Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1801
(1801)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijKerkelyke Redevoering na het bedanken voor de beroeping naar Embden gehouden te Loga in Pruissisch Oostvriesland door Jan Scharp, Doctor der H. Godgeleerdheid, enz. den 2 Maart 1800. Tweede Druk. Te Leer, by H. van Zwol. In gr. 8vo. 58 bl.De Eerw. scharp, die zich op den titel kerkelyk wettig Leeraar te Rotterdam noemt, en thans werkelyk, zoo wy verneemen, (evenwel niet, zonder dat 'er iets voorafgegaan is, om het gebruik van dat wettig recht te herkrygen,) den dienst by de Rotterdamsche Gemeente waarneemt, heeft, volgends 't Voorbericht, deze Leerrede eigenlyk voor zyne toenmaalige Gemeente van Loga laaten drukken, ter stichtelyke naleezing van het gene zy gehoord heeft, en om, ten allen tyde, op hun verzoek, onder zyne schriften iets te hebben, waarby zy zyner kan gedenken. Hy voegt 'er by: ‘Te Embden zal men hier uit zien, waarom ik ditmaal hunne roeping niet opvolgde. Myne vrienden in myn Vaderland, vooral myne getrouwe en geliefde Gemeente te Rotterdam, zal hier uit verstaan, wat ik doe. Moogelyk | |
[p. 49] | |
zal de leezing ook voor anderen niet onnut zyn.’ Opdat 'er niets aan ontbrake, heeft men behalven de Leerrede zelve, ook de Gebeden, waarvan de Leeraar zich bediend heeft, met de Voorafspraak, en aanwyzing van 't geen voor en na gezongen is, laaten drukken. Niemand, die slechts de moeite wij neemen, om deze Leerrede van den Eerw. scharp door te leezen, zal hem de gaaf, van duidelyk, aandacht-wekkend, stichtelyk, en welgepast naar de gelegenheid des tyds, te prediken, kunnen ontzeggen. De gekozen textwoorden, uit 2 Tim. II:9, het laatste gedeelte, het woord Gods is niet gebonden, worden eerst verklaard, zoo dat NB. de tweeërley zin, dien 'er onderscheidene uitleggers aan hechten, saamgevoegd wordt; daarna deze stelling, die hy meent, dat dezelve in zich bevatten, overwoogen: ‘De voortgang van het Euangelie is zoo min aan menschelyke middelen gebonden, als zy door aardschen tegenstand kan gehinderd worden. Ondanks woede en list, vervolging en ondermyning, heeft de zuivere waarheid door alle eeuwen stand gehouden, zy blyft nog op de weereld, zy zal blyven stand houden, en nog eens heerlyker schynen op aarde, tot dat deeze huishouding der voorbereiding, by den afloop der eeuwen, verwisseld wordt met de volmaaktheid der toekoomende weereld.’ En eindelyk beoefenende lessen 'er uit afgeleid; en daarmede komt hy van zelve, tot 't geen hy de Gemeente van Loga over zyne gedaane keuze, omtrent zyne beroeping naar Embden, had te zeggen. De Vrienden van scharp, die te Rotterdam alleen, zoo als hy ons zelf zegt, veele duizenden uitmaaken, zullen hunne nieuwsgierigheid hieromtrent reeds voldaan hebben. Anderen van onze Leezers zullen ons ook wel gaarne ontslaan van de moeite, om 'er een nader verslag van te geeven. Die zulk soort van Leerredenen gewoon zyn te verzamelen, zullen zich ook gewis deze, al ware 't alleen om den naam van den Prediker, aanschaffen. Zy verdient daaronder werkelyk eene plaats, hoewel 'er anders nog wel 't een of ander op zou aan te merken vallen. Het heeft ons, om maar iets te zeggen, eenigzins bevreemd, nadat het woord van God, met eene opeenstapeling van schriftuurtexten, was beschreeven, deze aanmerking te leezen, ‘dat de Leeraar het echte Euangelie, door Paulus gepredikt, met diens eigene woorden, had voorgesteld, opdat het dubbelzinnig ge- | |
[p. 50] | |
bruik van het woord Euangelie en Christendom niemand doe dwaalen, daar, in onzen tyd, die naam menigwerf gegeeven wordt aan een zamenweefsel der dwaalingen van Arius, Pelagius en Socyn, zoo niet aan eene Socratische moraal-leer, die eene menschelyke vernuft-leer is, maar niet het woord Gods.’ Immers Arius(*), Pelagius en Socyn, en allen, die Christenen willen heeten, houden zich toch ook aan de eigene woorden der Schrift. 't Komt dan altyd aan op de nadere verklaaring. Die van den Rotterdamschen Kerkleeraar zou mogelyk, by zyne anders ook rechtzinnige Medebroeders, die het zoo min met Arius, Pelagius en Socyn eens zyn, als zy zich met eene Socratische moraal leer kunnen vergenoegen, geen algemeenen byval vinden. Ondertusschen kunnen zulke en dergelyke gezegden, die men ginds en elders in deze Leerrede aantreft, zoo onbepaald ter neder geschreeven, vooral van iemand, wiens woorden door zoo veelen voor orakelen aangezien worden, een onbeschryflyk nadeel aan de zoo zeer gewenschte bevordering van eigen onderzoek en opklaaring, in 't stuk van Godsdienst, toebrengen, terwyl ze elk, die, in de uitlegging der bybelsche Leer, slechts een hairbreed van het gewoone afwykt, zoo gereedelyk op de lyst der Ketteren en verzaakers van 't Christendom doen plaatzen: waarvan de voorbeelden maar al te duidelyk voorhanden zyn. De Eerw. scharp houde ons deze aanmerking ten goede. Hy zegt zelf, bl. 47, geen vriend van woordenstryd en twistvraagen, die de Gemeente van Embden zoo lang dwaaslyk verdeeld hebben, te weezen, en toonde, reeds voor veele jaaren, ook wel een begunstiger van verdraagzaamheid, zelfs tusschen Roomschgezinden en Protestanten, te willen weezen. Hy heeft ook nu te Loga zelf, met gelukkigen uitslag, gewerkt, om den twist tusschen de volgers van de Augsburgsche en Nederlandsche Geloofsbelydenis te doen eindigen. Hy besteede dan liever zynen invloed, tot bevordering van gegronde bybelkennis, en onpartydige naspooring der waare bybelleer, en voorts tot bestryding van schadelyke vooroordeelen en volksbegrippen, en de naauwst mogelyke verëeniging van allen, die onzen Heer Jesus vuurig beminnen, en den Christelyken Godsdienst ter goeder trouwe toegedaan zyn, tegen de weezenlyke vyanden van het Christendom. |
|