een van zyne rechters omgekocht, door de opoffering der eer van zyne dochter te beloven, maar was, zonder woord te houden, met haar gevlucht: de omkoping veroorzaakte alzo, dat deze gelieven elkanderen onverwacht wedervonden. ‘Het is aldus, (zo eindigt dit boekje) dat in het menschelyk leeven, het eene voorval het andere opvolgd; het is dikwyls van eene zaak, in oogenschyn het alleronbetekenendst, dat onze geheele bestemming afhangt. Had myne grootmoeder niet op den top van eene vuurspuwende berg gebaard, myn vader zou het geluk niet gehad hebben, van door eenen wyzen en onbesproken priester opgevoed te zyn. Had de overwinnaar der Persen (hy speelde toen voor Alexander, en de distels waren de Persen) geen gonzende kevervlieg, met zo veel drift vervolgt, nooit zou hy de moordenaar van een' Struisvogel geworden, noch genoodzaakt geweest zyn, in een' jagers hut een' schuilplaats tegen het onweder te zoeken. Zoo hy in de Mynen met de nachtgeest niet gespot had, de honger zou hem niet gedwongen hebben, den Oceaan te zingen. Een Wolf moest de spaansche schaapen opslokken, en een gedicht, met loot uit een vengster getrokken, geschreeven, redde myn' vader uit de gevangenis, op dat hy gelegenheid had, zyn geluk op de lafhartigheid van twee schelmen te vestigen. De hel stelde hem in het bezit van een heerlyk landgoed, en het allerslechtste zoort van omkooping bragt wilhelmina met de zwarte oogen in zyne armen; en zoo dat alles niet gebeurd was, ik zou niet gebooren zyn.’
Op de spelling en de gehele vertaling (dit ziet de Lezer uit dit weinige reeds) zou niet weinig aan te merken zyn; dan dit over het hoofd gezien, het Werkje zelve wordt door het elfde Hoofdstuk: de Hel, in ons oog, zeer ontsierd. Hoewel wy den lagen Pastoor gewoonte, noch zyne hel, noch de eeuwigheid der straffen willen verdedigen, zo heeft de toon, waarop daarvan gesproken wordt, ons toch geërgerd; en dat een man, die onder anderen aan overspel schuldig is, zyn geweten met gene éne zware misdaad zou bezwaard hebben, en wat meer van dien aard is, kan by ons niet door den beugel. Een trek op Moses, al mede in dit Hoofdstuk, doet ook weinig eer aan den Heer van kotzebue. - Wy kunnen het den Schryver ook geenzins toegeven, dat zulk geestig spel, als deze gehele Roman toch is, voor jonge Schryvers, in de letterbaan tredende, zeer nuttig zoude kunnen worden. Onze ogen zien nu, by het doorbladeren van zo menigen Roman, reeds armoede genoeg. Wat zou het zyn, indien het mode werd, om dezelve op deze wys te ontwerpen?