douglas, (een lage schelm, die zelve zynen post begeert en hem alzo wil doen tuimelen,) st. priest in den kerker; dan deze blyft ook nu standvastig. Mylord chester komt, en nu raakt de gevangene vry: ene jonge Dame, die chester by zich heeft, en de Dochter van den Gouverneur spelen hier enen zeer lieven rol in. Die jonge Dame is ene Fransche, en hare Moeder aan Mylord verloofd: deze Moeder is de Echtgenote van st. priest, die hem voor dood hield: dus vindt deze nu en zyne Vrouw, en zyne uitmuntende Dochter. Mylord chester is een zeer edel man; waarom dan ook alles zich uitmuntend schikt.
Dit stuk zal zeker op meer dan éne plaats roeren; jammer maar wederom, dat men ook hier te spoedig de ontknoping kan vooruit zien; ook is de gehele geschiedenis niet zeer waarschynelyk; de spoedige bekering van den schelm douglas is machtig vreemd: waarom hem niet liever loon naar werk gegeven? Ook had de minnary en het zo spoedig geklonken huwlyk der Dochter van den Gouverneur met den waardigen john edwards, die toch niets doet tot het stuk, wel kunnen wegblyven. Maar is, onder anderen, het volgende, in eenen Man, die negenëntwintig originele Werken heeft in 't licht gezonden, niet onvergefelyk? Terwyl st. priest een alleenspraak van twee bladzydtjes houdt, hebben de meisjes reeds bewerkt, dat hy by den Gouverneur ontboden wordt, en krygt hy daar reeds tyding van: dat is waarlyk knap geklaard; en wy zouden gedacht hebben, dat de meisjes nog naauwlyks op het Slot konden zyn. Hierop valt het gordyn; en in het volgende vyfde Bedryf is st. priest nog niet op het Slot; hy moet dus gekropen hebben als een slak; maar neen, het was zyn schuld niet; de meisjes schynen gevlogen te hebben: want de weg moet wel zeer lang zyn geweest; de Onderkoning en de Gouverneur begrepen, (en toen moet st. priest toch al een goed end wegs hebben afgelegd) dat het nog wel enige minuten zou aanlopen, eer hy daar zou zyn, en dat zy dus intusschen de inspectie van het Magazyn nog wel konden doen.
De Burger de witte van haemstede mag zich ook wel ene goede Nederduitsche Spraakkunst aanschaffen; want zyne misslagen ten dezen aanzien zyn wat al te lomp; b.v. in dit stuk, de eerste regel: een slaapeloos doorgebragten nacht valt lang; bl. 14. is hy een laaghartigen gebieder; bl. 16. den dood zal, enz. - van dit soort zyn 'er ene menigte. Met alle onze opmerkzaamheid kunnen wy ook niet naarsporen, welken regel de Schryver volgt by het verdubbelen der vocalen; bl. 13, b.v. braave mannen en brave George: is het, misschien, om dat het ene enkel-, het andere meervoudig is? Ik vondt, bl. 127, slaan wy daar ook nog op.