eiland; waar zy de aangenaamste boschjens vormen, die men zich, met mogelykheid, verbeelden kan; de lugt met geuren vervullende, en bestaan geevende, schoon op een zeer ver afgelegen gedeelte van den aardbol, aan de beschryving van de balsemachtige windjens, die den reiziger vermaaken, door eenen grooten Dichter gegeeven.
Sabean odours from the spicy shore
Of Araby he blest
Chear'd with the grateful smel, old ocean smiles.
Deeze boom is een zuiver kind der natuur, en schynt alle de werkzaamheden der menschen te bespotten, die strekken om deszelfs groei uit te breiden of te bevorderen; niet eene pooging van de vyftig om jonge planten aan te kweeken, of hem uit zaaden voort te teelen, op plaatzen, waar dezelve niet als van zelf groeiende worden gevonden, gelukt. - De gewoone wyze van eene nieuwe Piemento-plantagie (op Jamaica a Walk, een laan, geheeten) aan te leggen, is niets meer, dan zich een stuk hout-land, in de nabuurschap van eene reeds bestaande piantagie, aan te schaffen, of op eene plaats, waar de verstrooide boomen natuurlyk gevonden worden: het hout geveld zynde, laat men de boomen op den grond blyven, tot dat | |
[p. 315] | |
zy rotten en vergaan. In den tyd van twaalf maanden, naa het eerste saizoen, zal overvloed van jonge Piementoplanten, frisch opgroeijende, op alle deelen van het land gevonden worden, zonder twyfel voortgebragt uit rype zaaden, daar door de vogelen gestrooid, terwyl de gevallen boomen hun bescherming en schaduw verleenen. Ten einde van twee jaaren is het best, het geheele land te zuiveren, laatende alleen zodanigen van de Piemento-boomen over als een goed voorkomen hebben, die dan weldraa boschjens zullen vormen, als die, welke ik beschreeven heb, en die, misschien uitgezonderd de eerste vier of vyf jaaren, zeer weinig toevoorzigt daarnaa vorderen. Ik geloof niet, dat 'er, in de geheele groeijende schepping, een boom van grooter schoonheid is dan een jonge Piemento. De stam, die van eene gryze kleur is, glad en blinkende, en geheel zonder schors, bereikt de hoogte van vyftien of twintig voeten. Dan spreidt hy zyne takken uit aan alle zyden, ryk bekleed met donker groene bladeren, eenigzins zweemende naar die van den laurierboom, en hierby steeken in de maanden July en Augustus de menigvuldige witte bloemen op eene zeer aangenaame en bevallige wyze af. 't Is aanmerkelyk, dat de bladeren even welriekend zyn als de vrucht, en die, zo men my verhaald heeft, een aangenaame geurige oly door distillatie oplevert, die zeer algemeen in de Apotheken van Europa voor oly van nagelen gebruikt wordt. Zoo draa de boomen in bloei staan, worden de beziën gereed om ingezameld te worden; daar men de vrucht niet kan laaten rypen aan den boom; daar het vleeschachtige, in dien staat vochtig en lymerig zynde, moeilyk is om te behandelen, en, als het droog wordt, zwart en smaakloos wordt. Het is egter onmogelyk, dat 'er niet eenige van de rype beziën zich met de overigen vermengen; maar zo de evenredigheid daarvan groot is, benadeelt zulks aanmerkelyk de waardy van dit artykel. Het wordt met de hand ingezameld: een arbeider op den boom, bezig met die kleine takken af te leezen, geest werk aan drie beneden, (die gemeenlyk vrouwen en kinderen zyn) om de beziën uit te zoeken; en een vlytig inzamelaar kan een zak van 70 ibs dagelyksch vullen. Het ingezamelde wordt dan op een terras verspreid, en omtrent zeven dagen aan de zon blootgesteld, | |
[p. 316] | |
sints welke het zyne groene kleur verliest, en een rood bruin aanneemt, en als het volkomen droog is, is het geschikt voor de markt. De opbrengsten van een Piemento-walk of laan zyn, by een gunstig faizoen, verbaazend. Een enkele boom, weet men, dat 150 ibs raauwe vrucht of een ewt van dezelve gedroogd heeft opgeleverd; gaande 'er gewoonlyk een derde van het gewigt by het droogen verlooren; maar deeze, gelyk veele andere der mindere opbrengsten, is by uitsteekenheid onzeker, en misschien valt een zeer overvloedige oogst maar eens voor in de vyf jaar. De prys, gelyk men denken kan, aan de Engelsche markt, regelt zich daarnaar; maar ik geloof, dat hy, eenige jaaren dooreen geslaagen, op tien pence het pond gerekend kan worden, daar onder begreepen de belasting, die drie pence is. Deeze, schoon zeker een veel grooter prys, dan deeze waar in vroeger jaaren hadt, geeft egter zo weinig voordeel aan den eigenaar, vergeleeken met die van eenige andere voortbrengzels, dat de Piemento van jaar tot jaar afneemt; wordende veele schoone gaarden, dagelyksch, geveld, en het land tot de cultuur van Zuiker toebereid. De jaarlyksche uitvoer uit Jamaica (de eenige onzer Colonien, die de Piemento voortbrengt) is omtrent zesduizend zakken, elk van honderden-twaalf ponden.’ |
|