Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBrief aan de Leezers der Vaderlandsche Letteroeffening, ter gelegenheid eener Recensie van Gaspari's Geographie, vertaald door de Eerw. Heer S. van Emdre; gedrukt by J. Allart, te Amsterdam, voorkomende in No. 2 van het Jaar 1801. Waar in wordt aangetoont, dat niets dan diepe onkunde, ongegronde vittery en haatlyke partydigheid in die Recensie doorstraalt. Te Amsterdam, by J. Allart. In gr. 8vo. 15 bl.Welk een vreeslyke misdaad hebben wy begaan, een Werk, door den grooten allart in het licht gegeeven, in deszelfs wezenlyke waarde aan onze Leezers te doen kennen, en door eene vrymoedige en geheel onpartydige beoordeeling van het Eerste Deel van gaspari's Geographie, vertaald door s. van emdre, het eigenbelang van dien Boekverkooper zoo rechtstreeks tegen te werken! Moesten wy dan niet voorzien, dat die man, die zoo veel sidutie stelt in de kunde en bekwaamheden van meest allen die geleerde mannen, welke zyne pers met hunnen arbeid wel gelieven te vereeren - (het zyn zyne eigene woorden, voorkomende in zyn Voorbericht aan de Leezers der Vaderlandsche Letteroeffening, voor deezen Brief geplaatst) geheel boos zoude worden, wanneer wy ons durfden vermeeten om de waarheid rond uit van een zyner persproducten te zeggen, en daar door zyne onderneemingen eenig nadeel toe te brengen? - Ja, wy konden en moesten dit daadelyk voorzien; maar wy waren onpartydig en stout genoeg, om te toonen, dat wy zelfs een j. allart niet ontzagen, nadien wy altyd in het denkbeeld stonden, dat de gunst, welke veele beroemde mannen in ons Vaderland hem beweezen, door hunne Werken by hem te laaten drukken, hem zelfs geen oogenblik vrywaarde, om Werken uit te geeven, die veel minder waarde bezaten, dan hy, als Boekverkooper, zich verbeeldde. Hoe toch kan een Trechter oordeelen over de veele en geheel onderscheidene vogten, die door denzelven naar beneden gestort worden? - De Brief zelve is van een ongenoemd Schryver; wie zich | |
[p. 242] | |
dus agter denzelven schuil houdt, is ons en elken Leezer onverschillig. Niet zoo is het gesteld met deszelfs waarde; deeze toch moest tot zulk eene hoogte gebragt zyn, dat men in denzelven wezenlyk bewees, dat onze beoordeeling van gaspari's Leerboek ongegrond. en daar door partydig of haatelyk was. Dan, dit geschiedt in geenen deele; in tegendeel: de steller van denzelven bewyst op de meeste plaatsen, dat wy zeer juist geoordeeld hebben. Het volgende strekke ten proeve. Wy hebben gezegd, dat wy het thans een ongeschikten tyd vonden, om een Werk over de Aardrykskunde in het licht te geeven. Neen, zegt de Briefschryver, dat is zo niet; uwe aanmerking is geheel ongegrond - uwe redenen wederspreeken elkander. - Maar, ja, het is waar, men zou kunnen denken, dat de uitgave bekwamer had kunnen geschieden na den vrede van het Duitsche Ryk met de Fransche Republiek; doch uit de artikelen der vrede blykt nu, dat de verdeeling genoegzaam dus is, als gaspari die heeft opgegeven: eene of andere kleine byzonderheid kan de Vertaaler agter het tweede Deel plaatsen. Maar wy vraagen, of de Vertaaler dan zelve niet zal toonen, dat hy te vroeg vertaald heeft? terwyl het enkel toevallig is, wanneer gaspari's verdeeling, in sommige opzichten, met de artykelen van den onlangs gesloten Vreede overeenstemt. Immers was hy geen Profeet, of eens Profeeten zoon, die zulk eene verdeeling voor het toekomstige zeker konde maaken(*)? In een Leerboek over de Aardrykskunde, hadden wy gezegd, dat de zaaken met eene zekere uitgebreidheid voorgedraagen moesten worden, en zulks met het zeggen van horatius: Brevis esse laboro, obscurus fio, bevestigd: Neen, zegt de Briefschryver, ‘dit is geen algemeene waarheid, anders diende men alle Compendia of Kortbegrippen van eenige wetenschap weg te werpen.’ - Maar is gaspari's Werk over de Aardrykskunde dan een Kort Begrip? Hoe strookt dit dan, met den voor hetzelve geplaatsten, meer grootschen tytel, Leerboek der Aardrykskunde? - Of zyn Leerboek en Kort Begrip reeds woorden van eene zelfde betekenis geworden? - Wy voor ons geloofden, dat het Werk niet voldeed aan den tytel van Leerboek; wy toonden dit in onze beoordeeling; maar wy hadden niet gedacht, dat men, om ons tegen te spreeken, tot dat uiterste zoude gekomen zyn, om het Werk nu zelve, door de verdeediging der Compendia's, schynbaar te noemen, zo als het is; namenlyk een Kort Be- | |
[p. 243] | |
grip. Wy laaten dus onze Leezers zelve oordeelen, wat men nu van den veel betekenenden tytel: Leerboek der Aardrykskunde, voor dit Werk geplaatst, moet denken. Wy hebben geen oogmerk, om den Briefschryver by elken tred te volgen, nadien dit wezenlyk een verlooren arbeid zoude zyn, daar eene enkele leezing al het gewrongene oplost: dus maakten wy, by voorb. geene aanmerkingen op het Hoogduitsche Werk van gaspari, maar op het vertaalde, zoo als het voor ons lag, en in het welk van emdre zoo duidelyk had doen zien, wat van hem, en wat van gaspari was, dat wy niet konden mistasten. Zo spraken wy niet van des Vertaalers oogmerk, by het opgeeven zyner aantekening, betreffende Entre Minho e Douro; om dat wy dat oogmerk niet wisten; maar wy waren zoo getrouw, dat wy zyne eigene woorden opgaven. Ook had de Vertaaler toen nog niet gemeld, dat hy mogelyk eene lyst van Muntspetien agter het tweede Deel van dit zogenaamde Leerboek zoude plaatsen, en daar door als dan weder bevestigen, dat onze aanmerking, ten opzichte van dezelven, zeer gegrond is geweest. Even zoo getrouw handelden wy, door te doen zien, dat gaspari de Winden en Windstreeken met elkanderen verwart; terwyl het geenszins de zaak was, of hy door Winden en Windstreeken hetzelfde verstond, maar wel wat hy zeide. Een Schryver moet verstaan worden uit zyne woorden, en kan niet verstaan worden uit zyne bedoelingen, wanneer zyne woorden zo beurtwisselend en onbepaald genomen zyn, als in deeze Vertaaling geschied is. Eindelyk, - want de verwarde taal, betreffende de verdeeling van het Compas, met byvoeging van ¼; zo als veele gezegden, op bl. 25 van gaspari's Inleiding voorkomende, zouden ons te lang ophouden, - tracht de Briefschryver dien Duitschen Autheur te verdeedigen, dat hy het Duitsche Ryk veel breeder behandelt dan andere Landen van Europa; door te melden, dat hem dit niet alleen eigen is, daar hy dit met alle Duitschers gemeen heeft. Maar zedert wanneer is het algemeen gebrek eener Natie als een voorbeeld van navolging voor andere Natien erkend? - Waarom heeft bachiene het Werk van hubner, ten opzichte van ons Vaderland, zo aanmerkelyk veranderd en uitgebreid -? Zekerlyk, om dat het geenszins oneigen is, zyn eigen Vaderland het omstandigst te beschryven. Maar Duitschland is ons Vaderland niet. Wy hebben deeze korte aanwyzing, betreffende deezen Brief, nodig geoordeeld, en laaten verder onze Leezers beslissen, aan welke zyde de Onpartydigheid of het Eigenbelang doorstraalt: zeker is het, dat de toon van het laatste, in het bericht van j. allart zoo sterk doorstraalende, geheel ongeschikt is, om iemand te overtuigen, dat hy, of zyn Briefschryver, in deezen de onpartydige lieden zouden kunnen wezen. |
|