Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1800
(1800)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijIets in antwoord op de zedekundige bedenkingen over liefde en vrindschapGa naar voetnoot(*).Byaldien onderlinge overeenstemming van gevoelens den waren grond der Vrindschap uitmake, dan durf ik den Schryver der Zedekundige Bedenkingen te recht myn Vrind noemen; hy denkt even als ik: sta my des toe, myn onbekende Vrind! dat ik nog eenige oogenblikken by uw schoon onderwerp stilsta; ten einde u daar door te doen zien, hoe zeer ik in uwe poogingen instemme, en uwe uitzichten de mynen wensche te noemen. Gy hebt recht; byna is het een wonder, Vrinden te vinden, welken met recht dien vereerenswaardigen naam dragen: en dat, daar de behoefte tot vrindschap, door elk hart dat niet ten eenenmaal van alle menschelyk gevoel ontbloot is, zo zeer gevoeld wordt. Ach! Maar 'er zyn, buiten de redenen, die in het verkeerde menschelyk hart zelve schuilen, ook nog andere beletzelen: fyn gevoelende harten, dikwerf door teleurstellingen gefolterd, vreezen zich bloot te geven: dikwerf | |
[pagina 409]
| |
zochten zy, vol verlangen, den blik der vrindschap, die hunne gevoelens verstondt, en vonden dien niet. Hoe weinigen zyn 'er ook (schoon anders goede vereerenswaardige menschen) geschikt, de gevoelens des harten, in de stille welsprekende taal des gelaats, zonder woorden te kunnen verstaan; en zal zulk eene ziel, geen antwoord op zyn welsprekend zwygen ontvangende, het wagen zich verder bloot te geven? - ik geloof het niet: liever sluit zy zich in zich zelve, en zwygt voor anderen; en dit bestempelt men met den naam van ongevoeligheid: is 'er evenwel iets verkeerder te bedenken? Ziedaar reeds iemand, die, schoon hy smachtend naar vrindschap uitziet, echter liever den eenzamen weg gaat, dan zich bloot te geven aan zulken, die hem niet verstaan. En ô! het is zulk eene zoete gewaarwording voor ons zelven, te zien, dat al de schynbaar tegenstrydige handelingen van 't menschelyk hart niet allen uit onedele bronnen voortvloeien; en dat menig gevoelige ziel eenzaam blyft, niet om dat hy, door verkeerde bedoelingen, zich zelf dat geluk ontroofde, maar om dat hy te fyn gevoelt om eene alledaagsche vrindschap te kiezen. - Dit is het nog niet al: menig eenen wierd, door een onverwacht toeval, door miskenning, door duizend omstandigheden, de Vrind zyner jeugd ontrukt: kan men het den zulken ten kwade duiden, dat zy geene andere Vrinden zoeken? liever alleen blyven? - Of het geheel van dweepzucht is vry te pleiten, onderzoek ik niet; maar zyn 'er ook niet, welken, door zo veele smarten der Vrindschap geleerd, liever het korte eind levens alleen willen gaan, om over de grenzen des grafs, waar geene miskenning, geene verandering woont, dierbare Vrinden te ontmoeten, of aan ouden, rein, Godlyk zalig, wedergegeven te worden, om eeuwig gelukkig te zyn, en geene scheiding meer behoeven te vreezen? Zie eens, als men de zaken uit dat oogpunt beschouwt, ô dan zullen 'er zo velen zyn, die buiten hunne schuld zonder Vrinden bleven; en dit wilde ik (want ô ik kenne dezulken) u, en der menschelyke maatschappy, onder de aandacht brengen. Behoef ik, na dit alles, te zeggen, hoe zeer ik my met den wensch vereenige: ‘Ach! dat elks hart voor Vrindschap en Liefde (in uwen zo juist onderscheidenden zin naamlyk) openstondt.’ ô! Menige traan ontvalt my, als ik zie, hoe jammerlyk die schoonste levensvreugden verdorven zyn; hoe nyd, haat, wantrouwen, partyschap, de plaats 'er van hebben ingenomen, hoe zeer dezen ook tegen den aart onzer natuur schynen in te loopen, en met de schoone Voorschriften des Christendoms stryden. Myn hart bloedt by zulke menschheid onteerende tooneelen, waar de broeder tegen den broeder, de vrind tegen den vrind het wraakzwaard wet. ô! Waar een | |
[pagina 410]
| |
vonk van partygeest, of andere hatelyke drift, het gemoed verhit heeft, is men reeds geen mensch meer; en hoe zou men dan de heilige vreugden der menschheid genieten kunnen? Nog meer; het allernoodzakelykste vereischte, om de zalige genietingen der Vrindschap en Liefde te kunnen smaken, is een Christen te zyn: het Christendom veredelt ons, geeft hogere bedoelingen aan onze daden, vervult ons met de verhevenste uitzichten. In een welgesteld hart behoort de Vrindschap haaren aanvang uit Godsdienst te nemen: die toch is het eerste, het voornaamste middel ter onderlinge vereeniging. Als de Vrind zynen Vrind aanziet, hem, in spraaklooze woorden der Vrindschap, trouwe zweert, in al zyn lyden deelt: zeg my, waar zou hy den troost voor het lyden, waar de bevestiging zyner trouwe vinden, indien 'er geen God, geen beter leven ware? ô! Als de Christen-Vrind nu naast zynen medgezel staat, hem de tranen droogt, na den Hemel wyst, en zegt: ‘dáár zal geen lyden meer zyn!’ als zy zamen nederknielen, God om de bevestiging hunner vrindschap smeeken, en opstaande het verbond vernieuwen, om vroom na dat betere leven te wandelen: zie dat is ware Vrindschap! dan alleen kan men eeuwige verbintenis hopen; en al komen 'er dan ook duizend omstandigheden, welke voor dit leven eene scheiding maken, wen zy vasthouden aan God, beiden den eenzamen weg na den Hemel gaan; dan zeker zal de Eeuwigheid ryke vergoeding geven, ook voor die smarten des levens! Welk een Godsdienst is de onze, die ons zo veele vertroostingen aanbiedt, en ook aan de edelste bedoelingen der menschheid zulk eene verhevene wyziging geeft! Komt dan gy allen, wier harten hooger dan die van het gewoone gros der menschen gestemd zyn, vereenigt u in dierbare gevoelens van Liefde en Vrindschap, wordt Christenen; deze eernaam opent u de éénige bron van waarachtig menschen-geluk, dat smarte noch dood kan rooven en alle andere menschen-zaligheden verhoogt. Komt dan, vereenigen wy ons in die zalige gevoelens; smaken wy zo, eenzaam of in dierbre vereeniging, het geluk dat God ons bereid heeft. Gaan wy den levensweg blymoedig heen; dan zal de stryd ons niet te zwaar, de weg niet te veel zyn: en al stierven wy dan ook eenzaam; vonden wy, het geheele lange leven door, geen hart dat als het onze sloeg; al drukte dan, op het sterfbed, geen weenend Vrind onze brekende oogen toe; geen nood: al de behoeften der menschheid, die in een volgend leven voortduuren, worden daar volmaakt vervuld. ô Hoe zal het u zyn, wen, in de waereld der geesten, een ziel, als de uwe gestemd, zich aan u mededeelt, en verlangende den dag der verryzinge afwacht, om, in volmaakte menschheid, nevens u, ten trone des ontfermenden behoeften-vervullers te stygen! - | |
[pagina 411]
| |
En nu op het veld der Opstanding! ô! dan ylen harten, die u hier miskenden, u te gemoet, bekennen hunne dwaling; en gy vindt Vrinden, dáár, waar uw hart zich in dit leven niet kon, niet durfde mededeelen. In onsterflyke jeugd staat gy daar met de deelgenooten der Vrindschap: lachend met weenende oogen ziet gy hen, en gevoelt: zy waren voor u bereekend: nu snelt gy met hun ten Hemel, en dankt den Schepper der Vrindschap, naast uwe dierbare Vrinden, die gy thans hervonden hebt om nooit weer te scheiden; of die u in dit aardsche leven onbekend, door God voor den oogstdag des eeuwigen levens bewaard waren. Menschheid! streelt u dit zwakke tafreel niet? - Kom, onderzoek, kom, beproef, of ik te veel gezegd hebbe van dit heil! En gy, die door uwe wenken my aanleiding gaaft, hier over, hoe onvolkomen ook, eenige myner gedachten ter neder te stellen, ontvang dit als eene proeve, of ik de gedachten uws harten wél verstaan heb; en indien dit zo ware, indien ik uwe wenken eenigzins harmonisch had beantwoord, geloof dan dat myn hart juichende den genen Broeder noemt, die op zulk eene wyze iets wil toebrengen aan het algemeen geluk: en hebt gy ook my verstaan, dan behoef ik niet te zeggen, hoe gaarne ik daar aan wil medewerken. Ga voort; God schenke zegen op uwe poogingen; leer de menschheid haar waarachtig geluk kennen, en ontvang op den grooten oogstdag honderdvouwige vruchten op uw zaaizel, en de goedkeuring van Hem, dien wy beiden vereeren: ook my zult gy dan niet meer onbekend zyn. Dierbare Medemenschen! ach! dat deze myne zwakke poogingen geschikt waren, u den rechten smaak voor Vrindschap en Liefde in te boezemen, in vereeniging met de toekomst! God der Liefde! zegen daar toe ook myne woorden; U beveel ik dezelve!
H. 24 Juny 1800. M. |
|