Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1800
(1800)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 451]
| |
Testament van Kang-HyGa naar voetnoot(*), Keizer van China, Noord- en Oost-Tartaryen, enz.Sedert de grondlegging des Keizerryks tot op de regerende linie, is 'er geen Keizer geweest, die het zich niet tot eene wat gemaakt heeft, den Hemel te eerbiedigen, en het voorbeeld zyner voorouderen te volgen. Volgens deze wet, die de grondslag van ieder goed bestuur is, is de voornaamste pligt van een Keizer, de orde, de vrede en den overvloed in het Ryk te handhaven, zonder ophouden te waken, om alles van zyne onderdaanen te verwyderen, wat hun geluk en genoegen zou kunnen storen, de vreemdelingen met goedheid te behandelen, een wederzydsch verdrag met andere Natien te onderhouden, en met hen de rykdommen te genieten, die de vier Zeeën bevatten. Gelukkig de Vorst, die van dezen heiligen pligt den onschendbaaren regel van zyn gedrag maakt! Wat my betreft, ik bereik thans het negentigste jaar myns ouderdoms en het één-en-zestigste myner regering. Het is geenszins aan myne zwakke deugd te wyten, dat ik zolang geleefd en geregeerd heb: dit dubbel voorrecht ben ik verpligt aan de bescherming des Hemels en der Aarde, aan de gunst van den Geest, die alle geslachten beschermt, en aan de zeldzaame verdiensten myner voorouders. Ik heb aandachtig de geschiedenis der Monarchie doorgelezen, sedert de regering van hoang-ty, derzelver stichter, tot heden. 'Er zyn vierduizend driehonderd en vyftig jaaren verlopen. Van de driehonderd-één Keizers, die den troon gedurende deze drie-en-veertig eeuwen bekleed hebben, heeft niet één het Ryk zolang geregeerd als ik. Ik verwachtte zulk eene lange loopbaan niet: toen ik het twintigste jaar myns ouderdoms bereikt had, rekende ik niet op myn dertigste; ik durfde my niet vleijen met myn veertigste. Welk een onderscheid, welk eene gunst dat de Hemel my gespaard heeft tot het negentigste! Wy lezen in den Chu-king, dat een lang leven, rykdommen, ligchaamssterkte, gevoegd by bedaardheid van geest, liefde tot de deugd, en een zagte dood in een' hoogen ouderdom, de voornaamste bronnen zyn des menschelyken ge- | |
[pagina 452]
| |
luks: waaruit men besluiten moet, dat zeer weinig menschen gelukkig zyn; want het is zeer zeldzaam, dat deze laatste bron van geluk met de vier eersten veréénigd is. Ik weet niet, en kan niet voorzien, welke de laatste dag van myn leven zyn zal; maar in den gevorderden ouderdom, waarin ik ben, reken ik my ten toppunt van het geluk. Meester van een magtig Ryk, bezit ik alles wat de vier Zeeën bevatten, die China omringen; hoofd des huisgezins, verzekeren myne Zoonen en Kleinzoonen, die een getal van honderdvyftig bedragen, my eene lange en schitterende nakomelingschap; ten anderen, geen oorlog, geene onlusten in myne Staaten; van het eene einde des Ryks tot aan het andere genieten myne onderdaanen, onderworpen en getrouw, de volmaaktste vrede. Wanneer ik nadenk over de gebeurtenissen myner regering, zie ik niets dat myne gerustheid storen kan, en indien ik heden myn loopbaan eindigen moest, schynt het dat myn hart volmaakt gerust zou zyn. Niemant is onkundig van de kabaalen verdeeldheden, listen en knevelaryen, die den Staat verslonden en verontrustten, toen de Hemel my verkoos om dien te regeren. Ik zou my de zonderlinge gebeurtenissen, die zo gelukkig den staat der zaaken veranderden, en my op den nog waggelenden troon bevestigden, niet durven toeschryven; doch ik kan, zonder de zoetste vertroosting, de orde, de vrede, den overvloed en de krygstucht nier zien, die in den geheelen omtrek myner uitgebreide Staaten heerschen. Deze glorieryke omwenteling, ik beken het, heeft my veel moeite en een' onbegrypryken arbeid gekost. Op het voorbeeld der Keizers der drie eerste liniën, heb ik altoos een waakzaam oog gehouden op de vier deelen van het Ryk. De partyschappen en oproeren verheften zich van alle kanten, verscheurden ieder oogenblik myn hart, verwarden myne denkbeelden, stortten my in dodelyke ongerustheden, en lieten my nacht noch dag rust. Welke tegenspoeden heb ik niet moeten doorstaan! welke zorgen moeten aanwenden, en welke hinderpaalen te boven komen! Wanneer ik my alle de verlegenheden te binnen breng, alle de ligchaamsvermoeilingen, die ik doorgestaan heb, dan ben ik niet meer verwonderd, dat de Keizers der vorige liniën niet langer geregeerd hebben. Neen, het is geenszins de overdaad en de wellust, gelyk eenige ligtzinnige Historieschryvers beweren, die behagen scheppen in zelfs de onbesprokenste Keizers te hekelen; het is geenszins, zeg ik, de overdaad en de wellust, die hunne dagen verkortten; het was het ondraaglyk gewigt der staatszorgen, de onafgebroken keten der moeiten en neteligheden der regering, die hun einde verhaast hebben: zy bezweken onder den last des Ryks, gelyk de Tchu-Ke leang be- | |
[pagina 453]
| |
zweek, die zyne glorieryke loopbaan eindigde, uitgeput en afgemat door moeite en arbeid. ô Wat zyn 'er weinig staatsdienaars, die het gedrag van dezen grooten man pogen naar te volgea! Een minister neemt het bestier der zaaken, en legt zyn' post neder wanneer hy wil De band, die hem aan den Vorst hecht, wederhoudt hem slechts zolang hy yver voor zyn' dienst heeft; zodra deze hem walgt, ontdoet hy zich van zyn' post, verwydert zich van het hof, en keert in het midden zyns huisgezins weder, alwaar hy, bevryd van alle zorg en bekommering, het genoegen heeft zyne kinderen te omhelzen, en zyne kleinzoonen te strelen, en, na een gelukkig, zagt en aangenaam leven, ziet hy met een gerust oog zyn laatste oogenblik naderen. Wat is het lot van een' Keizer onderscheiden! Zodra hy den teugel des bestiers in handen genomen heeft, hoedanig zyn gedrag ook zy, is het hem niet geöorlofd dien in vreemde handen te geven; zyn geheele leven is slechts een samenweefsel van zorgen, bekommeringen en arbeid. Dat men de geschiedenis van chun en yu leze, en men zal zien, dat deze beide Keizers geen oogenblik het roer der regering verlaten hebben, dat zy zelven alle de belangen hunner onderdaanen behartigden, dat zy slechts voor hen leefden, en dat zy beiden gestorven zyn, uitgeteerd door arbeid en vermoeijingen, verre van het hof en hunne maagschap; de eene te Zsanou, en de andere te Hoei-ki-kien. Dat men den Y-king raadplege, dat heilig boek, waarin het goed en het kwaad, de deugd en de ondeugd, zonder vermomming zyn blootgelegd, en geschetst met de juiste kleuren; men vindt 'er geen trek van verwyt in, wegens het gedrag der Keizers. Indedaad, nergens een rustplaats hebben, altoos in bekommering leven, zyne krachten uitputten, ziedaar het lot en het deel eens Keizers. Doen onder de geenen, die den Staat met wysheid bestierd hebben, durf ik zeggen, zal men 'er geen vinden, wiens regering zo onrustig geweest is als de myne. Het was geenszins de afgunst, de drift naar glorie, noch de heerschzucht, die myn geslacht op den Chineesschen troon plaatste. Volgens de onéénigheid, die tusschen de linie van de ming en de myne heerschte, had myn Vader het recht haar den oorlog te verklaren, en de onlusten, die China te dier tyd verscheurden, maakten hem de overwinning gemaklyk: het was zelfs het gevoelen zyner ministers en legerhoofden, dat hy zulk eene schoone gelegenheid niet moest verliezen, om zich geducht en ontzien by zyne nabuuren te maken; maar bedenkende dat hy tegen den wil des Hemals zou handelen, wanneer hy het Ryk aan eene linie ontroofde, die het sedert byna drie eeuwen wettig bezeten had, wederstond hy allen aanzoek, en kon | |
[pagina 454]
| |
niet besluiten tot zulk een uiterste over te gaan. De onlusten, ondertusschen, namen van dag tot dag in het Ryk toe. Y-tching was meester van Peking; de Keizer tsong-tching had zich uit wanhoop verhangen. Het gantsche Ryk, in ontroering en ontsteltems, vestigde toen zyne oogen op myn' Vader, en smeekte zyne hulp af tegen de dwingelandy van den overweldiger. Getroffen door de rampen dezer Natie, die reeds tot den hoogsten graad gestegen waren, voldeed myn Vader aan haar verzoek. Hy kwam in China, verdelgde den wederspanneling en zyn' geheelen aanhang, en op de luide stem der Grooten en des Volks wierd hy Keizer verklaard en al- zodanig begroet. Zyne eerste zorg was, blyken van achting te geven voor den Keizer tsong-tching, door hem de laatste eer, overéénkomstig zynen rang, te bewyzen, volgens de gewoonte van het Ryk. Zo wy opklimmen tot de vorige liniën, zullen wy zien, dat han-kao-tsou, Stamvader der linie van de han, slechts een eenvouwdig arbeider was; dat ming-tai-tsou, Stamvader van de ming, als knecht gediend heeft in een klooster der Bonzen; tot, op het einde der linie van de yuen, de Generaal tching-yuenleang, aan het hoofd van een magtig leger, tot den troon was geraakt, die hem weldra ontweldigd wierd door den Stamvader van de ming. Myn geslacht stamt af van de Koningen van Oost-Tartaryen, en nam bezit van den troon, door eene byzondere beschikking des Hemels, en met toestemming der Natie. In tyden van onlusten en regeringloosheid, wanneer alles in een' Staat in verwarring is, wordt de geen, wien het, door zyne wysheid, gezag of ongemeene bekwaamheden, gelukt, daarin de orde en de vrede te herstellen, daarvan altoos de meester en wettige bezitter; dit is uit de geschiedenis genoeg bekend. Geen mensch kan alleen door zyne krachten zich tot de oppermagtige bestiering verheffen; want het is de wil des Hemels, die over de scepters en kroonen beschikt. Hy, op wien zyne keus valt, heeft niets van de menschen te schromen; indien de Hemel hem eene langdurige en vreedzaame regering bestemt, alle menschelyke magt zou die niet kunnen storen, noch derzelver duurzaamheid verminderen. Sints myne tederste kindschheid heb ik de geleerdheid der ouden en hedendaagschen beöefend, en ik ben niet onkundig van het geen zy merkwaardigs en nuttigs leren in ieder vak In den bloei myns levens kon ik een' boog van honderdvyftig ponden spannen, en eene pyl afschieten van dertien spannen lang. Legers gebieden, steden belegeren, veldslagen leveren, zyn kunsten, waarin ik zeer bedreven was. Ondertusschen, hoewel ik een groot krygsman ben, schoon | |
[pagina 455]
| |
ik opgevoed ben onder het gedruis der wapenen, kan men my niet verwyten, dat ik ooit de rechten der billykheid en der menschlykheid geschonden heb. Ik heb in myn gantsche leven geen mensch onrechtvaardig doen sterven; zo ik de drie Koningen heb doen omkomen en het geslacht van mo-pe uitgeroeid heb, ik was hunne dood en straf aan de veiligheid van den Staat verschuldigd. Wat den Keizerlyken schat betreft, ik heb dien altoos aangemerkt als het zweet en bloed des volks; ik heb 'er zy ook nooit van bediend, dan tot onderhoud der legers, in tyd van oorlog, en tot onderstand des volks, in tyd van hongersnood. Nooit heb ik onnutte en overtollige uitgaven gedaan. Men ga in de onderscheiden paleizen, waarin ik huisvest als ik op reis ben: men zal 'er niets kostbaars, niets uitgezochts vinden in het huisraad noch in de versieringen. Tien of twintig duizend Taëls zyn jaarlyks toereikende, om deze paleizen te onderhouden. De verbetering der dy en kost jaarlyks aan den Staat meer dan drie millioenen Taëls: dierhalven kost het onderhoud myner paleizen het honderdste gedeelte niet van het geen het onderhoud der dyken kost. Heb ik geen reden om gerust te zyn wegens het oordeel, dat de Nakomelingschap over my zal vellen? Eertyds bemagtigde leang-ou-ty den troon door zyn' moed en dapperheid. Den ouderdom van tachtig jaaren bereikt hebbende, wierd hy onttroond door hen-king, zyn Vassal, die hem tusschen vier muuren sluiten en van honger sterven liet. De Keizer souiven-ty geraakte ook op den troon zonder den minsten tegenstard; en door een' zonderlingen trek van zwakheid in tchong-tching-kung, voorzag hy niet, dat zyn Zoon yang-ty hem de kroon en het leven zou ontroven. De beide Keizers hadden vroegtydig voorzorgen moeten gebruiken tegen de heerschzucht en de boosaartigheid dezer schelmen. Een waakzaam oog ontdekt van verre de verborgenste samenrotting. Voor my, ik ken myne onderdaanen: ik weet dat zy my allen zeer toegedaan zyn. Onder de Prinsen, de Grooten, de Ministers en de Mandarins, onder de Soldaaten en het Volk, zelfs onder de Prinsen mongou, is niemant, die geen belang in my stelt, die my niet genogen is en die niet oprecht my een lang leven en duurzaame regering wenscht. Hoe oud ik ben, en schoon ik tot myn laatste oogenblik nader, voel ik niettemin dat myn geest en myn hart volmaakt gerust zyn; ik smaak zelfs eene aangenaame vreugd, wanneer ik bedenk dat de zoonen en kleinzoonen van y-tsing-vang en yao-yu-vang, myne oomen, nog levende en gezond zyn. | |
[pagina 456]
| |
ô Gy die myne maagschap uitmaakt, bedroeft u niet om myne dood; wanneer gy lang leeft en in eene volmaakte éénsgezindheid, ben ik te vreden en sterf met vermaak! Yong-tsing-vang, myn vierde Zoon, gelykt my in veele opzichten: hy heeft alle nodige vereischten om den Staat wél te regeren: ik beveel hem, na myn dood, bezit van den troon te nemen. Dat men, volgens het gebruik en de voorgeschreven order, zeven-en-twintig dagen rouw drage, en dat men aan het hof en in de Provintien myn' uitersten wil bekend make! |
|