Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij[p. 199] | |
Robert, of de Man zo als hy behoort te zyn. Tot aan zyne intrede in den echten staat en het huislyk leven geschetst. Een Wederga van Elisa, of de Vrouw zo als zy behoorde te zyn. Uit het Hoogduitsch vertaald. Te Westzaandam, by H. van Aken, en te Amsteldam, by J.F. Nieman, 1800. In gr. 8vo. 242 bl.‘Het voornemen’ (dus vangt de Schryver in het Voorbericht aan) ‘om een Characterschets van den volkomenen Man te ontwerpen, huisvestte reeds in de ziel des Opstellers, eer nog Elisa in het licht verscheen. Hy schaamt zich echter geenzins, om zynen Robert een Wederga van Elisa te noemen, want zy neeft zyn voornemen op nieuw opgewekt, en tot rypheid gebragt. Dat de Man, zoo als hy behoort te zyn, (dus zegt hy een weinig verder:) nog onvoltooid verschynt, en ter zyner tyd Elisa in lighaamlyke grootte overtreffen zal, behoeft niemand te bevreemden, die in aanmerking neemt, dat de bestemming van den Man, tot werkzaam Staatsburger, hem in eene menigte van omstandigheden en betrekkingen wikkelt, van welken de Vrouw, volgends haare meer beperkte bestemming, is uitgeslooten, en dat juist iedere burgerlyke betrekking, in zoo verre die op zyne werkzaamheden invloed heeft, een hoofddeel zyner Characterschets moet uitmaaken.’ - Deze Characterschets, dan, van den Man, zoo als hy behoort te zyn, is ons veel minder overdreven voorgekomen, dan het grootsch ideaal der vrouwlyke volkomenheid, in elisa voorgesteld(*); waarom wy ook dit Boek althans met niet minder genoegen, dan Elisa, gelezen hebben. Wy zullen ons de moeite getroosten, om voor onze Lezeren eene schets der voornaamste bedryven en lotgevallen van robert te ontwerpen, geduurende den loop zyner jeugdige en jongelings-jaaren; want alleen zoo verre reikt dit Eerste Deel. Robert felser, dan, wordt onder de gelukkigste uiterlyke omstandigheden geboren te Lusthofen(†); hy geniet alle de voordeelen eener verfynde opvoeding, ziet zich tot allerlei zinlyke vermaaken uitgenoodigd, en wordt in veele zaaken onderwezen, die den man van smaak (naar de algemee- | |
[p. 200] | |
ne betekenis van dit woord in de groote waereld) kunnen formen. Reeds vroeg, echter, doet robert zyne zucht voor weetenschappen en geest-aankweekende bezigheden blyken, 't welk zyne Moeder, die niets verzuimt om hem tot een' Petitmaitre op te leiden, niet weinig tegen hem inneemt. Hy oeffent zich, onder het bestuur eens braaven Leermeesters, en vervolgends door het bywoonen der Academische Lessen, in de Geneeskunde, welke zyn geliefkoosd vak uitmaakt. Zyn Vader, schoon een ryk Koopman, wordt door zyne prachtvolle levenswyze, en de verkwistende uitgaven van Mevrouw felser, weldra arm, en maakt zich uit wanhoop aan zelfsmoord schuldig. Hierop wordt robert, door zyne Moeder, onder de scherpste verwyten, dat hy, door zyne kostbaare studiën, zynen Vader hadt uitgeput, onbermhartig verstooten, en moet alzoo, nu twintig jaaren oud, geheelenal voor zich zelven zorgen. Byna raadloos, wat te doen, vervoegt hy zich tot zynen Vriend meyer, een arm doch regtschapen Jongeling, (die zich tot Landprediker bekwaamde) gaat by dezen inwoonen, en bezorgt zich, door muziek-schryven, het noodig onderhoud; ja weet, door eene zeer spaarzaame levenswyze, zyne geneeskundige oeffeningen voort te zetten. Eenen hem aangeboden dienst, als knecht, by zekeren Commercie-Raad tamm, wyst hy op eene waardige wyze van de hand. Naa eene zwaare ziekte van negen weeken hervat hy zynen muziek-arbeid, en ziet zich, ter zyner verbaazing en blydschap, door zekere Mevrouw blum, voor het afschryven van muziek, telkens ongemeen ruim beloonen. Eenigen tyd daarnaa ontvangt hy een briefje van deze Vrouw, om haar alléén te komen spreeken. Waanende zyn geluk door haar bewerkt te zullen zien, voldoet hy aan deze uitnoodiging(*); doch daar zy (Mevr. blum) hem tot voldoening haarer ontucht poogt over te haalen, rukt hy zich uit haare verleidende armen los, verlaat deze gevaarlyke Vrouw, en doet haar alle haare geschenken (schoon hy daartoe een goud horologie, 't welk hem door zynen Vader tot eene gedachtenis geschonken was, | |
[p. 201] | |
moet verkoopen) weder toekomen. Nu bevindt robert zich armer dan ooit; daarteboven ontvangt meyer onverwacht eenen brief van den Bezitter van een, in de nabyheid van zyne Vaderstad gelegen, Adelyk Goed, met verzoek, om de opvoeding zyner kinderen op zich te neemen, tegen een aanzienlyk jaargeld, benevens vrye kost en inwooning; met toezegging, dat, by het overlyden van den reeds hoog bejaarden Predikant aldaar, hy deszelfs plaats zoude vervangen. Uit gehechtheid aan robert wil meyer echter dit aanbod afslaan, en met dit besluit vertoont hy robert den brief, die zich zeer verheugd betoont over het geluk zyns Vriends, en by hem aandringt om dien voorslag toch niet van de hand te wyzen, 't welk hem, naa veele tegenwerpingen van meyer's zyde, gelukt; te meer, dewyl deze zich in 't geheim voorgenomen hadt, om, vóór zyn vertrek, tot robert's bevordering al het mogelyke te beproeven. In Lusthofen gaf de Geneeskunde, wegens de weelderige levenswyze der Inwooneren, veel gewin; elke aanzienlyke Familie hadt een' eigen Huis-arts, en elke gepromoveerde Geneesheer hadt, wegens de veele werkzaamheden, en tot hulp van behoeftige zieken, nog eenen of meer Adsistenten. Nu wendt meyer alle poogingen aan, om zynen Vriend zulk eene Adsistents-plaats te bezorgen, doch slaagt hierin zoo weinig, dat de tyd, tot zyn vertrek bestemd, reeds dáár is, schoon robert nog geene standplaats heeft. Eensklaps, echter, biedt zich eene gunstige gelegenheid aan: Robert hadt, in zyne voorgemelde ziekte, aan zekeren faller, den Adsistent van Doctor bernhard, die zyn redder was geweest, eenen Vriend gewonnen. Deze faller brengt nu aan robert het bericht, dat hy zelf eerlang Geneesmeester worden, en dus zynen meester verlaaten zoude. Hierom raadt hy robert, om zich by Doctor bernhard, in die hoedanigheid, aan te bieden, zynde hy reeds door faller aan diens meester daartoe aanbevolen. Met een dankbaar hart neemt robert dezen voorslag aan, vervoegt zich by gemelden Doctor, wordt streng door hem geëxamineerd, en voldoet den Doctor zoo zeer, dat deze hem tot Adsistent, zoo wel als tot huis- en tafel-vriend, aanneemt. Naa een aandoenlyk afscheid tusschen den nu met vreugd vertrekkenden meyer en robert, betrekt de laatste het huis van Doctor bernhard, wint spoedig deszelfs achting en genegenheid, en daarteboven de liefde van carolina, de bevallige Dochter des Doctors; dan, schoon hy geheel niet onverschillig omtrent dit meisje was, onderdrukt hy zyne liefde, als nog niet in staat zynde, om, wegens zyne geringe geldmiddelen, aan een huwlyk te kunnen denken; want, hoewel zyn jaargeld aanzienlyk was, en zyne kunde hem veele geschenken van ry- | |
[p. 202] | |
ke Lusthofenaars deedt toevloeien, maakt hy van de laatsten het menschlievendst gebruik, door naamlyk behoeftige zieken daarmede te ondersteunen, en de kosten der geneesmiddelen voor zyne rekening te neemen. Door deze zyne braave handelingen, zoo wel als zyne kunde en vlyt, verwerft hy, nevens de achting zyns meesters, ook die van 't algemeen; dan, ondanks dit alles, tracht de nyd zyner kunstgenooten zyne waarde te verkleinen, en hem te belasteren. Onder deze laaghartige wezens bevindt zich vooral zekere Doctor falk, (Neef van eenen Professor in de Geneeskunde) die, begeerig naar de hand van Juffer bernhard, om daardoor het vermogen en de practyk haars Vaders te bemagtigen, in robert eenen Medevryer waant te hebben. Deze doet zich by robert in schyn als vriend voor, zoekt zynen omgang ten sterksten, weet hem in staatkundige gesprekken in te wikkelen, en, door verdraaijing van robert's oprechtlyk geuitte gevoelens, hem, als van oproerige gesprekken verdacht, te doen voorkomen; zoodat, door medewerking van den Oom van falk, die juist Voorzitter der Magistraats-vergadering was, robert onverwacht een schriftlyk bevel ontvangt, om Lusthofen binnen tweemaal vier-en-twintig uuren te ontruimen. Naadat de onschuldige Jongeling zynen Meester om raad gevraagd, en deze hem met de verraaderlyke handelingen van Doctor falk bekend gemaakt hadt, treedt hy, den volgenden dag, voor den Magistraat, om van denzelven onderzoek in zyne zaak te eischen. Hy gedraagt zich hier zoo manlyk, dat de Voorzitter (zynde falk's Oom) in het nauw geraakt, en het gevolg daarvan is, dat het vonnis, 't welk deze op eigen gezag hadt geslagen, en waarover de overige Regeeringsleden hem hun zichtbaar misnoegen doen blyken, wordt ingetrokken; terwyl falk zelf zyne toch maar vruchtlooze aanzoeken by carolina staakt. Dan, schoon bernhard niet onduidelyk aan robert zynen wensch, om hem in 't vervolg zynen Schoonzoon te mogen noemen, te kennen gegeeven hadt, bemerkt de laatste echter, dat de liefde van carolina voor hem sints eenigen tyd zeer verkoeld was; en in de daad, zy hadt by haare Tante aan eenen jongen Koopman, werner, kennis gekregen, en deze hadt op haar hart geen' geringen indruk gemaakt, te meer, daar zy zich verbeeldde, dat robert, wegens zyne ingetogenheid jegens haar, geene genegenheid voor haar hadt. Doctor bernhard, die intusschen zieklyk wordt, en zyn einde voelt naderen, geeft, in een gesprek met robert, hem zyn verlangen te kennen, om hem met zyne Dochter echtlyk verbonden te zien; dan robert meldt hem zyn vermoeden, dat carolina eenen anderen, buiten | |
[p. 203] | |
haars Vaders weeten, bemint; smeekende hem tevens, zo dit het geval mogt zyn, voor haar om verschooning, en zyne toestemming tot haaren Echt, zo haare keuze op een regtschapen man gevallen is. Dit verwondert den Doctor zeer, en doet hem aan robert vraagen, hoe 't hem mooglyk is, daar hy haar vuurig bemint, haar eenen anderen in de armen te kunnen voeren; 't welk robert op de volgende treffende wyze beäntwoordt: ‘Wanneer zy hem meer bemint dan my, wanneer zy slechts door hem en met hem gelukkig kan worden, zou ik dan den band verbreeken, die haar hart zoo dierbaar is, en my zelven haar tot Echtgenoot opdringen? Zou ik dan my zelven niet meer beminnen, dan haar? Waare hartlyke liefde moet ontbeeren en opofferen kunnen, wanneer de wensch van het beminde voorwerp dit vordert.’ Waarop hy van bernhard voor carolina vergeeving verkrygt. Hiernaa wordt hy, door een gesprek met dit meisje, in 't zekere onderricht van haare verkeering met werner; schoon deze belydenis haar zeer veel kost, nu zy hoort, dat ook robert haar teder bemint, 't welk zy niet meende, daar zy zyne stilzwygendheid als onverschilligheid hadt aangezien. Nu meldt robert aan Doctor bernhard de waarheid zyner meening, doet carolina naderen, en herinnert den vertoornden Vader zyne belofte van vergeeving. De Doctor wil robert echter tot medeërfgenaam zyner Dochter maaken; doch hy weigert dit ten eenenmaale; en eenigen tyd daarnaa overlydt de braave bernhard. Oogenbliklyk wordt robert door de Geneeskundige Faculteit, aan welker hoofd zich de Oom van den laaghartigen falk bevindt, alle verdere oeffening der Geneeskunde op zwaare straffe verboden, waardoor hy dus weder eenen tydlang werkloos blyft; terwyl de jalouzy van werner, wegens carolina's hartlyke vriendschap voor robert, hem den lust beneemt, om, schoon daartoe door beiden verzocht by hem, geduurende den tyd, tot hy zich elders kon vestigen, te huisvesten. Robert draagt echter zyne ongelukken met manlyk geduld, en is reeds op het punt, om, schoon byna dertig jaaren oud, weder in den dienst van eenen anderen Doctor te treeden, als zeker voorval zyn lot geheel anders wyzigt: De Graaf van zonnester, naamlyk, die, in een nabygelegen Landschap, aanzienlyke Goederen bezat, was te Lusthofen gekomen, om de Faculteit wegens een kankerachtig gezwel aan zyne wang te raadpleegen: dan door alle de tegenstrydige middelen, die nu de eene, dan de andere Geneesheer hem toediende, werd zyne kwaal van dag tot dag erger. Toen hy beslooten hadt, zich niet langer | |
[p. 204] | |
te waagen, en weder terug te keeren, wordt robert, door aanbeveeling van den Waard, by wien de Graaf zyn' intrek genomen hadt, over zyne kwaal geraadpleegd. Weldra wint robert, door zyn zedig en niettemin waardig voorkomen, het vertrouwen des Graafs; en daar deze de verantwoording, wegens het verboden oeffenen van robert's practyk, op zich neemt, begint hy den verwaarloosden Lyder zyne geneesmiddelen toe te dienen; en dit geschiedt met zeer veel vruchts. Hierdoor verwerft robert zich de vriendschap van den Graaf, en de gulle toegenegenheid van deszelfs bekoorlyke Dochter amelia, die den Graaf verzelde. Zelfs moest hy den dankbaaren Graaf inwilligen, om tot aan deszelfs vertrek (want van tyd tot tyd werdt zyne geneezing zichtbaarer) by hem in te woonen, en wordt hier van vriendschapsblyken en geschenken als overladen, welke laatsten hy echter meestal besteedt, om zyne Moeder, die hem, wegens de doodlyke krankte haarer Dochter, uit eene buitenspoorige leefwyze ontstaande, by haar ontboden hadt, en zich door haare eige schuld in armoedige omstandigheden bevindt, by te staan. Zyne nieuwe aanzienlyke Vrienden troosten hem, zoo veel mooglyk, over den spoedig volgenden dood zyner Zuster, en de Graaf neemt hem tot zynen Lyf-arts aan, waardoor hy voor de vervolging der Facuiteit beveiligd is. Nu was de Graaf geheelenal hersteld, en op 't punt van zyn vertrek, wanneer hy aan robert meldt, dat hy voorneemens is, om op zyn Landgoed, met het feest zyner geneezing en terugkomst, tevens het huwlyksfeest zyner Dochter (die, reeds sedert eenige jaaren, met zekeren Baron van tannenberg verloofd was) te verbinden; en naa robert prachtig beloond te hebben, stelt hy hem voor, om hem te volgen, in zyn grondgebied het geneeskundig toevoorzicht over zyne onderdaanen op zich te neemen, en tevens zyn Lyf- en Huis-arts te blyven, op eene jaarwedde van zeshonderd daalers; zullende hy zoo lang op zyn kasteel woonen, tot hy zich eene waardige Echtgenoote gekozen heeft. Naa eenige tegenwerpingen, die van zyne nederigheid en dankbaarheid getuigen, laat hy zich eindelyk dit voordeelig aanbod welgevallen, te meer, dewyl amelia hierop ten sterksten aandringt. Naa nog eens zyne Moeder, die hy eene kleine wooning in een nabygelegen Dorp bezorgd hadt, bezocht, en haar ten zynen koste van een jaarlyksch inkomen verzekerd te hebben, volgt hy den Graaf en deszelfs Dochter na hun Buitengoed, en vindt alle de landbewooneren gereed, om hunnen geliefden Graaf vrolyk te verwelkomen; deelende hy niet weinig in de blyken van algemeene achting, als de middel- | |
[p. 205] | |
baare redder van 't leven des Graafs. Deze stelt robert aan zyne onderdaanen als hunnen aanstaanden Arts voor, en eene algemeene goedkeuring bevestigt de keuze des Graafs. Onder het uitspreeken eener Redenvoering, door den Dorpspastoor, over 's Graven gelukkige geneezing en terugkomst, ontstaat 'er brand in eene nabygelegene boerenwooning, waarby de hulpvaardige robert zich verdienstlyk maakt, door met levensgevaar een kind uit de vlam te redden; doch, om de lofspraaken der dankbaare menigte te ontgaan, begeeft hy zich eenigen tyd in eene eenzaame plaats van den tuin des kasteels, alwaar amelia hem te gemoet yit, zich in zyne armen werpt, en onder eenen stroom van traanen hem toeroept: ‘Red my; ik ben verloren!’ Dit geeft aanleiding tot het volgend gesprek, 't welk wy voor onze Lezeren hier zullen afschryven: Robert. (ontsteld.) Graavin, wat deert u? spreek! Amelia. Myn Vader - ô God! - Rob. Uw Vader? Welk nieuw ongeluk.... Am. Ja wel een ongeluk, echter alleen voor my! Myn Vader wil my morgen met den Baron gustaaf uithuwelyken. Rob. (nog ontstelder.) Gy zyt afkeerig van deze verbindtenis, en bemint hem echter, reeds sedert drie jaaren zyt gy met hem verloofd? Am. Ja, ik was toen een kind, en beminde hem als den speelgenoot myner kindsheid; dan thans gevoele ik, dat ik hem, als mynen Echtgenoot, niet beminnen kan. Rob. Amelia kan den jongen, goedaartigen, beminlyken man niet beminnen? Am. Neen! neen! myn hart kan hem niet beminnen. Niemand, of Een! van wien my niets dan de dood zal scheiden. Rob. Hoe? amelia? versta ik u wel? uw hart heeft eenen anderen gekozen? Am. En gy kent hem niet? gy begeert van my eene bekentenis, die gy reeds lang in myne oogen hadt kunnen leezen? (met eene innerlyke droefheid.) Ach, dat heb ik niet verdiend, dat gy zoo wreedaartig met my handelt. Rob. Ik bezweere u, Graavin, (op eenen nadruklyken toon) verklaar u. Am. Graavin? ô de liefde vraagt naar geene geboorte of rang. Rob. (te rug deinzende.) Amelia, ik hoop niet - Am. Dat ik u beminne, vuurig en onuitspreeklyk beminne, dat hoopt gy niet? Rob. (in de grootste ontsteldtenis.) My bemint gy? My? (zich vol angst het voorhoofd wryvende.) ô God! dit is te veel. | |
[p. 206] | |
Am. Ik arm Meisje, dat my verbeeldde uw hart te bezitten! (hevig weenende.) Het was een aangenaame droom. Rob. (haar op eene tedere wyze by de hand neemende, met ernst en nadruk.) Indien gy my bemint, Graavin! zo bestryd deze liefdedrift, die ons beiden zoude ongelukkig maaken. De ontdekking van door zekeren Amptman rabe beluisterd te worden, doet dit gesprek eensklaps afbreeken; terwyl robert, die nu het geheim der Graavin verraaden zag, den ongeroepenen hoorer opzoekt, om stilzwygendheid van hem te verzoeken. Met dit onverwacht gesprek neemt dit Deel een einde. Wy voegen hier, ten slot, alleen nog by, dat de onderscheidene gesprekken van robert, zoo wel als de hier en daar verspreide aanmerkingen, wegens zyne gevoelens, en de grondbeginselen, naar welken hy zyne handelingen inricht, alzins belangryk en leezenswaardig zyn; waarom wy dit Boek, welks zedenlyk doel ten sterksten in 't oog loopt, vooral aan onze Nederlandsche Jongelingen, gerustlyk durven aanpryzen. |
|