Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGeschiedenis van Peter III, Keizer van Rusland; naar het Fransch, door Mr. Joannes van der Linden, Advocaat te Amsterdam. Iste Deel. Te Leyden, by A. en J. Honkoop. In gr. 8vo. 366 bl.Zo als wy de beoordeeling van het Derde en laatste Deel des Leevens van catharina de II, Keizerin van Rusland, afschreeven(*), kwam ons het Eerste Deel des opgemelden Werks ter hand. Uit de Voorreden des Vertaalers, j. van der linden, bleek ons, dat de vertolking des anderen Werks mede van zyne hand is. Onder het bearbeiden daarvan kwam hem een ander Fransch Werk in handen; een Werk, waardoor, zyns bedunkens, 't geen nog geoordeeld zou kunnen worden aan het Leeven van catharina II te ontbreeken, wordt aangevuld; ‘zodanig, dat zy te zamen een geheel uitmaaken; en waar door men eene volledige ontvouwing heeft van eene Geschiedenis, welke, zo om haaren zonderlingen zamenhang, als om den invloed, dien zy op het Staatsgestel van Europa reeds betoond heeft, en in deeze dagen meer en meer aan den dag legt, den byzonderen aandacht verdient van allen, die zig op de Geschiedenis van hunnen tyd begeeren toe te leggen.’ Dit zette hem aan, om ook de Vertaaling deezes Werks te onderneemen. Van het Fransche Werk, uit Drie Deelen bestaande, behelsde het Derde Deel de Geschiedenis der Minnaryen van catharina de II. Dit, door den Vertaaler op zichzelven wel een belangryk en leezenswaardig stuk gekeurd, oordeelde hy ongeschikt om een Derde Deel der Geschiedenis van peter den III uit te maaken, doch gepast om als een Aanhangzel tot het Leeven van catharina de II te dienen; 't welk dan ook reeds, onder opgemelden Tytel, het licht aanschouwt. Het Voorberigt des Franschen Uitgeevers duidt den | |
[p. 93] | |
ongenoemden Schryver aan als een Man van verstand en aanzien, dien lodewyk de XV, in stilte, aan het Hof van Petersburg hieldt; die 'er verscheide jaaren doorbragt, zedert het einde der Regeering van elizabeth, tot den Dood van lodewyk den XV. Het Werk, door hem, naa zyn wederkeeren in Frankryk, vervaardigd, was eerst slegts voor zyne Vrienden bestemd; dan, naa den dood van montmorin, kwam het, van onder diens Papieren, in handen des Franschen Uitgeevers, die 'er byvoegt: ‘De Gedenkschriften door rulhiere(*) uitgegeeven, en het Leeven van catharina de II door j. castera, hebben ons niet wederhouden, om dit Werk aan het Publiek mede te deelen. De Leezer, aan wien de twee eerstgemelde Werken bekend zyn, zal ons dank wyten (dank weeten moest dit weezen) dat wy ook dit hebben uitgegeeven. Peter de III, schier overal als een onverstandig en belachlyk mensch uitgekreeten, volgens de Manifesten zyner trouwlooze Gemalin, die het verschriklyke haarer eigene wanbedryven daar door poogde te verbloemen, doet zich hier voor zoo als hy waarlyk was; en dit gewigtig gedeelte van het Leeven van de semiramis van het Noorden wordt in dit Werk aangeboden, ontdaan van alle vooroordeelen, van allen invloed, van alle gewaagd vertrouwen.’ De Inleiding geeft ons eene treffende vergelyking op tusschen de Keizers claudius en peter III; waartoe de Schryver in het Werk zelve ook menigmaal wederkeert. Van het Werk zelve behelst dit Deel Vyf Boeken, welker inhoud in 't breede vooraan geplaatst is, en hierop nederkomt. Het eerste Boek stelt ons voor oogen, de Afkomst van peter den III; de geschiedenis van zyn Geslacht; komst van denzelven in Rusland, door de beschikking van zyne Tante, Keizerin elizabeth; zyn Huwelyk met de Prinses sophia augusta van Anhalt Zerbst, naderhand catharina de II genaamd. | |
[p. 94] | |
Wy kunnen niet afzyn van hier aan te merken, dat de Schryver veel omhaalt, 't geen eigenlyk buiten zyn vak valt, of althans op bykomende zaaken voor eene Leevensbeschryving te breed stilstaat, en, 't geen nog erger is, verscheide stukken aanvoert, die geschiedkundig verkeerd zyn, en dus geschikt om den Leezer met wantrouwen op het overige te vervullen. Wy zullen 'er geene aanwyzing van doen; dezelve vallen den Geschiedkundigen van de Noordsche Ryken terstond in 't ooge. Het tweede Boek verhaalt de merkwaardigste Gebeurtenissen, geduurende den tyd, dat peter de III Groothertog van Rusland was, en loopt tot den dood van Keizerin elizabeth. Het derde Boek meldt ons peter's komst tot den Throon, en zyn edelmoedig gedrag by den aanvange zyner Regeering. Veel goeds wordt hier van dien Vorst gemeld. ‘Maar,’ zegt de Schryver ten slotte, ‘het was voor deezen ongelukkigen Vorst bewaard om geene dan kwaalyk ingerigte ontwerpen uit te voeren, en zyn gedrag vertoont eene in 't oog loopende tegenstrydigheid. In de oogenblikken, dat hy na zyne reden en zyn hart luisterde, wilde hy met wysheid regeeren, en de voetstappen van peter den grooten drukken. Maar dit besluit was ras vervloogen; hem ontbraken verstand en de noodige kundigheden tot een groot en goed bestuur, en hy liet zich niet leiden door de geenen, die het doorzigt, dat hem ontbrak, zouden hebben kunnen aanvullen; eigenzinnigheid bestierde zyne gemoedsbeweegingen; zyne overylling in de zaaken wagtte het oogenblik niet af, het geen voor de uitvoering zyner ontwerpen gunstig was; zyne natuurlyke hoofdigheid liet hem niet toe, om ter juister tyd te wyken, en met omzigtigheid te werk te gaan.’ Geheel het vierde Boek kan van deeze waarneeming veelvuldige bewyzen opleveren; doch gaat het zwanger van dezelfde uitweidingen, als wy in het voorgaande te berispen vonden; en zou 'er op verscheide aangevoerde stukken niet weinig aan te merken vallen. Met het vyfde Boek ontvouwt de Schryver de Zamenzweering, door catharina tegen haaren Echtgenoot gesmeed; de uitvoering daarvan; haare overweldiging | |
[p. 95] | |
van den Keizerlyken Throon; hoe peter de III, gedwongen zynde eene Acte van Afstand te tekenen, gevangen gezet, en vervolgens verraadlyk van het leeven beroofd wordt. - De aanhef van dit Boek is ingerigt om ons alles van den Schryver te doen verwagten. Zichzelven verheffende, ziet hy uit de hoogte en met versmaading op andere Beschryvers deezer Omwentelinge neder; bovenal op de villiers, een Franschman, van wien hy verklaart, ‘dat hy de Geschiedenis der Omwenteling opmaakte volgens eene schets door de Keizerin eigenhandig ontworpen;’ hy hadt die geleezen, en kon verklaaren, ‘dat dit stuk de Lykreden der Zedigheid van catharina was.’ Van william coxe, een Schryver, anderzins door hem agtenswaardig gekeurd, zegt hy niet minder, dan ‘dat catharina hem met Goud den mond gestopt hadt(*).’ Het geheele Verhaal van coxe is hier van bl. 213 tot 262 te vinden. Alles is door deezen Schryver ingerigt om peter den III te verschoonen, en catharina de II in den ongunstigsten dag te zetten. Wy zyn verre van haar te willen verontschuldigen; doch op zommige plaatzen schynt onze Schryver zyn eigen Stelregel, dien wy hoogst goedkeuren, vergeeten te hebben. Naamlyk, onder zyne veelzins wederkeerende berispingen van coxe, aangemerkt hebbende, ‘dat hy, om zyn hof by catharina de II te maaken, den eersten pligt van eenen Geschiedschryver vergeeten hadt,’ laat hy 'er op volgen; ‘De Geschiedenis zou een aanhoudende lofreden, of, om beter te zeggen, een verdichtzel worden, zo zy ons niets anders leerde, dan het geen 'er in de menschen agtenswaardig is, zonder ons derzelver driften, zwakheden en gebreken te doen kennen. Dan, dit is het denkbeeld niet, dat men zich van de Geschiedenis vormen moet; zy zoude te veel naar vleijerye gelyken, die aan eenen Geschiedschryver zyne waarde beneemt. Hy moet pryzen en laaken met maate. Na beweezen te hebben, dat men het hoofdgebrek noch vreest, noch bewimpelt, heeft men eerst recht ver- | |
[p. 96] | |
kreegen, om de daadzaaken, welke zy ook zyn, te boek te stellen, en openlyk hulde te doen aan de deugd, die het voetstuk van haar standbeeld zoo wel met zich brengt als de schande van het misdryf onafscheidelyk is.’ De meermaals gedagte Schryver van 't Leeven van catharina de II, by lange na niet aan te zien als haar Lofredenaar, houdt egter, gelyk onze Aankundigingen van dit Werk getuigen, haare goede hoedanigheden niet agter, schoon ze dikwyls in eene vry donkere schaduwe gesteld worden; onze Schryver schynt niet zelden om woorden verlegen, ter uitdrukking van haare slegtheden. Het is 'er ook verre af, dat hy alleszins zamenstemt met deezen; - Strydigheden, welke zich althans voor den Vertaaler der beide Werken niet hebben kunnen verbergen; en bevreemt het ons eenigzins, dat hy zulks, op de doorsteekendste plaatzen, niet aanduidt, noch eenige pooging doet, om die Schryvers te doen zamenstemmen; - Schryvers, die beiden zo zeer uit de hoogte spreeken, en van hunne berigtsbronnen met zo veel ophefs gewaagen, schoon eenige zo duister zyn als de Naamen der Schryveren zelve; 't welk zamengenomen niet zeer strekt om vertrouwen op hun zeggen in te boezemen. De Vertaaler heeft, wel is waar, zyn eigenlyke taak vervuld, als hy beide die Schryvers Nederduitsch doet spreeken; doch, daar het op Geschiedkundige waarheid aankomt, en zich strydigheden tusschen die beiden opdoen, zou het, onzes oordeels, wel gevoegd hebben, de Leezers des te herinneren. Waarheidliefde vorderde zulks. Een voorkomen van Egtheids-staaving heeft zeker het laaten volgen van Bewysstukken, die als Bylagen dit Deel besluiten. Dan voor Bewysstukken van dien aart waren veele der verhaalde gevallen niet vatbaar; en behooren deeze ook meest tot de Omwenteling in het Russisch Ryk, de Ontthrooning en den Dood van peter den III, in zo verre zy daadlyk by de Ryksverandering van 's Hofs wegen het licht zagen. Als een volkomen Staatspapier kunnen wy egter niet beschouwen het hier geplaatste, onder het Opschrift: Zeker Stuk, op last van catharina de II, tegen peter III in 't licht gegeeven. Van dien aart is ook de Bylage, getyteld: Onzydig Onderzoek der Stukken tegen peter III in 't licht gegeeven. Beide die Stukken zyn egter zeer leezenswaardig. |
|