Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVervolg van Overdenkingen van Jacobus Hinlópen, Predikant te Utrecht. No. I-V. Te Utrecht, by W. van Yzerworst. In gr. 8vo. 434 bl.Gelyk wy, voorheen, van de Overdenkingen van den Eerw. hinlópen met goedkeuring gewaagden(*), zo verheugen wy ons, en danken 'er, met hem, den Vader der Lichten voor, dat hy, in zyne klimmende jaaren, lust en kragt behouden heeft, om zynen Godvrugtigen arbeid, tot nut en tot stigtinge van zyne natuur- en geloofsgenooten, al gaande weg, voort te zetten. Welk een opwekkend voorbeeld voor zommigen zyner Amptsbroederen, die, in jaaren eenigzins gevorderd en tot hun genoegen geplaatst zynde, in den lust tot onderzoek verflaauwen, en tot hun noodzaaklyk predikwerk hunnen vlyt eeniglyk bepaalen! Dat 'er, in het vak van Godgeleerde weetenschappen, nog al iets te bearbeiden valt, en verscheiden onderwerpen, daar toe behoorende, van nieuws bewerkt, of in een klaarder licht | |
[p. 217] | |
kunnen geplaatst worden, kan blyken uit de meestal belangryke stukken, welke de Eerw. hinlópen zich ter taake heeft genomen, en van welke wy het wel der moeite waardig agten, de lyst hier af te schryven: Overdenkingen over het voorlezen van de H. Schrift, in de Vergadering der Christenen. - Brief aan een Vriend, over de Verstaanbaarheid van de H. Schrift, voor den Gemeenen Man. - Drie Brieven aan Christen-Ouders van de Hervormde Gemeente te Utrecht, over de opvoeding van hunne Kinderen, in de Christelyke Leer. - Overdenkingen over 1 Cor. VII:14 laatsle deel. - Brief aan een Mede-arbeider in het Euangelie, over de bevordering der overtuiging van de Godlykheid der H. Schristen, in de Christelyke Gemeente. - Opmerkingen over de Leere der H. Schrift, omtrent het voorbidden voor anderen. - Opmerkingen over de Leere der H. Schrift, aangaande de Christelyke Tucht. - Overdenkingen, over de vereeniging van alle ware Christenen. - Beschouwing van eene Christelyke Gemeente, naar de H. Schrift des N. Testaments. - Overdenkingen over de onderhouding der Leeraaren, door eene Christelyke Gemeente, naar aanleiding van Gal. VI:6-10. - Overdenkingen over het verbergen van onze Godsdienstige Werken, naar matth. VI:4 tweede gedeelte. - Opmerkingen over de liefde tot elkanderen en tot allen, in moses Wetten geleerd. - Overdenking over Deut. XXXII:27. - Brief, over het gezegde van den Zaligmaker: Die my gezien heeft, die heeft den Vader gezien, joan. XIV:9. - Brief aan eenen Mede-arbeider in het Euangelium, over het verschil: of christus voor allen gestorven zy? - Brief aan een Vriend, over den dienst, welken de Engelen, volgends de leer der H. Schriften, den Geloovigen, in hunne nooden, bewyzen. - Drie Brieven, aan eenen Vriend, over de Erf-zonde. - Overdenkingen over het gewoone zeggen: alle verandering is geene verbetering. - Overdenkingen over hetgeen ons de jongste dag zal openbaren. Daar wy het genoegen niet hebben, den waardigen Gryzaart verder dan uit zyne Schriften te kennen, verbeelden wy ons egter, hem te mogen beschouwen als een man van zagtmoedigen en vreedzaamen inborst, een yverig voorstander wel van de leere zyner Kerke, maar tevens met den geest des Euangeliums, dat is, | |
[p. 218] | |
dien der liefde, jegens andersdenkenden bezield, die wel de geschillen, welke de Christenen verdeelen, nu en dan behandelt, maar zulks geenzins doet, om twist en tweedragt te stooken of te vernieuwen; terwyl hy, integendeel, middelen aan de hand geeft, ‘hoe een Leeraar, die zich by een Genootschap van Christenen, uit overtuiging van de waarheid en oprechtlyk, gevoegd heeft, desniettemin, ook in het behandelen van geschillen, veel kan toebrengen tot geneezing van scheuringen.’ 't Geen Vader hinlópen deswegens schryft, bl. 161 enz. willen wy der overweeginge van allen, die den vrede zoeken, wel hebben aangepreezen. Met genoegen schryven wy het volgende af uit de Voorrede: ‘Vele veranderingen (zegt de ervarene Man) heb ik, in hetgene men wysbegeerte pleegt te noemen, gedurende myn leven, zien opkomen, en min of meer invloed hebben op de samenstellen van de Christelyke leer; de nieuwste vorm scheen altyd de schoonste, en te verdienen, dat zy algemeen gevolgd wierd, gelyk de wyze gellert, in zyne Fabel van den hoed, aardig heeft voorgesteld: vele zullen 'er nog na mynen dood opkomen en ondergaan: maar Gods woord, in de Heilige Schriften begrepen, zonder hetwelke wy veel minder zouden weten, dan wy nu schynen, zonder hetzelve, te konnen weten, blyft in der eeuwigheid, en zal, wanneer hetgene men nog uit hetzelve weet, ook verloren gaat, en de donkerheid, gelyk voorheen, alles bedekt, weder het licht geven, en, als het eenige ware licht erkend, geeerbiedigd en gevolgd worden. 't Is (dus vervolgt de godvrugtige Man) het licht op myn pad tot mynen ouderdom geweest, en zal het ook blyven, wanneer ik dit leven verlate, en tot hetgene na den dood volgt, waaromtrent ons de wysbegeerte wel ontrusten, maar geen zekerheid geven kan, henen ga.’ Thans gaan wy, hier en daar, iets ter proeve opzamelen. Spreekende over de verstaanbaarheid der H. Schrift voor den gemeenen man, erkent hinlópen, dat 'er veele duisterheden in dezelve voorkoomen; doch beweert tevens, dat het daarin begrepene voor hem van minder belang is: terwyl het noodige om te weeten zich ligt laat ontdekken, immers indien daartoe de noodige aandagt en vlyt besteed worde. ‘Ontvangen wy, | |
[p. 219] | |
(schryft hy) nu of dan, eenen brief van onze goede vrienden, in welken wy regels lezen, die wy niet verstaan, dan lezen wy den brief nog een- en andermaal over, of wy ook mogten opmerken, wat onze vriend meende; gelukt het ons dan nog niet, de meeninge van die regels te verstaan, wy leggen hem neder, of ons, zonder eenige inspanninge, ook iets, tot ophelderinge, mogte voorkomen; wy lezen en herlezen hem daarna weder, en komen, langs dezen weg, niet zelden tot begrip van de meeninge van onzen vriend; en wy verwonderen ons dan wel eens, dat wy hem niet eerder, niet terstond, begrepen hebben. Op die zelfde wyze moeten wy met de Schrift, ons van den hemelschen Vader toegezonden, handelen. Hetgeen wy niet verstaan in het ééne of andere gedeelte derzelve, moeten wy onthouden, wy moeten dat gedeelte meermalen overlezen, zonder dat wy met het kapittel juist eindigen, daar het volgende kapittel dikmaal nog tot het vorige behoort; en blyft het ons dan nog duister, wy moeten opmerken, of wy het één of ander ergens in de Schrift ontmoeten of ons herinneren konnen, waardoor het ons klaar worde. Dit zal ons dikmalen tot begrip van Gods meeninge leiden en met verwondering en blydschap vervullen.’ Aangaande de middelen, door welke de verdeeldheden der Christenen kunnen weggenomen, en de vereeniging kan bevorderd worden, merkt hinlópen onder andere aan: ‘Al ligt yvert men, om uitwendige en zichtbare middelen hier, gelyk in andere menschelyke vereenigingen, te gebruiken: hetzy dat men één zichtbaar hoofd, éénen opziener, welken allen moeten aankleven, van welken allen, die men voor ware Christenen zal erkennen, moeten afhangen, aanstelle. Hetzy dat men vordere, dat de minderheid zich aan de meerderheid onderwerpe. Hetzy, dat men den sterken arm der burgerlyke magt inroepe, om te verbieden en te beletten, dat men van zommige gevoelens niet spreke, en daartoe te samen kome. Hetzy, dat men alle verschillende gezinten late samenkomen en elk vryheid geve, om zyne gevoelens te doen prediken. Hetzy, dat men zich te samen verbinde, om van geene zaken, dan in welke men overeenstemt, te prediken. Hetzy, dat men wederzyds elkander wat toegeve, en overeen- | |
[p. 220] | |
kome in bewoordingen en schikkingen, die dubbelzinnig en onbepaald zyn. Alle zulke uitwendige en vleeschlyke middelen (schryft hinlópen) konnen geene inwendige vereeniging van gevoelen en liefde voordbrengen, en vermeerderen, in tegendeel, de scheuringen en verwerringen. Denken wy de geschiedenis der Christenen na, wy vinden, tot onze diepe smert, dat gewetensdwang, vervolging van elkander, vermenigvuldiging van scheuringen, van martelaren, en verhindering van den vryen loop van onderzoek en vordering in de erkentenis der waarheid, de treurige gevolgen van het in 't werk stellen van deze en dergelyke middelen geweest zyn. De vereeniging (dus gaat hy voort) van alle ware Christenen is een vrucht van den éénen Geest, door welken wy allen tot één Lichaam gedoopt en tot éénen Geest gedrenkt zyn. - Deze Heilige Geest is een Geest der waarheid, die den waren Christenen de liefde tot de waarheid, welke hy leert, met afzien van vooroordeelen en partyschappen, inboezemt, en hen elkander en allen doet liefhebben; zodat zy de waarheid in liefde betrachten. By dezen Geest moeten wy de rechte middelen tot wegneming van scheuringen en bevordering der vereeniging zoeken.’ Over 't geheel genomen, hoewel de Eerw. hinlópen niet veel nieuws verkondigt, van wegen het stigtelyke, godsvrugt en zagtmoedige liefde bevorderende, 't welk allerwege doorstraalt, zullen 's Mans schriften met nut kunnen geleezen, en de groote doeleinden van den Christlyken Godsdienst door dezelve niet weinig bevorderd worden. |
|