Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerhandelingen en Waarneemingen, ter bevordering der Genees-, Heel-, Verlos- en Scheikunde. Iste Deel. Te Leyden, by A. en J. Honkoop, 1801. In gr. 8vo. 144 bl.Schoon het niet te ontkennen is, dat de Buitenlandsche Geneeskundigen zig door de nieuwe Schei- en Natuurkundige Ontdekkingen somtyds te verre laaten wegsleepen, en dat zy, de Geneeskunde te naauw met de thans heerschende Wysbegeerte willende verbinden, verscheide zeer gewaagde Leerstelsels ontwerpen, die, aan de ondervinding getoetst, nog verre af zyn van de waarheid op hunne zyde te hebben; zo is het evenwel, aan de andere zyde, niet minder waar, dat 'er in hunne Schriften een aantal allergegrondste denkbeelden en waarneemingen aangetroffen worden, die voorzeker alle aandacht waardig zyn, en allezins verdienen, op onzen Vaderlandschen Bodem voortgeplant te worden. Het is uit dien hoofde ook, dat het plan van de Geneesheeren h.a. bake, r. de kruyff, en den Heelmeester j. logger, om den Inhoud der buitenlandsche Geneeskundige Journalen in ons Vaderland algemeener te doen kennen, de algemeene goedkeuring zal wegdraagen, en dat de gemelde Uitgeevers of Verzamelaars de dankzegging en erkentenis van een ieder, die belang stelt in de bevordering van deze zoo belangryke konsten en weetenschappen, voor deze onderneeming ten hoogsten verdienen. - Jammer is het maar, dat de Uitgeevers in het uitvoeren van deze anderzins nuttige onderneeming niet even zoo gelukkig geweest zyn; waarover wy, de waarheid willende hulde doen, geen gunstig oordeel kunnen vellen, daar wy noch de keuze der hier geplaatste Verhandelingen, enz. noch de wyze, op welke dezelven voorgedraagen zyn, kunnen billyken. Ten aanzien van de keuze der geplaatste stukken, hadden de Verzamelaars, om aan hun oogmerk te voldoen, om, namelyk, nuttig en aangenaam te zyn, zig niet voor | |
[p. 305] | |
't grootste gedeelte moeten bepaalen tot zoodanige speculative onderwerpen, welken den Genees- en Heelmeester, die eenen gelyken tred met de vorderingen in die weetenschappen houdt, reeds voorlang bekend waren, en voor den minkundigen, of zelfs voor den eigentlyken beoeffenaar dier konsten, van weinig of geen nut zyn. Zy zouden ten minsten uit de voor hen liggende Journalen onderscheidene stukken kunnen overgenomen hebben, die, over 't geheel, en byzonder voor den Practicus, die uit tydsgebrek niet alles leezen kan, en voor wien de Journal-lectuur juist het geschiktste is, vry wat nuttiger en leerzaamer zouden geweest zyn; als b.v. (om enkelden te noemen) het zoo fraay uitgewerkte stukje van Pr. hufeland, over de te Jena geheerscht hebbende Zenuwkoorts en derzelver complicatien; het uitgebreide en leerzaame stuk van den Erlangsen Hoogl. hildebrand, over het Aderlaten; de schoone denkbeelden van den Geleerden lentin over 't Rheumatismus; en zoo zouden wy een groot aantal Verhandelingen kunnen opnoemen, die, door den onmiddelyken invloed, welken zy op het uitoeffenende gedeelte der Genees- en Heelkunde hebben, verre te verkiezen waren boven de hier geplaatsten. - Zelfs zo de Uitgeevers met opzet dergelyke beschouwende onderwerpen gekozen hebben, was 'er, onzes bedunkens, nog al eene vry betere keuze te doen geweest. De verscheidene denkbeelden van den Hoogl. reil, in de Hoogduitsche Journalen, over de zoogenoemde verplaatzing der ziekestoffe, over de ziektescheiding der Zenuwziekten, enz. het ontwerp van een Scheikundig Geneeskundig Systhema van baumé, de thans zoo veel geruchts maakende quaestie over de ideeën van wichman, wegens het tanden krygen der Kinderen, en meer andere dergelyke, alle aandacht waardige stukken, hadden stoffe genoeg kunnen opleveren, om werkelyk nuttig en aangenaam te zyn; waarmede men daarenboven des te meer aan het doelwit zoude beandwoord hebben, wanneer de Verzamelaars (en dit is hetgeen wy in de tweede plaats niet kunnen goedkeuren) zig niet alleen tot het bloote vertaalen der Verhandelingen, enz. bepaald hadden, maar het overgenomene, of met de nadere denkbeelden van anderen, of ook met hunne eigene, opgehelderd en verrykt hadden, waartoe zelfs by de hier geplaatste stukjes gelegenheid genoeg geweest | |
[p. 306] | |
was; hetgeen dan ook, behalven dat het geheel een geleerder aanzien had verkreegen, by den buitenlandschen Geleerden het ongunstig denkbeeld, wegens de geringe vorderingen onzer Geneeskundigen, zoude weggenomen hebben, 't welk natuurlyk moet ontstaan, wanneer hy ziet, dat men al het door hem gezegde zonder tegenspraak aanneemt en blindelings naarvolgt. Na deze algemeene aanmerkingen zullen wy thans, ter bevestiging van het door ons aangevoerde, den inhoud van het voor ons liggend stukje kortelyk doorloopen, en onze aanmerkingen ter behoorlyke plaatse invlechten. - Na een korte Voorreden, in welke de Uitgeevers eerstelyk hunne bedoeling met deze onderneeming te kennen geeven, vervolgens zoeken te betoogen, dat dit hun Tydschrift in geen verband staat met een ander aangekundigd Journal van de Geneesheeren stipriaan luiscius, ontyd, enz. en eindelyk hunne Kunstgenooten tot medewerking aanmaanen, volgt de eerste Verhandeling, Over het gebruik van het Galvanismus, als een opwekkend middel, in de beoeffening der Heelkunde, briefsgewyze medegedeeld door den Heer humboldt aan den Hoogl. loder te Jena, overgenomen uit het Heelkundig Journal, door den laatstgemelden uitgegeeven, Iste Deel 3de Stuk. - De met roem bekende humboldt onderzoekt hier de drie volgende Vraagen: 1o. Of die Metaalprikkeling zoude kunnen dienen om den schyndood van den waaren te onderscheiden? 2o. Of deze prikkeling in sommige gevallen iets zoude kunnen toebrengen om een schyndooden op te wekken? en 3o. Of men van deze prikkeling eenige geneezing kan verwagten in Oogziekten, in Verlammingen der Ledematen, en in Rheumatieke Ziekten? Het resultaat van dit onderzoek is over het geheel niet zeer gunstig voor 't Galvanisme; wordende de eerste Vraag volstrekt negative beantwoord; en ten aanzien der twee anderen worden eenige Theoretische gronden aangevoerd, die a priori wel ten voordeele van 't Galvanisme pleiten; evenwel blykt uit het gezegde, dat zig nog zeer weinig laat bepaalen, en dat nadere proeven deze zaak moeten beslissen. En, indedaad, zal ook een ieder, die met de proeven met het Galvanisme, en vooral die in vergelyking van de gewoone Electriciteit genomen zyn, bekend is, zoodanig over dit stuk moeten oordeelen, daar uit | |
[p. 307] | |
dezelve allerduidelykst blykt, dat het vooral nog veel te voorbaarig zoude zyn, om deze metaalprikkeling op het uitoeffenende gedeelte der Genees- en Heelkunde toepasselyk te willen maaken; en thans vraagen wy, tot welk einde dit zoo zeer twyffelagtig stukje hier geplaatst is, en of de Uitgeevers niet een nuttiger werk zouden gedaan hebben, wanneer zy, uit dit zelfde stukje van 't Journal van loder, de zoo fraaije aanmerkingen van Pr. himly, over sommige Oogziekten, of de zoo schoone en leerzaame waarneeming van richter, van eenen aan eene hevige buikszwelling gestorvenen man, hadden overgenomen? De tweede Verhandeling bevat eene voorloopige bekendmaaking van eene nieuwe Geneeswyze van den Tetanus traumaticus, door Dr. w.a. stutz, met een vervolg ter bevestiging dier Geneeswyze, uit de Med. Chir. Zeitung van Pr. hartenkeil, No. 6. De hier aangepreezene Geneeswyze is reeds, byna een jaar geleden, in ons Vaderland bekend gemaakt(*). De voornaame bedoeling der Uitgeevers, met de nadere mededeeling van dit stuk, moet dus geweest zyn, om de gronden, op welken de Heer stutz zyne Geneeswyze bouwde, algemeen te doen kennen. Dan het zy ons geoorloofd, hier te vraagen, 1o. of de Tetanus traumaticus eene zoo gewoone en dagelyks voorkomende ziekte is? en 2o. of de hier aangevoerde speculative gronden zoo algemeen verstaanbaar zyn? Maar ook buitendien hadden de Uitgeevers, zo zy dit stukje werkelyk nuttig hadden willen doen worden, niet by de Geneeswyze van den Tetanus alleen moeten blyven stilstaan; zy hadden hierby behooren te voegen hetgeen andere Artsen omtrent deze Geneeswyze in andere ziekten waargenomen hebben(†), en zelfs hetgeen de Hoogl. hildebrand, te Lemgo, en de Hoogl. ficker, te Paderborn, tegen die Geneeswyze hebben ingebracht, waartegen zig de Heer stutz nog onlangs uitvoerig verdedigd heeft. Eene derde Verhandeling is van den Heer stöller, Over het kragtdaadig vermogen der natuur in het geneezen van ligchaamsgebreken, voornamelyk by Hoofdwonden: uit het gemelde Journal van loder, Iste Deel 1ste | |
[p. 308] | |
Stuk, No. 7. In deze waarneeming tracht de Heer stöller iets te bewyzen, hetgeen, zo wy ons niet bedriegen, ieder bekwaam Heelmeester reeds voorlang bekend geweest is; en dit is, dat de moeder Natuur, in Heelkundige gevallen, en dus ook in Hoofd-gebreken, somtyds wonderen doet, en daarentegen ook wederom geheel werkeloos zyn kan. Met dit al verdient dit stukje toch van jonge Heelkundigen geleezen te worden, 't welk evenwel nog belangryker ware geworden, wanneer men hier van meerdere dergelyke waarneemingen melding had gemaakt, en byzonder van het fraaije stukje van den Heer wendelstadt, zynde als een aanhangsel of vervolg op dit stukje van stöller te beschouwen, en overwaardig om van jonge Heelmeesters geleezen te worden(*). Het vierde stukje behelst een onderzoek aangaande het aanwezen van het vogt in de holte der hersenen, door sömmerring voor natuurlyk en voor het werktuig der ziel gehouden; door Dr. schweikhard: overgenomen uit het Journal der Ersindungen und Theorien, enz. XXVste Deel, of 1ste Stuk van het nieuwe Journal. In dit stukje, welk, benevens de daarop volgende aanmerking van de Uitgeevers van gemeld Journal, woordelyk vertaald is, tracht de Heer schweikhard de algemeen bekende Hypothese van sömmerring, over de zitplaats der ziel, door eene waarneeming min of meer te bevestigen; welk bewys, echter, door de Uitgeevers van het Journal, als onvoldoende beschouwd wordt; van welk alles wy evenwel dat nut niet kunnen inzien, dat men hetzelve uitgekipt en vertaald heeft. Te recht zoude men hier immers kunnen vraagen, cui bono? Daarenboven heeft de Vertaaler in dit stukje een zinstoorende fout begaan, die wy in een Journal ter bevordering van Geneeskunde, enz. gewenscht hadden niet aan te treffen: De omgekeerde werking der maag en slokdarm, die de Heer schweikhard verhaalt in de onthoofden waargenomen te hebben, welke hy met recht de antiperistaltische beweeging heet, noemt men hier zeer verkeerd antiparilitische. Het vyfde stukje is mede eene uit het evengemelde Journal overgenomene, doch aanmerkelyk (en met recht) | |
[p. 309] | |
verkorte, Verhandeling, over het al of niet bevorderen der Naageboorte; door den Hoogl. stark, te Jena. Dit stukje, welk zyn oorsprong verschuldigd is aan eenen te vooren, en wel op eene zeer hevige wyze, gevoerden twist, over hetzelfde onderwerp, tusschen den Heer stark en den thans overleedenen Hoogl. weissenborn, en waarin de Heer stark zyne gronden opgeest, waarom men, ten aanzien van de bevordering der Nageboorte, niet te veel aan de Natuur moet overlaaten, verdient voorzeker de aandacht van iederen Vroedkundigen. De dagelyksche ondervinding leert maar al te dikwerf, welke misslagen hierin nog dagelyks begaan worden, en hoe menige Baarende het slachtoffer wordt van de onkunde of caprice van den Vroedmeester of de Vroedvrouw, ten opzichte van het al of niet bevorderen van de Nageboorte. Maar ook juist om de groote belangrykheid der zaake, en wel byzonder omdat 'er nog al Vroedkundigen aangetroffen worden, die in dit geval misschien al te weinig aan de Natuur overlaaten, hadden wy gewenscht, dat de Uitgeevers, in plaats van alleen de gronden van stark, die voor de bevordering der Nageboorte pleiten, hier op te geeven, de moeite genomen hadden, om de argumenten van den gemelden weissenborn tegen het gevoelen van stark, die toch ook niet van allen grond ontbloot zyn, (met weglaating van alle de daar in gevlogtene personaliteiten) hier ook aan te voeren, en vervolgens het resultaat dier twee vlak tegen over elkander staande gevoelens op te geeven, waartoe wy byzonder den Heer bake, als Lector in de Vroedkunde, wel in staat kennen, en waardoor dit stukje ongetwyfeld een leerzaamer en belangryker aanzien had gekreegen.
(Het slot dezer Beoordeeling in een volgend Stukje.) |