zwaarte vindende, bragt hy ze in een vertrek, waarin de lugtsgesteldheid 29o was, en liet ze daar agt-en-veertig uuren. Wederkeerende om ze te bezien, vondt hy, dat de Vles, met water gevuld, zeer veel zwaarder woog, en het water tot een vast lichaam van ys bevroozen was, terwyl de Wyngeest in de andere Vles geen teken van vorst altoos vertoonde. De uitkomst verschilde zeer veel van hetgeen de Proefneemer verwagt hadt. Wanneer de toestel gebragt werd in de lugtsgesteltenisse van 61o, ontdooide het Ys allengskens, en de twee Vlessen hernamen derzelver oorspronglyk gewigt. De Proef werd, met denzelfden uitslag, herhaald.
Zichzelven voldaan hebbende ten aanziene van de naauwkeurigheid zyner Balans, hervatte de Graaf zyne naspeuringen ten opzigte van het vermeerderen der zwaarte, welke de vloeistoffen gezegd worden by het bevriezen aan te neemen. Dr. fordyce's proeve, zo als hy zich verbeeldde, versterkt zynde door zyne eigene, begreep hy, dat de vermeerdering van zwaarte, welke het bevroozen water hadt aangenomen, alleen kon toegeschreeven worden aan het verlies van de verborgene Hette, welke men weet dat eene vloeistof, wanneer dezelve bevriest, verliest; waaruit by besloot, dat het verlies der verborgene Hette, gevoegd by de zwaarte van een lichaam, dezelfde uitwerking op een ander moest te wege brengen, en dat, overzulks, de vermeerdering der hoeveelheid van verborgene Hette, in alle lichaamen, en in alle gevallen, derzelver blykbaare zwaarte moest verminderen.
Om de juistheid deezer gevolgtrekking te onderzoeken, nam hy twee Vlessen, gelyk aan die hy in de voorgaande Proefneeming gebruikt hadt, en deedt in de eene eene bepaalde hoeveelheid Water, en in de andere eene gelyke zwaarte van Kwik: dezelve aan de armen van een Balans hangende, bragt hy ze in een volkomen evenwigt, in de lugtsgesteltenisse van 61o, en bragt ze toen over in die van 34o, waarin zy vier-en-twintig uuren verbleeven. Geduurende dien tyd scheen geen van beiden iets in zwaarte gewonnen of verlooren te hebben. Hieruit bleek, ‘dat de hoeveelheid van Hette, door het Water verlooren, aanmerkelyk veel grooter hadt moeten weezen, dan die, welke de Kwik verlooren hadt; de specifique hoeveelheden van verborgene Hette in Water en Kwik bepaald geweest zyn-