| |
Beschryving van eene onderaardsche reize naar de steenkoolgroeven by Valenciennes, ondernomen door Heinrich Sander, Hoogleeraar aan het Gymnasium te Carlsruhe.
[Medegedeeld door den Eerw. jan van den berg, Predikant te Jisp.]
Met genoegen herdenk ik nog steeds aan die genoeglyke dagen, die ik onlangs, in de maand July, in Valenciennes heb doorgebragt. De Stad zelve, de Vestingwerken, het Arsenaal, het groote Hospitaal, de Batistfabrieken, de vrolyke nutte gezelschappen der Burgers en inwoonders, de pragtige vruchtbaare landstreek, de heerlyke vlasbouw, het stille blinken van de rivier de Schelde tusschen haare breede oevers, welke het oog niet afmeet, de Abdyen St. Vicorne en St. Amand, met derzelver groote en ryke Kerken, de Baden en Bronnen by deze Abdyen, het vrye natuurlyke leeven, de zuivere en gezonde lucht, die men in Parys vergeeten moet - dit alles was voor my weezenlyk voedzel en verkwikking. De Steenkoolgroeven trokken egter inzonderheid myne aandacht tot zich, te meer, ver- | |
| |
mits d. morand, te Parys, my de sterkste verzekering gaf, my alles te zullen laaten toonen, wat de Akademie door hem in koper laat graveeren.
Een eerlyk oud man, matthieu, die nog leeft, en door zynen Zoon thands de zaaken laat waarneemen, heeft, gelyk men my zegt, voor 50 jaaren, het eerst dit gewigtig mineraal in deze landstreek ontdekt. De Koninglyke Intendant, Monseigneur de senac, liet dezen ouden man, door zynen Secretaris desault, een zeer bescheiden en voor my onvergeetelyken vriend, beveelen, dat hy my alles zou toonen, en tevens voor myne veiligheid te zorgen had. De weldaadige natuur heeft het geheele land in de diepte met de heerlykste steenkoolen opgevuld. De oppervlakte is met de schoonste zaadvelden en akkers bedekt. Eenige particulieren hebben ze in pagt genomen. 'Er zyn vyf groeven en even zo veele vuurmachines, die tamelyk digt by elkander staan. Voor de poort naar Mons hebben anderen ook beginnen te graaven, maar zyn reeds agt jaaren bezig geweest, zonder bruikbaare koolen te vinden; intusschen zyn 'er goede teekenen voorhanden, om in de diepte betere koolen te verwagten. Eer men goede koolen vindt, stoot men op een soort van blaauwagtige steenen, die men egter niet gebruiken kan om te branden. In de oudste groeven zyn reeds zulke groote wyde gangen uitgegraaven, dat ze ten deele tot onder de Stad loopen. Men zondert de groote of goede koolen van de kleine of slegte af, het gruis genaamd. De eerste kosten 22 sols, de andere slegts 11 sols, de emmer.
Ik had den voormiddag van den 19 July afgezonderd, en my tot de fosse du Jardin bepaald, omdat dit de schoonste en rykste groeve is. Deze wordt zo genoemd, omdat eertyds op de plaats, waar thands de groeve en de vuurmachine zyn, tuinen waren. Men heeft egter de boomen en al het overige weggeruimd. Matthieu oordeelde, dat ik op 't veiligste in den korf (a panier) zoude neerdaalen. Georg boisseau, egter, de opziender over de arbeiders, of de klimmers, zo als wy deze menschen zouden noemen, ontried my zulks, omdat, voor tegenwoordig, de touwen aan den korf slegt waren. Gemaklyker ware het zeker geweest; vermits men egter, by zulke onderneemingen, op gemak niet zien moet, zo verkoos ik den anderen weg op de ladders (par Echelles), en zo klom ik in het
| |
| |
midden tusschen boisseau en iniceur, die de arbeiders by het uitstappen de loode teekenen ter betaaling op het bureaux toetelt, in een groot kwartier uurs 110 Toises, of 060 Fransche voeten, naar beneden. Men gaf my een gryze broek en vestje, van vooren met een knoop toegemaakt, een muts van dezelfde stoffe, en boven op dezelve een slappen hoed. Zo komiek heb ik 'er van myn leeven niet uitgezien. Myne kleederen wierden egter boven in een koffer geslooten. Op de linkerschouder hegtte men my nog eenige kaarssen vast. Myne beide begeleiders namen hunne kaarssen op den hoed, en de agterste moest nog eenige kaarssen in voorraad medeneemen, in gevalle ik beneden lang vertoeven wilde. - Ik moet de eerlyke getrouwheid, de zorgvuldige waakzaamheid, de hefderyke bezorgdheid, de geduldige oplettendheid van deze heden op my en op alle myne vraagen, wenschen en behoeften, dankbaar roemen. - De eerste 40 toises liep de weg recht naast de waterpomp naar beneden. Hier was het nu niet anders, dan alsof 'er een door kunst verwekt onweder rondom ons heen gehoord wierd. Het water, 't welk geduurig overal nederstort, maakt iemand zo nat als de regen, en de slagen der Machine klinken in den hollen naauwen gang zo geweldig, als de donder in de lucht. Op de diepte van 40 toises beginnen de onderaardsche gaanderyen, die men in de steenkoolmynen gemaakt en thands met hout onderschraagd heeft. De myn loopt oost en west, en heeft haaren val tegen het zuiden. De ader in dezen gang is dertig duim of drie voet breed. Andere zyn 'er, slegts van 20 a 25 duim. In verscheidene boven elkander aangelegde verdiepingen wordt elke ader uitgegraaven, en alle reeds uitgeleegde gangen zyn boven en aan beide kanten met hout ondersteund, opdat de losgewordene steenen niet naar beneden vallen, en den weg vernielen zouden. Elke verdieping heeft een trap, waarlangs men droog, gemakkelyk, en zonder het minste gevaar, naar beneden kan klimmen.
Dan loopt van de eene verdieping tot de andere een weg, waarin men zekerlyk niet rechtop staan kan, tot aan de deur van een nieuwen trap. Maar tusschen twee kaarssen in het midden komt men zeer goed voorwaards, en ziet men aan weerszyden de overblyfzels van de reeds uitgegraavene myn. In deze onderaardsche gangen is het zier stil en gerust. Men ziet en hoort nog
| |
| |
niet wat beneden omgaat, en de bovenwaereld is ook reeds lang uit oog en oor verdweenen. Recht majestueus, donker en stil is het hier beneden. Het was juist een donkere regenegtige dag, doch in de diepte noch warm noch koud. De ademhaaling wierd my in het minst niet ongemaklyk. Van tyd tot tyd ontmoette my een van de arbeiders, die hun dagwerk beneden voltooid hadden; en deze lieden zyn zo gewoon onder de aarde te leeven, dat zy, met hun kaarste op den hoed, daar rondkruipen, even als wy in onze vertrekken rondgaan. Zy arbeiden telkens maar 6 uuren agter elkander; dan worden zy afgelost en klimmen weder naar boven.
Toen wy eindalyk beneden aan de myn, die werkelyk bearbeid wierd, aangekomen waren, gingen wy
1. Links af naar de plaats, waar de emmers op en neer geheessen worden. Hoe dit boven den grond ingericht is, zal ik naderhand zeggen. Hier was het schoonste gezigt voor my, dat de leege van boven terug komende emmers nog meer dan 660 voeten naar beneden gingen. Men zag de kaarssen der arbeiders op eenen verren afstand zeer flaauw, maar, in het duister en in de diepe stilte, ongemeen lieflyk scheemeren.
2. Gingen wy rechts af, geduurig onder de ondersteuningen van hout, in de gaandery, ook zo ver binnenwaards, dat wy de arbeiders zelve aantroffen. Dit was nog een weg van 140 toises of 840 voeten lengte, in de diepte van 660 voeten. Door het Kompas weet men, in welken oord men is. Wy gingen onder de groote breede Schelde door, zonder dat een dropje water ergens doorsyperde. In deze wegen kan men maar zelden rechtop staan. Men moet zich bykans geduurig buigen, zich dikmaals nederzetten en uitrusten, en in 't voortzetten der reize geduurig op een klein stuk hout steunen. Daar men nog niet lang gearbeid heeft, ontmoet men zomtyds plaatzen, waar men zich geheel op den grond leggen, en op handen en voeten voortkruipen moet.
In de groeve ziet men duidelyk de bovenste en benedenste laag van steenen, tusschen welke de steenkoolen worden uitgebroken. De menschen zitten daar in eene kromme lastige houding, zwart over 't geheele lichaam, gelyk men duivels maalt, en verrichten waar- | |
| |
lyk zuur werk. Het licht staat nevens hun. Elk is de hoogte van zyn werk, door een plank, liggende boven een post, die tusschen de boven- en beneden-laag der steenen, tusschen welke de koolader loopt, ingestoken is, voorgeteekend. Boven dezen zit weder een; boven dezen nog een. Zo ziet men hier en daar kaarsjes, en hoort aan de vaste harde myn kloppen. Zy dryven, wanneer zy van onderen lang met den spitzen hamer losgehakt hebben, groote sterke kuilen tusschen beiden, en splitsen zo hun stuk, verkleinen alsdan de groote helften geduurig meer, en verkloppen ze weder. Ik heb het zelf beproefd, om een stuk los te slaan, en heb ondervonden, dat het waarlyk een harde arbeid is.
De stoffe, uit de groeve losgebroken, wordt met schoppen in groote emmers geworpen, en eenige daartoe bestemde lieden, welke men Traineurs noemt, moeten dezelve in de gaanderyen van tyd tot tyd naar de plaats voorttrekken, op welke zy naar boven worden opgewonden. Tot dat einde is aan de emmers een soort van leeren gespan met twee kettingen, waarin zich die lieden inspannen gelyk de paarden. Een moet het altoos tien toises voorttrekken. Dit eind wegs is door stukjes hout afgebakend. Ook dit is een zuure en zwaare arbeid. Ik liet my inspannen, en kon naauwlyks zulk een gelaaden emmer van de plaats trekken.
In alle groeven rondom Valenciennes werken gestadig 1500 menschen. Het werk gaat zonder ophouden, zonen feestdagen uitgezonderd, dag en nacht voort; en voor deze menschen, die geduurig by de kaars werken, en van de waereld niets zien noch hooren, is dag en nacht het zelfde. Allen werken volgens eene opgelegde taak. Kunnen zy hun werk binnen 6 uuren verrichten, dan is het hun voordeel. Gebruiken zy 9 uuren, zo betaalt men hun toch niet meer dan hun bepaald werk.
Een Mineur moet 3 voeten 9 duimen hoog in de myn inhouwen, en daarvoor betaalt men hem 17½ sols.
Een Traineur moet den gelaaden emmer tien toises voorttrekken, en ontfangt daarvoor 15 sols.
De opzienders over de arbeiders ontfangen maandelyks 18 kleine daalders of 54 Livres.
Diegeene, die aan 't einde der gaandery aan den trap zit, en de arbeiders de zo genaamde Plombs (zynde egter geene looden, maar gestempelde koperstukken) uitdeelt, ontfangt dagelyks 20 sols.
| |
| |
Op de ladders is gansch geen gevaar. De sporten worden alle veertien dagen door daartoe aangestelde lieden bezigtigd, omdat het de gewoone weg voor alle arbeiders is. 'Er werken beneden tien- of twaalfjaarige knaapen en meiden in broeken, en klimmen uit en in zo vaak zy willen. Onlangs wierd een dik en vet man by 't opklimmen amegtig, doch kwam egter door 't gebruik van versch water ras weder tot zichzelven. Het bezwaarlyke opklimmen wordt daardoor merkelyk verligt, dat men overal kan uitrusten. - En welk eene vreugde, wanneer men het daglicht, de zon, wederziet!
Deze lieden weeten, uit eene langduurige gewoonte, in deze diepte den tyd zeer naauwkeurig. Een man, die reeds om drie uuren naar beneden geklommen was, raadde thands, dat het half tien ware: ik zogt onder de kleeren myn horologie, en 't was half tien.
Om de steenkoolen naar boven te brengen, is boven de groeve een groot huis gebouwd; boven de opening is een beschutsel, even gelyk om een put. Het geheele overige gedeelte van het huis bevat eene machine, die van drie, en wanneer de groeve zeer diep wordt, van vier paarden gedreeven wordt. Een groot wiel dryft eenige kleindere, en aan deze hangen, aan touwen, groote emmers, die in de groeve nederdaalen. Terwyl de eene klimt, daalt de andere. Beneden zyn lieden tot het vullen, en boven tot het ledigen van de emmers. De paarden gaan zo lang tot dat een emmer boven komt. Alsdan kan hun de geleider, door eenen byzonderen toon, waaraan de in eenen kring loopende blinde dieren reeds lang gewoon zyn, doen stilstaan, en weder door een byzonder geluid doen voortgaan. Uit eene groeve van 110 toises kwam een emmer in weinige minuten boven. Men slaat beneden, wanneer de emmer gevuld is, eenige kleine kettingen in 't kruis daarover, om te verhinderen dat de steenkoolen 'er niet uitvallen. Boven trekt men met haaken de koolen 'er uit, en werpt ze met schoppen in kruiwagens; met deze worden ze in de magazynen gebragt, uit welke dagelyks eene menigte verkogt wordt.
Om het water, dat anders de groeven zoude opvullen, uit de diepte te pompen, zyn de vyf vuurmachines voor de poort naar Tournay aangelegd. Men bedient zich van het vuur en de lucht, om het water
| |
| |
uit de diepte naar boven te brengen. Zo heerscht de mensch, door zyn verstand, over alle de elementen, en gebruikt het eene om het andere te overmeesteren.
Voor elk van deze machines is, niet ver van de groeve, een groot hoog huis gebouwd, 't welk in eenige verdiepingen is afgedeeld. Van diegeene, die weezenlyk in gebruik zyn, ziet men van verre den rook in de hoogte klimmen. Andere moeten zoms, naar de omstandigheden en behoeften der groeven, stilstaan. De Machine is voor 't grootste gedeelte van yzer; doch 'er zyn ook groote houten hoofdbalken aan vast, en men verzekerde my dat zy zeer veel hout kosten. Beneden in het huis is de oven; dan volgt de ketel met den Cylinder, en verder boven zyn de Bak en de pypen, in welke het na boven gebragte water weder wegloopt. De oven wordt geduurig met steenkoolen gestookt. Wanneer men naar binnen ziet, moet men over het verschriklyke vuur verbaasd staan. De hette bespeurt men wel, maar geen stank, of de wind verdryft denzelven aanstonds, of ik was reeds daaraan gewend.
Boven over den oven is een ketel in den muur gemetseld, op een zeer breeden haard; daarin wordt nu bestendig water gekookt. Hoog is hy niet, maar de omtrek is des te grooter.
Alle dampen, die van dit kookende water opstygen, verzamelen zich in een wyden grooten Cylinder, die boven den ketel hangt. Rondom denzelven zyn verscheidene kleine gangen aangelegd. Men kan zich van de menigte en de kragt dezer dampen overtuigen, wanneer men een van deze pypen laat openen. Eene ongelooflyke menigte dampen schiet 'er met zulk eene hevigheid uit, dat ik, zo myn leidsman my het niet vooraf gezegd had, zoude gedagt hebben, in myne onderzoekingen te zullen moeten verstikken. Daar kan men zien, hoeveel lucht in 't water is - hoe verbaazend dezelve kan verdund worden - en hoe gaarne dezelve zich in eene breede ruimte uitbreidt. Doch in den Cylinder wordt deze menigte en kragt der dampen aanstonds gedempt. Want door eenen hamer, die geduurig ryst en valt, door middel van een yzere stang, die dan voorwaards gaat, dan terugstoot, stort uit eene pyp eene genoegzaame hoeveelheid versch water in den ketel, en in het oogenblik trekt ook de stempel de
| |
| |
groote pomp in de hoogte, het water klimt beneden in de pompen, kan niet meer terug, en wordt door de perzing der machine 700 voeten hoog naar boven gebragt. Boven vloeit het door een kanaal in groote kuipen, uit welke het aan den hoek van het huis in pypen nederstroomt, en in eene kleine beek geleid wordt. Zo ras men den hamer vasthoudt, kan geen water in den ketel vallen, en de geheele machine staat stil; zy begint egter oogenbliklyk weder, wanneer men den hamer weder laat slaan.
In de steenkoolgroeven baant men door de gaten, waarvan ik boven gewag maakte, het water een weg tot de machine.
Boven ziet 'er het opgetrokkene water, gelyk gemaklyk te gissen is, blaauw zwartagtig uit, en bragt my niet in verzoeking om het te proeven; evenwel vindt men op de tong niets walgelyks daaraan. - Het schoot my te binnen, dat hill, in Engeland, in zulk een onderaardsch water, ertelyke soorten van mikroskopische dieren gevonden heeft; en hoe gaarne had ik met dit water soortgelyke proeven willen neemen! Maar een' Reiziger ontbreeken vaak de middelen, tyd en gelegenheid tot de aangenaamste onderzoekingen.
|
|