Schoone trek en tegenwoordigheid van geest van een huurkoetsier.
Zeker Heer te Parys 's avonds laat te voet naar zyn huis gaande, wierd overvallen van drie gaauwdieven, die hem waarschynlyk zouden omgebragt hebben, ware 'er niet tydig genoeg een Huurkoetsier met zyn rydtuig toevallig door deze eenzaame straat gekomen; deze hield oogenbliklyk stil, sprong van den bok, deed het portier open, en schreeuwde uit al zyn magt: Mynheeren! hier wordt een mensch vermoord: gy zyt met uw vieren, en ik ben de vyfde: komt, schielyk! Op deze woorden namen de schelmen de vlugt, gelovende dat 'er werkelyk reeds vier mannen uit het rydtuig sprongen. Toen zy weg waren, zeide de Huurkoetsier tegen den geredden: Ga in het rydtuig, Mynheer, het is ledig; waar woont gy? Ik zal u naar huis ryden. De Heer, gelovende dat dit een nieuwe valstrik was, aarselde eerst om in de koets te gaan, doch liet zich eindelyk gerust stellen en in veiligheid naar huis ryden. 's Anderen daags liet hy den braaven Huurkoetsier aan het Bureau opsporen en by zich ontbieden, schonk hem tien Louis d'or voor zyn edelmoedig gedrag, en een jaarlyks inkomen van 800 Livres, zo lang hy leefde. Deze braave Huurkoetsier heet claude-françois dubril.
Op bl. 514, reg. 18, staat, Rosrimarini, lees, Rorismarini.