| |
| |
| |
De Geestenziener; eene Geschiedenis, getrokken uit de Gedenkschriften van den Graaf van O**, door Friedrich Schiller. Uit het Hoogduitsch. In II Deelen. In den Haage, by J.C. Leeuwestyn, 1800. In gr. 8vo. Te zamen 688 bl.
Niet weinig kunnen wy zeggen tot aanpryzing van dezen kunstig zamengeslelden Roman, die zo uitnemend wel geschreven is, dat wy, by al het wonderbare en ongelooflyke van het verhaal, toch gedurig meenden dat wy ene ware gebeurenis lazen, en den sleutel zochten, tot een of andere gewichtige Staatsverändering, in dit of dat Europisch Ryk; gedurig toepassingen maakten, en telkens vergaten, dat alles verdicht was. Wy maken de woorden des Vertalers, die voor zyne taak berekend, en te gelyk een bevoegd rechter was, de onze: Wy vonden by al het wonderbare en duistere, by de levendigheid en het ajwisselende des verhaals, by den fraaijen styl, diepe menschenkennis, schrandere opmerkingen, ten aanzien van Staat-, Zeden-kunde en Godsdienst, en heilzame waarschuwingen voor het ongeloof en bygeloof, terwyl klaarblyklyk getoond wordt, hoe die beiden niet alleen hand aan hand gepaard gaan, maar zelfs moeder en dochter zyn; voor de bedriegeryen der menschen, hoogmoed, verkwisting, ja alle losheid van zeden. Wy leerden 'er behoedzaamheid omtrent zichzelven in die twee voorname opzichten uit, om namentlyk zichzelven voor den eersten misstap te wachten, - en om over andere gevallenen geen te streng en voorbarig oordeel te vellen, daar men zelden met alle de geheime listen, lagen en strikken bekend is, die der onschuld en deugd gelegd worden, enz. Trouwens, de naam van schiller alleen is alreeds genoegzame waarborg voor de verdiensten van dezen zonderlingen Roman; en de Lezer zal zyne verwachting niet bedrogen vinden. Evenwel, de eerste 212 bladzyden van het eerste Deel zyn alleen van schiller; hy liet
dit werk steken, en was niet te bewegen om deze taak af te doen. Men loofde ene aanzienlyke praemie uit voor hem, die het werk, schiller waardig, afwerken, en een alzins bevredigend geheel daarstellen zou. Dit deed een ongenoemde. De taak was niet gemaklyk, maar is meesterlyk uitgevoerd. Gaarne zouden wy de Voorrede van dien ongenoemden afschryven, maar ons bestek gedoogt dit niet; ziet hier den geest 'er van: ‘Een groot kunstenaar begon een meesterstuk. Nooit had nog iemand soortgelyk ene schildery geleverd. Hy liet het varen; waarom, weet men niet. Het viel zekeren Schilder in 't oog. Hy beschouwde het lang met de ingespannenste opmerkzaamheid. ô! Riep hy uit, mogt ik het voleindigen! Men vergunde hem, 'er zyne
| |
| |
krachten aan te beproeven; en was ook over hem voldaan: men begreep, dat, ofschoon de eerste meester het een en ander nog anders en beter gemaakt zou hebben, het toch ook zo wezen kon. De Schilder gaf de eer alleen aan zynen groten voorganger, wiens meestertrekken zyn penseel bezield hadden.’
Een booswicht van den eersten rang bedoelt niets minder dan de Kroon van een of ander machtig Ryk. Eindelyk bepaalt hy zich tot Venetië, zyn Vaderland. Hier moet hy eenmaal alleenheerscher worden. Dit kan niet, ook niet door het geweldigst oproer, zonder hulp van vreemde Hoven. Hy weet (de wyze hoe moet men in het Werk zelve lezen) in byna alle Kabinetten invloed te krygen, heeft overal mannen, die van zyne wenken vliegen, en tot vorstenmoord, en tot alles, bereid zyn. Hy is een groot natuurkenner, de schranderste menschenkenner, en de afschuwlykste booswicht. Door zyne onmeetlyke schatten, door zyne gewaande wonderen, door ieder op zyn zwak aan te tasten en te verplichten, door zekere geheime Orde, die hy geheel aan zyn oogmerk dienstbaar maakt, door onbegrypelyke, duivelsche list, gelukt hem ieder gruwelstuk. De Prins van ** was in het strengst incognito te Venetië; heeft een uitmuntend hart; was Protestantsch, maar juist niet na en uit een behoorlyk onderzoek; hy was volstrekt niet eerzuchtig; hy had geen uitzicht op den Troon, en alle zyne wenschen bepaalden zich tot een ambteloos leven. Op dezen Prins heeft de booswicht het oog. Hy wil hem op den Troon plaatsen, maar op dien van een naburig Ryk; daartoe moet hy den Roomschen Godsdienst omhelzen. Door hem wil hy zyn doel bereiken; dus moet hy geheelenal zyn werktuig worden, en hem in alles blindelings volgen. Natuurlyk doorziet men dit plan eerst aan het einde der Geschiedenis. De Lezer voelt wel, dat men den Prins tot een groot, maar verborgen, oogmerk gebruiken wil, en dat hy, in den volstrektsten zin, het werktuig wordt van enige onbekende schelmen: ook dit voelden zyne vrienden; dan zy kunnen den draad van het kluwen maar niet vinden, noch hunnen vriend redden. Toen zy enigzins op het spoor geraken, is de Prins reeds al te zeer in den strik verward; zy hebben zyn vertrouwen verloren, en men maakt van hem, en doet door hem, wat men wil.
Wensch u geluk, Prins! te negen uuren is hy gestorven, zegt een onbekend Masker in Armenische kleding; en toen het bericht komt, dat de Kroonprins juist op dat ogenblik overleden was, is het Masker ook weder by de hand, en zegt den Prins: Uwe wissels zyn gekomen. Gy zyt hier ontdekt, en zult de afgezanten van den Raad aan uw huis vinden. Kort daarop beledigt men den Prins in een Koffyhuis; maar de Inquisitie is by de hand, en het hoofd van den belediger rolt, zo
| |
| |
als de Prins meent, voor zyne voeten. Aan het Hotél was intusschen door enen Armeniër bericht gebracht, ‘het zou laat worden, eer de Prins te huis kwam;’ en ten bewyze gaf dit Masker 's Prinsen horologie over, dat hy nu eerst miste. Naderhand is de Prins een sleutel kwyt. Enige kinderen vermaken zich met spel en dans. Onverwacht blyft de Koningin van het spel roerloos staan: 'Er is, zegt zy, een Koning onder ons, en legt hare kroon aan des Prinsen voeten. In ene loterykraam neemt de Prins een lot, trekt een doos, en de verloren sleutel ligt 'er in. Men eet dien avond op zeker lusthuis. Zeker Siciliäan kan Geesten oproepen; doet dit ook: Gochelaar! gy zult geene Geesten meer oproepen, zegt iemand met ene forsche stem; het is de Armeniër. Op 't ogenblik zyn 'er ook gerechtsdienaars, en ene wacht neemt allen gevangen. De Armeniër luistert den oppersten maar iets in het oor, en de Prins is met de zynen vry. Nu ontdekt het zich, dat alles met den Siciliäan bedrog was. De Prins spreekt hem in de gevangenis. Met de kroon, den sleutelden geest, was alles bedrog; maar met den Armeniër was het geheel iets anders; deze is een zonderling wezen, geheel ondoorgrondelyk, enz. Evenwel ontkomt de Prins dezen zo kunstig gelegden strik. Zyn gesprek met den Graaf van O ** is hier zeer lezenswaardig. Indedaad, hy liep niet blindelings en onbezonnen in den strik, dien men hem spande; en men verbaast zich, terwyl men den Prins beklaagt, over de arglistigheid van het schelmstuk, waaronder een zo wel verdedigd verstand bezweek.
Dit voorval liet diepen indruk na. Nu lag des Prinsen geloof aan wonderen, maar ook zyn geheel godsdienstig geloof; althands hy begon te twyfelen. Daar zyn incognito ophield, kon hy ook zo afgezonderd niet meer leven, en hy geraakte in kennis met enige fraije vernuften. Hy wilde schitteren, en dus zynen geest beschaven. Onmerkbaar regelde men zyne lecture. Al vroeg was een van 's Prinsen bedienden, de Jager, verdwenen. Zekere biondello was daarop in zynen dienst genomen; en deze was een der voornaamste werktuigen van den Armeniër. Eindelyk geraakte de Prins nu ook in zeker besloten gezelschap, de Bucentauro genoemd. Hier werden de natuurlyke en noodzakelyke steunpilaren zyner gelukzaligheid vernield, opdat hy, wanneer hem de spitsvindigheden en droggronden in het beslissend ogenblik begaven, den eersten staf den besten, dien men hem willekeurig toewierp, zou aangrypen. Een vriend alleen had hem misschien nu nog kunnen redden; dan ongelukkig moesten Mylord seymour en de Graaf van O ** beiden toen juist uit Venetië; en toen de Graaf, een jaar daarna, terug kwam, werd de Prins reeds overal toegejuichd, was een spotter met de eerwaardigste waarheden van den Godsdienst geworden, en in het gedrang,
| |
| |
dat hem voordstuwde, hoorde hy de zwakke stem der vriendschap niet meer. De Graaf moest den Prins wederom verlaten; dan de Baron van F. gaf hem nu naauwkeurig bericht van hetgeen den Prins betrof. Nu kwam de Prins van D ** in Venetië. Onze Prins huurde terstond een nieuw en prachtig huis, en alles ging op een hogen voet. Hy bediende zich byna geheel alleen van biondello, en werd jegens zyne Edellieden en andere bedienden verbazend norsch. Toevallig redde de Prins zekeren marchese de civitella het leven; (ook dit was bedrog.) Deze, de Neef van een der rykste Prelaten, wordt des Prinsen boezemvriend. De Prins had gebrek aan geld, en handelt met een Jood. Civitella ontdekt dit, en schiet den Prins, met de grootste vreugd, aanzienlyke sommen op. Hier komt een belangryk gesprek met den Baron van F. voor, hetgeen doet zien, hoe diep de Bucentauro den Prins reeds had doen zinken. De Liefde alleen ontbrak nu nog. In zekere Kerk ziet de Prins ene Grieksche Dame; dan zy was spoedig weg, en alle nasporing te vergeefsch. Nu is zyn toestand by uitstek pynigend; hy moest verstroijing hebben, vond die in het Spel, en is in korten tyd aan civitella vierëntwintig-duizend Zechienen schuldig. Intusschen schynt het, dat het Hof te ** achterdocht tegen den Prins heeft opgevat; dat het hier zyne verspieders heeft. De Prins wordt daardoor op zyn Hof misnoegd. Eindelyk vindt de Prins zyne Grieksche Schone, en zwemt in vermaak en liefde. Maar nu komen 'er brieven van zyn Hof; men weet daar alles, en de Laster heeft 'er nog vry wat bygevoegd. De Prins wordt woedende. Zo nadert de Armeniër zyn doel. Ziet hier een stuk van een gesprek met den Baron.
‘Wensch u geluk, zeide hy, - te negen uuren is hy gestorven. Geluk - Ik zou my geluk wenschen, - zeide hy zo niet? Wat wilde hy daarmede zeggen?’
‘Hoe komt gy daar thands op? wat moet dat hier?’ zeide de Baron.
‘Ik heb toen niet begrepen, wat de man wilde. Thands versta ik hem - ô het is onverdraaglyk hard, enen Heer boven zich te hebben!’
‘Myn dierbaarste Prins!’
‘Die het ons kan laten voelen! - Ha! het moet zoet zyn! - De ellendigste onder het volk, of de naaste Prins aan den troon! Dat is geheel en al het zelfde. - By God! het is iets groots, eene kroon!’ enz.
Intusschen was de Prins nu van zyn Hof verlaten, geheelenal van civitella afhangelyk; alleen had hy nog ene toevlucht tot zyne Zuster, die hem van tyd tot tyd aanzienlyke sommen had toegevoegd.
Een geruimen tyd onderschepte men alle de brieven van den Baron. Toevallig krygt de Graaf 'er ene in handen.
| |
| |
's Prinsen Zuster had ook met hem gebroken; civitella was door den Prins doodlyk gewond; en de Grieksche Dame overleden. De Graaf vliegt naar Venetië; de Prins wil hem niet zien; maar van F., die doodlyk ziek was, ontfing hy een biljet: Reis vry terug. De schulden van den Prins zyn betaald; civitella is hersteld; de Armeniër is, in den volstrektsten zin, meester van den Prins, die, nu vyf dagen geleden, de eerste Mis heeft gehoord. (Hier eindigt het werk van schiller.) Het gelukte, echter, den Graaf, zynen vriend te zien. Deze was, althands met medeweten van den Prins, vergeven. Hy was, zo wel als de Graaf, verdacht, van den Prins zwart gemaakt te hebben by zyn Hof. Nu vernam de Graaf, wat 'er ware voorgevallen. Ene stem in den nacht: Prins! hoed u, dat gy uwe hand niet met moord bevlekt! was het eerste geweest. Daags daaraan vond hy zyn Grieksch meisje, zo hy meende, in civitella's armen, en doorstak hem woedende. Vluchten was nu de zaak. Men kreeg zyne wykplaats op het spoor. Zeker Klooster was veiliger. Hier lag de Grieksche Dame reeds zints zeven dagen ziek. De Prins zag haar sterven, liet het lyk openen, en zy was vergeven. Een Geest verschynt in den nacht, en brengt een brief; een brief van civitella, met alle de schuldbekentenissen van den Prins. Een Geest had alles afbetaald, en hem gewaarschuwd, den Prins niet te vervolgen, die, wilde hy zich van zyne macht bedienen, hem ogenbliklyk doden kon. De Geest had hem aangeraakt, en zyne wond genezen. - Overwin uw ongeloof! riep ene stem, toen de Prins den brief gelezen had. Hy keerde nu naar zyn Hotél, en moest nu civitella in den waan houden, dat hem hogere machten ten dienste stonden.
F. stierf, en de Graaf verliet Venetië. Maar zou 'er dan, dacht hy, volstrekt niets meer te doen zyn om den Prins nog te redden? Hy brengt zynen bediende in den waan, dat hy dood is, en keert, als een Poolsche Jood vermomd, terug. Het geluk diende hem zonderling. Op reis vindt hy in zekere herberg enen echten Poolschen Jood, die op sterven lag. De *** sche Geconfoedereerden hadden dezen afgezonden, met een brief aan zekeren man te Venetië. (De Graaf herkent terstond den Armeniër.) Hy neemt nu dien last op zich. De brief, waarvan hy een afschrift nam, was in voor hem onverstaanbaar cyfer. Hy geeft zich by den Armeniër voor den echten Jood uit, speelt zyne gevaarlyke rol uitnemend wel, en moet tot nader order te Venetië blyven. Mylord seymour ontdekt hem. Deze was ook vermomd, met het zelfde oogmerk, te Venetië, en zo ver gevorderd, dat hy zekeren boezemvriend, johnson genoemd, in des Prinsen dienst had. Door dezen kreeg hy dan nu ook berichten. De Prins had indedaad F. doen vergeven; door verdichte brieven had men hem bedrogen; en door zekeren sleu- | |
| |
tel tot het cyfer, in biondello's brieventas gevonden, konden 's Prinsen vrienden nu ook den brief aan den Armeniër lezen; en nu kregen zy toch enig licht in het verborgen plan der boosheid. Maar den Graaf ontzonk nu ook de moed. Wat zyn wy, zeide hy, tegen zo velen? Doch de Lord sprak hem moed in. Kon het dan niet anders zyn, zo kon men toch eindelyk het Venetiaansch Gerechtshof onderrichten van hetgeen men wist, en alzo de myn in de lucht doen vliegen, al moesten dan ook de Prins en zy zelve daarby omkomen.
De Prins kon zyne Grieksche Dame niet vergeten, en sloeg byna de handen aan zichzelven; Geestverschyningen beletten dit. De Bucentauro was nu vernietigd; en juist op dit tydstip geraakt hy in kennis met een uitmuntenden Geestelyken, de Bisschop van *; en deze waardige man opende den Godsdienst wederom den weg tot 's Prinsen hart. Dat dit ook in het plan van den Armeniër behoorde, konden zyne vrienden niet begrypen. Civitella sterft (in schyn) op ene wyze, die den Prins al meer vertrouwen op, en eerbied voor, den Armeniër moest inboezemen, en overtuigen, dat ene onbepaalde gehoorzaamheid aan dat onbekende wezen volstrekt nodig was. Ik gaf 'er myn leven om, riep hy uit, had ik eindelyk eens iets bepaalds van dezen Armeniër kunnen vernemen! En ene stem andwoordde: Gy zult dit nog, gy zult hem zelfs nader leren kennen, byaldien uwe volgzaamheid u dit waardig maakt.
Kort hierop kregen 's Prinsen vrienden enigen moed. Hem werd wissel-arrest aangezegd. Nu meenden zy hem te redden met hun geld, en zyn vertrouwen te herwinnen. Dan, vóór den avond kwamen alle de schuldeischers met hunne quitantien, en brachten nieuwe sommen, mede reeds afbetaald. Dit was het werk van den Armeniër. Nu stierf ook de Bisschop; en uit een geschrift, dat hy zou nagelaten hebben, bleek den Prins, dat deze Bisschop zyn Oom, zyn Hof aan de gruwlykste moorden schuldig, en deze waardige man ook al vergeven was. Nu kwam de zo lang vermiste Jager ook terug; en dit onnozel mensch meende in ernst, dat het Hof hem had doen opvangen, dat men hem had willen uithoren, en dat hy nu, door enen Oom van den Prins, om dezen te vermoorden, was omgekocht Natuurlyk is de verbittering van den Prins tegen dien Oom nu op het hoogst. Vader- en broedermoordenaar! riep hy uit, moordenaar van alle myne genoegens! Gods geduchte wraak zal u door my treffen, en dan wee u! Deze wraak, echter, wordt den Prins schristelyk verboden, door den onbegrypelyken, die zich tekende: De u overal onzichtbaar verzellende.
Pater sedastiano, wien de Bisschop in bovengemeld geschrift had aanbevolen, had nu den Prins spoedig overgehaald; zodat hy opentlyk den Roomsch-catholyken Godsdienst om- | |
| |
helsde. Zyne domme Geloofsbelydenis, die hier woordelyk voorkomt, is zeer opmerkelyk. Nu laat zich de Armeniër zelve zien by den Prins; wekt zyn Grieksch meisje (dat toch nimmer dood geweest was) voor hem op; en nu is zyn doel volkomen bereikt: hy kan by den Prins van ene volstrekte gehoorzaamheid, zonder enig onderzoek, verzekerd zyn. Nu zendt hy ook den Poolschen Jood (den Graaf van O **) terug, met enen brief: De bepaalde dag, waarop de Prins den Troon zou beklimmen, was de ... April. De hunne moest den ... sterven, en zy den Prins terstond voor Koning uitroepen. Dat hy in alles zou toestemmen, daarvoor stond men nu borg. En dan maar aanstonds op het trotsche Venetië los, enz. - Onbeschryfelyk was de verbazing van des Prinsen vrienden, toen zy dezen brief ontcyferden; maar op het zelfde ogenblik bericht hun johnson, dat de prins, de armeniër, en biondello geärresteerd waren. Kort daarop werden de Lord en de Graaf mede in arrest genomen. Dit laatste was johnson's werk, opdat men hen niet beschouwen mogt als medeplichtigen, en omdat zy door hun getuigenis den Prins nog konden veröntschuldigen. Zy geraakten ook spoedig vry; en nu ontfing de Graaf (de Poolsche Jood) nog een brief van den Armeniër, waaruit bleek, dat hy nog den moed niet opgaf, alles in de gevangenis reeds lang had voorbereid, en vluchten kon, wanneer hy wilde; hetgeen dan nu verhinderd werd.
De Graaf van O ** ontmoet nu zekeren Oversten, die den Prins had aangegeven. Hy had volmacht van zyn Hof. Zekeren Praesident was het geweten op het doodbed wakker geworden, en deze had het gehele plan nog in tyds aan den Vorst ontdekt. Door den Oversten krygt de Graaf nu ook toegang tot den Prins en den Armeniër, door wiens belydenis en het verhaal van zynen levensloop zich dan ook alles ontwikkelt. Dit verhaal, dat in meer dan één opzicht leerzaam en merkwaardig is, maar waarvan wy niets kunnen mededelen, beslaat de grootste helft van het tweede Deel dezes Werks. De Prins keert eindelyk met den Graaf van O ** naar zyn Hof terug, waar alles edelmoedig vergeten en vergeven was, en verkoos een eenzaam leven. Dan hy leefde maar kort. Het slot dezer Geschiedenis is waarlyk zeer aandoenlyk; en het is byna onmooglyk, den Prins niet te beminnen, die diep, diep ongelukkig was, en alleen in den dood rust en geluk vinden kon. |
|