Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet Genootschap Christo Sacrum binnen Delft. Te Leyden, by J. van Thoir, 1801. In gr. 8vo. 30 bl.Een geheel nieuw verschynsel aan den Nederlandschen Kerkhemel! Eenige Godsdienstige menschen, welmeenende aankleevers van het Christendom, doch niet te vreede, zoo 't schynt, met de wyze van openbaaren en gemeenschappelyken eerdienst onder de Christenen, hebben zich, binnen Delft, tot een afzonderlyk gezelschap, dat zy Het Genootschap Christo Sacrum noemen, vereenigd. Hieromtrent wordt ons, in dit Stukjen, een leezenswaardig Bericht, op een inneemenden toon, medegedeeld. Vooraf gaat eene lieftaalige, en, zo men uit woorden oordeelen mag, in den echten geest van het Christendom gestemde Aanspraak van de Bestuur- | |
[p. 259] | |
ders van het Genootschap aan hunne Medechristenen, waarin zy ook, tot voorkoming of wegneeming van nadeelige vermoedens, ronduit verklaaren, geene de minste betrekking te hebben tot eenige Gezelschappen, Verzamelingen van Christenen, Societeiten, Kruisgenootschappen, enz. daar of elders plaats hebbende, en elk waarschouwen, om niets, hoe ook genaamd, dat op den naam van 't Genootschap mogt uitgegeeven zyn, of nog uitgegeeven worden, voor echt te erkennen, ten zy het door bekende handteekeningen gestaafd is(*). Dit nieuwe Genootschap (welk deszelfs aanvang van den Jaare zeventienhonderd zeven-en-negentig rekent) houdt zich aan geene byzondere Gezindte verbonden, maar zou gaarne zien, dat alle scheuringen en verdeeldheden onder de Christenen ophielden. Het heeft ten oogmerke, om, zoo wel uit de verschillende Kerkgenootschappen, als uit zoo veele schuilhoeken en plaatzen, waar menschen zich bevinden, die nooit in de Kerk van Christus zyn ingelyfd, of, ingelyfd zynde, anders den openbaaren Godsdienst veronachtzaamen, alle diegeenen uit te nodigen en te verzamelen, die, onder de baniere van Jesus, en Jesus alleen, op de vaste belydenis der grondwaarheden, en inlyving in het Christendom, eenen plechtstatigen Eerdienst, onder de tederste liefde des naasten, begeerig zyn te vieren, en wenscht alzoo nayvrig mede te werken tot de vereeniging dier Belyders van het Christendom, die het in de hoofdzaak eens zyn, maar onderscheidene uitéénloopende wegen inslaan, om met hun, tot één algemeen Genootschap verzameld, in kracht, de gemeenschap der Heiligen uit te oesenen, en alle, ééns Broods en ééns Wyns, aan dezelfde Tafel des Heeren, deelachtig te worden. Echter schynen zy van hun, aan welken zy de hand van Broederschap aanbieden, zeker soort van Geloofsbelydenis te verlangen, die wy, om ons verslag des te vollediger te maaken, wel de moeite willen neemen hier ter neder te schryven. Zy is deze: ‘Men moet waarachtig gelooven, dat ieder mensch zondig is en bedorven, geheel onbekwaam, om zich uit dien toe- | |
[p. 260] | |
stand te redden; dat God, hoezeer alle hoogstmogelyke goedheid en barmhartigheid bezittende, om zyner Rechtvaardigheids wille, de straf der zonde eischt; dat, het gansche bedorven Menschdom ontoereikend zynde hier aan te voldoen, de Verlosser jesus christus éénmaal tusschen trad, om deze verdiende straffen op zich te nemen, ene daad, welke Hy alléén vermogt, als zynde God en Mensch; dat zy, die, zodanig, in Hem, en zyne genoegdoening, gelovende, boetvaardig zyne tusschenkomst inroepen en aannemen, daadlyk verlost worden; terwyl, door de verhoging van dien Middelaar, de H. Geest in hun werkt het geloof en de bekering, zodat zondaars, alléén door de omhelzing dezer tusschenkomst, en de bewerking van den H. Geest, om de verdiensten van jesus christus, van hunne elende verlost, en tot heiligheid en heerlykheid opgevoerd worden.’ 't Geen verder aan dit Genootschap byzonder eigen is, komt voornaamelyk hier op neder: Het stelt Leeraars en Opzieners aan, in zynen boezem, en bedient den Doop aan een iegelyk, die, op de erkentenis der Euangelie-waarheden, in het Christendom begeert te worden ingelyfd, of zyn kind daarin wil doen inlyven, terwyl de keuze tusschen den Kinderdoop en den Doop der Bejaarden aan de eigen denkwyze der Leden wordt overgelaaten; by de viering van 't Avondmaal, welke groote plechtigheid men voor waardige Avondmaalgangers regt dierbaar poogt te maaken, houdt het ook de verschillende Leerbegrippen der Christenen, die daar ook Broeders zyn moeten, omtrent dit punt onder het oog; de gebeden geschieden onder eerbiedig knielen, de lofzangen staande; de Eerdienst geschiedt van een eenvoudig Altaar, de Leerdienst van den Kanzel. Dit Altaar is eene verhevene plaats, waarop de Gebeden geschieden, in den smaak van de Altaaren der Lutherschen in Duitschland. Het is voorzien van een zinnebeeldig stuk, waarvan de afbeelding voor den titel geplaatst is met de verklaaring. Met dit alles moet men evenwel aan dit Genootschap geenzins de bedoeling toeschryven, om zich, als eene byzondere Gezindte onder de Christenen, op te werpen. Het bedoelt, zeggen zy, alleen te bestaan als eene Gemeenschap, welke het te doen is, om haare Leden, als deelgenooten van hetzelfde geluk, hun in het Euangelie, | |
[p. 261] | |
door den weg des heils, van God voorgesteld, te vereenigen, de waare Godsvereering te bevorderen, en zuivere Euangelische deugden en plichten te leeren. Het vraagt dus aan niemand der Leden naar eenige byzondere Godgeleerde begrippen, of naar het samenstel zynes Kerkgenootschaps, omdat het Genootschap niemand der Leden, als Lid eener Gezindte, erkent. Het vergt dus niemand de aflegging zyner gevoelens omtrent deze of gene leerstellige geschillen, die meer tot de Schoolsche Godgeleerdheid, dan tot den Godsdienst behooren, af. Het vordert alleen, dat zy in de Goddelykheid en heilleer des Bybels gelooven, zoo als die, voornaamelyk door Jesus Christus en zyne Apostelen, is geöpenbaard, en door geene spitsvindige menschelyke Wysgeerte vervormd, gewyzigd of verdraaid is. Wy rekenen ons niet bevoegd, om ons oordeel over deze, in haar soort, geheel nieuwe onderneeming te zeggen. Wat men ook, of op de byzondere leerbegrippen, die de Leden van 't Genootschap Christo Sacrum voor grondwaarheden van 't Christendom schynen te houden, of op de wyze van eerdienst, door hun vastgesteld, moge aan te merken hebben; aan 't goed oogmerk van deze lieden, om Godsdienst, en wel Christelyken Godsdienst, op de eerbiedigste en gemeennuttigste wyze, ter bereiking van 't doel hunner bestemming, met warme harten onderling te beöefenen, valt, dunkt ons, niet te twyfelen. Voorts willen wy driftige yveraars tegen al wat nieuw en vreemd is, aan 't gezegde van Gamaliël erinneren: Houdt af van deze menschen, en laat ze gaan: want indien deze raad, of dit werk, uit menschen is, zoo zal het gebroken worden. Maar indien het uit God is, zoo kunt gy dat niet breeken, opdat gy niet misschien gevonden wordt, ook tegen God te stryden. Handel. der App. V:38, 39. |
|