Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1800
(1800)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 389]
| |
Uittrekzel eener reize rondsom de wereld, in de jaaren MDCCLXXXV, MDCCLXXXVI, MDCCLXXXVII en MDCCLXXXVIII, door J.F.G. de la Pêrouse. Uitgegeeven volgens besluit der nationaale vergadering van den 22 van grasmaand 1791, door M.L.A. Millet-Mureau.(Vervolg van bl. 310.)
Het gedwongen vertoeven van de la pêrouse, te Port de Français, deedt hem zyn plan van vaart langs de kust van America veranderen. Alle zyne beschikkingen waren ondergeschikt aan de volstrekte noodzaaklykheid om op het einde van January 1787 te Manilla te zyn, en in February in China, ten einde den volgenden Zomer te kunnen besteeden aan het bezoeken der kusten van Tartaryen, van Japan, van Kamtschatka, tot aan de Aleutiene Eilanden. Hy zag met leedweezen, dat een plan, zo uitgebreid, hem niet toeliet dan de voorwerpen ter vlugt te beschouwen, en geene gelegenheid gaf om eenigen twyfel op te klaaren; verpligt om de Moussons in deeze Zeeën waar te neemen, moest hy of een jaar verliezen, of te Monterey den tienden of vyftienden van September aankomen, en aldaar niet meer dan zes of zeven dagen vertoeven tot het inneemen van water en hout, en vervolgens, op de schielykste wyze hem mogelyk, den grooten Oceaan oversteeken, op eene ruimte van meer dan 120o lengte, of byna tweeduizend en vierhonderd Zeemylen. De Zeereis volbragt la pêrouse juist in den tyd, dien hy zich hadt voorgesteld. Op den dertienden van September ontdekte hy een zeer dik beneveld land. Schoon hy, uit veele verkenningen, zich verzekerd hieldt, dat hy zich in de Baay van Monterey bevondt, kon hy het Spaansche Kasteel door den zwaaren nevel niet zien. By het vallen van den avond hieldt hy van land af, en 's volgenden daags, onder een dikke mist, weder na land; deeze klaarde niet voor 's middags op. Dit gaf hem gelegenheid om de kust digter te nade- | |
[pagina 390]
| |
ren; in den naamiddag ontdekte hy het Kasteel en twee Sterkten, aan drie masten, op de reede geplaatst. Tegenwinden veroorzaakten, dat zy niet vóór den vyftienden het anker konden laaten vallen. Het was opmerkelyk, dat in die reis, te midden van de dikste misten, beide de Schepen zo naby elkander bleeven, dat men van het een het ander beroepen kon, en dezelve zich niet verder verwyderden, vóór dat pêrouse aan het andere Schip last gegeeven hadt, om den ingang van de Baay van Monterey te gaan opneemen. Monterey is een der voornaamste plaatzen van Noord-California. In het berigt van dezelve ontmoeten wy een vry breed verslag van de Spaansche Zendelingen, hun Godsdienstig bestuur, en den opgang daar gemaakt. Men zal wel eenige inschiklykheid willen gebruiken omtrent de wyze, waarop onze Schryver van die Godsdienstige Inrigtingen spreekt; en is 'er geen reden om te twyfelen aan de waarheid zyns berigts, wat de daadzaaken betreft. Vooraf willen wy onze Leezers berigten, dat 'er in Noord-California tien Presidencies; de oudste derzelve jaartekent zich eerst in 't Jaar 1769, en de Franciscaansche Zendelingen rekenen het getal hunner Bekeerlingen onder de Indiaanen op vyfduizend éénhonderd en drie en veertig. Dan laaten wy het Reisberigt op deeze Reede van naderby volgen. Op den veertienden van Herfstmaand ankerden wy op twee mylen afstands van het strand, in 't gezigt van de Presidency, en van de twee Schepen, op de reede liggende. Zy hadden alle vierendeel uurs geschooten, om ons de ankerplaats te doen weeten, welke de mist voor ons oog mogt verbergen. 's Avonds ten tien uuren kwam de Capitein van de Corvette la Favorite met zyn groote boot aan myn Schip, aanbiedende onze Schepen ter haven in te lootzen. De Corvette la Princesse hadt desgelyks met de groote boot een Loots aan boord van de Astrolabe gezonden. - Wy ontdekten, dat deeze beide Spaansche Schepen waren, onder bevel van Don estevan martinez, Luitenant op een Fregat van het Departement St. Blas, in de Provincie van Guadalaxara. Door het Spaansche Landbestuur wordt eene kleine Zeemagt in deeze Haven gehouden, onder bevel des Onderkonings van Mexico; dezelve bestaat uit vier Corvetten van twaalf stukken, en één Golette; derzelver byzondere bestem- | |
[pagina 391]
| |
ming is, de Presidencies van Noord-California van het noodige te voorzien. Deeze zyn dezelfde Schepen, die de twee laatste Spaansche Tochten deeden op de Noordwest-kust van America; zomtyds worden zy mede als Paketbooten gezonden na Manilla, wanneer het noodig geoordeeld wordt, bevelen van het Hof spoedig derwaards over te brengen. 's Morgens ten tien uuren ligtten wy het anker, en kwamen op den middag ter reede. Met zeven kanonschoten werden wy verwelkomd, die wy met even zo veele beantwoordden. Ik zond een Officier aan den Gouverneur met den Brief van den Spaanschen Minister, my vóór myn vertrek uit Frankryk gegeeven. Dezelve was ongezegeld, en gerigt aan den Onderkoning van Mexico, wiens gezag zich uitstrekt tot Monterey, schoon elfhonderd mylen te land van zyne Hoofdstad af gelegen. De Heer fages, Bevelhebber van het Fort der twee Californias, hadt reeds bevel ontvangen, om ons dezelfde beleefdheden te bewyzen als aan Schepen van zyn eigen Volk. Deeze bevelen werden, op de verpligtendste wyze, volvoerd, en verdiende de ontmoeting onzen hoogsten dank. Het bepaalde zich niet by heusche en verpligtende woorden; Ossen, wortelen, groenten en melk werden ons in overvloed aan boord gezonden. Dezelfde vuurigheid om ons dienst te doen betoonden om stryd de Bevelhebbers der twee Corvetten; elk poogde den ander en den Bevelhebber van het Fort voorby te streeven in het verzorgen van onze behoeften; en wanneer wy de rekening zouden sluiten, was het noodig hun te dringen om geld te ontvangen. Wortels, groenten, melk, vogels, de arbeid der Krygsbezetting om ons te helpen in het water en hout haalen, hadden wy voor niet: de ossen, schaapen, en het koorn van verscheidenerlei soort, werden gesteld op een zo zeer maatigen prys, dat het blykbaar doorstraalde, hoe zy ons een rekening gaven omdat wy 'er op hadden aangedrongen. De Heer fages voegde by deeze edelmoedige daaden het verpligtendst gedrag; zyn huis was het onze, en alle zyne Dienstbaaren stonden te onzer beschikking. De heilige Vaders der Missie van St. Carel, twee mylen van Monterey af woonende, kwamen welhaast | |
[pagina 392]
| |
aan die Hoofdplaatze. Even zeer verpligtend als de Officiers van het Fort en der twee Fregatten, noodigden zy ons by hun ten maaltyd te komen, en beloofden ons berigt te zullen geeven van de regelen huns Zendelingschaps, van de wyze waarop de Indiaanen leeven, van hunne kunsten, van hunne nieuw aangenomene zeden, en kortom van alles wat de nieuwsgierigheid van Reizigers mogt verlangen. Wy namen gaarne deeze aanbiedingen aan, omtrent kundigheden, die wy, waren wy zo heusch niet voorgekomen, zouden verlangd hebben te vraagen. Men kwam overeen, dat wy hun zouden bezoeken. De Heer fages verzogt ons te mogen vergezellen, en nam het op zich ons paarden te bezorgen Naa een kleine vlakte, bedekt met kudden vees, en waarop alleen eenige weinige boomen stonden, om deeze dieren tegen den regen of te sterke hitte te beschutten, overgetrokken te zyn, beklommen wy het gebergte, en stonden versteld op het gelui van verscheide klokken, die onze komst aankondigden; van deeze waren de Monniken verwittigd door een man te paard, door den Gouverneur vooraf heen gezonden. Wy werden ontvangen als Heeren van een Landgoed, wanneer zy 'er voor de eerste maal komen. De Voorzitter der Missie, gekleed in zyn Kerkgewaad, met de wykwast in de hand, wagtte ons aan de Kerkdeur; de Kerk was verlicht, even als op hooge Feesten: hy geleidde ons tot voor het hoog Altaar, waar het Te Deum werd aangeheeven, ter dankbetuiging voor het gelukkig vervorderen van onze Reis. Eer wy ter Kerke intraden, waren wy eene plaats overgegaan, op welke de Indiaanen van beiderlei sexe in een rei geschaard stonden: hun gelaat kondigde niets aan, waaruit bevreemding te leezen was; en het bleef ons twyfelagtig, of wy het onderwerp van hun gesprek vervolgens op dien dag uitmaakten. De Parochie-Kerk is zeer net, schoon met riet gedekt; dezelve is toegeheiligd aan St. Carel, en vercierd met vry goede Schilderyen, Copyen van Italiaansche Stukken. Onder andere zagen wy 'er eene Schildery van de Hel, waarin de Schilder een weinig van de verbeelding van callot scheen ontleend te hebben; maar dewyl het volstrekt noodzaaklyk is, op de zinnen deezer nieuw bekeerden te werken, houd ik my verzekerd, dat eene | |
[pagina 393]
| |
dergelyke vertooning nooit meer diensts in eenig land gedaan heeft, en dat het volstrekt onmogelyk zou weezen voor de Protestantsche wyze van Godsdienstoefening, welke beelden en bykans alle andere plegtigheden onzer Kerke verbiedt, eenigen opgang onder dit Volk te maaken. - Ik twyfel zeer, of de Schildery van het Paradys, welke tegenover de afbeelding van de Hel hangt, op hun zo veel uitwerkings baart. De staat van rust, welke dezelve verbeeldt, en die stille weltevredenheid der gezaligden, welke den throon des Allerhoogsten omringen, zyn denkbeelden, te verheeven voor de begrippen deezer onbeschaafde lieden; dan het was noodig, de Belooningen tegenover de Straffen te stellen, en een Godsdienstige pligt, geene de minste verandering te maaken in de afbeelding van het geluk der gezaligden, 't welk de Catholyke Godsdienst belooft. Wy gingen, ter Kerke uitkomende, door dezelfde rei van Indiaansche Mannen en Vrouwen, die, geduurende het zingen van het Te Deum, hunnen post niet verlaaten hadden. De kinderen alleen waren een weinig verwyderd, en vormden groepen rondsom het huis der Zendelingen, 't welk tegenover de Kerk staat, gelyk ook de verscheidene Voorraadshuizen. Aan de regterhand is het Indiaansche Dorp, bestaande uit omtrent vyftig hutten, die tot woonplaatzen verstrekken van zevenhonderd en veertig persoonen van beiderlei sexe, de kinderen daaronder begreepen, welke tot de Zendelingen van Monterey behooren. Deeze hutten zyn de jammerhartigste, welke men by eenig Volk aantreft. Dezelve zyn rond, zes voeten over 't kruis, en vier voeten hoog. Eenige staaken, ter dikte van een arm, in den grond vastgezet, en aan den top boogswyze elkander naderende, maaken 'er het timmerwerk van uit: agt of tien bossen stroo, vry slegt over deeze staaken gelegd, beschutten de bewoonders, zo goed of slegt mogelyk, tegen regen en wind; en meer dan de helft van zodanig eene hut blyft open by goed weêr: de éénige voorzorg, welke zy draagen, bestaat hierin, dat 'er by elke hut twee of drie bossen stroo by de hand zyn, om des noods te kunnen dienen. Alle de aanmaaningen der Zendelingen hebben geene verandering in die algemeene bouworde kunnen te we- | |
[pagina 394]
| |
ge brengen by de Californiaanen. Zy zeggen, dat zy genoegen scheppen in de vrye lugt; dat het hun zeer wel komt, den brand te kunnen steeken in hunne wooningen, wanneer zy daarin als opgeëeten worden door eene te groote menigte van vliegen; en dat zy, in minder dan twee uuren, eene andere kunnen vervaardigen. De onafhanglyke Indiaanen, die, als jaagers, zeer dikwyls van woonplaats veranderen, hebben daartoe een nog sterker beweegreden. De kleur deezer Indiaanen is die der Negeren. Het huis der Zendelingen, hunne pakhuizen van steen gebouwd en met kalk bestreeken, de vloer van aarde, op welken zy het graan bergen; de ossen en paarden; met één woord, alles herinnerde ons aan de Inwoonders van St. Domingo en andere West-Indische Eilanden. - Wy vermelden het met leedweezen, dat de gelykvormigheid zo volkomen is, dat wy mannen en vrouwen met ketenen belaaden, anderen in den stokGa naar voetnoot(*) geslooten zagen, en ook het gekletter hoorden van de zweep; welke straf hier ook plaats heeft, schoon dezelve niet met veel strengheids wordt uitgevoerd. De Monniken gaven ons, in hunne antwoorden op onze vraagen, wegens de inrigting en het bestuur van deeze soort van Godsdienstig Landbestuur, het volkomenste onderrigt. Godsdienstig Landbestuur, schryf ik; want geen andere naam mag met welvoegelykheid gegeeven worden aan de Wetten hier in zwang. Die Geestlyken zyn de Oppermagten, zo in 't geestlyke als in het tydlyke; de voortbrengzels des lands staan geheel onder hunne beschikking. - Zeven uuren op den dag zyn bestemd tot den arbeid; twee uuren tot het gebed; en vier of vyf op Zon- en Feestdagen, welke geheel der ruste en Godsdienstverrigtingen gewyd worden. Lyfstraffen worden zodanige Indiaanen van beiderlei Sexe aangedaan, die deeze Godsdienstverrigtingen verzuimen; en verscheide zonden, welker straffe | |
[pagina 395]
| |
men in Europa aan de Godlyke Regtvaardigheid overlaat, worden hier met ketenen of den stok gestraft. In 't kort, om in geene verdere vergelykingen te treeden, van het oogenblik af, dat de Bekeereling gedoopt is, verkeert hy in denzelfden staat als hy, die eene gelofte voor altoos gedaan heeft. Indien hy wegloopt, om tot zyne Bloedverwanten weder te keeren, in de onafhanglyke Dorpen woonende, daagen zy hem tot drie keeren op; als hy niet gehoorzaamt, vorderen zy den bystand van den Gouverneur, die Soldaaten zendt om hem uit het midden zyner Bloedverwanten te haalenGa naar voetnoot(*), en weder te brengen tot het Genootschap, waar hy verweezen wordt tot zweepslagen. - Deeze lieden zyn zo zeer van moed ontbloot, dat zy nimmer den minsten wederstand bieden aan drie of vier Soldaaten, die, ten hunnen opzigte, het regt der Menschen zo zeer schenden. En deeze gewoonte, waartegen de rede met luider stemme zich zo duidelyk verklaart, blyft in stand; dewyl deeze Godgeleerden beslist hebben, dat de Doop, in goeden gemoede, niet bediend kon worden aan lieden zo wankelbaar, in gevalle het Gouvernement niet eenigermaate verantwoordelyk wierd voor hunne volharding, door zich als Doopvaders te stellen. De Heer philip de neve, de Voorzaat van den Heer fages, voor omtrent vier jaaren overleeden, Bevelhebber der binnenlandsche Provincien van Mexico, een man van groote Menschlievenheid, en met Christen-wysbegeerte bezield, heeft zich tegen die gewoonte verklaard. Hy was van oordeel, dat de prediking des Geloofs veel meer opgangs zou maaken, dat de gebeden der Indiaanen het Opperweezen veel welgevalliger zouden zyn, indien zy ongevergd geschiedden. Hy begeerde eene Inrigting, min op den leest der Monniken geschoeid, welke meer Burgerlyke Vryheid aan de Indiaanen verleende, en minder willekeurigheids overliet aan de uitvoerende magt der Presidencien; welker bestuur kon vallen in de handen van geldgierigen en wreedaartigen. Hy oordeelde het ook noodig om derzelver gezag te beperken, door het daarstellen van eene Magistraat, ten dienste der Indiaanen, met genoegzaam ge- | |
[pagina 396]
| |
zag bekleed om hun tegen mishandelingen te dekken. Deeze regtvaardige Man hadt zyn land, van zyne jeugd af, gediend, doch was vry van de vooroordeelen, aan zynen stand meestal verbonden; hy wist, dat een Krygsbestuur tot veele ongelegenheden aanleiding geeft, indien hetzelve niet gemaatigd wordt door eenige tusschen beiden komende magt: dan hy zou egter ondervonden hebben, hoe veel moeilykheids het in heeft, om de botzing van drie Magten, in een landschap op zo groot een afstand van het algemeen Gouvernement van Mexico, te weeren; naardemaal de Zendelingen, die zo godvrugtig en agtbaar zyn, zich reeds in openbaaren twist bevinden met den Gouverneur, die, zo het my voorkomt, een Krygsman is, getrouw aan zyn post en pligt. Wy begeerden tegenwoordig te weezen by de Spysuitdeelingen, welke by ieder maaltyd geschieden; en dewyl de eene dag, volgens de hier standgrypende inrigtingen, gelyk is aan den anderen, kunnen onze Leezers, met een dag te weeten, het beloop van een geheelen jaarkring opmaaken. De Indiaanen, zo wel als de Zendelingen, staan met het opkomen der Zonne op, gaan na het Gebed en de Misse; dit duurt een uur. Staande 't zelve wordt 'er, op 't midden van het plein, in drie groote ketels, een pap gekookt van geroosterd meel; de Indiaanen noemen deeze spys Atole; zy zyn 'er zeer op gesteld, schoon 'er zout noch boter inkome, en dezelve voor ons geheel smaakloos zou weezen. Uit elke hut zendt men derwaards, om het bescheiden deel te haalen voor alle de bewoonders, in een vat van boombast gemaakt: by de uitdeeling heeft geen de minste ongeregeldheid of verwarring plaats; en wanneer de ketels genoegzaam ledig zyn, wordt het overschot gegeeven aan zodanige kinderen, als hunne lessen of catechismus best opgezegd hebben. Deeze maaltyd duurt drie vierendeel uurs: naa denzelven keert elk tot zynen arbeid; eenigen gaan den grond met ossen ploegen, anderen spitten den grond om; met één woord, elk is bezig in verscheide huislyke verrigtingen, en altoos onder het opzigt van een of twee der Zendelingen. De Vrouwen worden met weinig zaaken belast, dan met het zorgen voor de huishouding en de kinderen, met | |
[pagina 397]
| |
het roosten en maalen van de onderscheide graanen. Dit laatste werk is vry langwylig en zwaar, dewyl zy geene andere wyze van maalen hebben, dan om met een rol op een steen het graan te verpletteren. De Heer de langle, deeze wyze van bewerking ziende, gaf zynen Handkoornmolen ten geschenke aan de Zendelingen; een grooter dienst kon hun niet wel beweezen worden, naardemaal door dit middel vier vrouwen op één dag zo veel konden maalen als anderzins honderd, die dan den tyd overhielden om de wol der schaapen te spinnen en grove stoffen daarvan te vervaardigen. Tot duslang hebben de Monniken, meer bezig met de belangen des Hemels, zo zy waanen, te bezorgen, dan om het tydlyk welvaaren hunner onderhoorigen voort te zetten, het invoeren van algemeen nuttige kunsten verwaarloosd. Zy leiden zelfs een zo gestreng leeven, dat zy geene stookplaatzen in hunne kamers hebben, schoon 'er de winter zomtyds vry koud valt: de meest onthoudende woestyniers leefden niet voorbeeldlykerGa naar voetnoot(*). Op den middag werd de eetenstyd aangekundigd door het luiden der klok. De Indiaanen staakten hunnen arbeid, en zonden om hun aandeel van spyze, even als 's morgens by het ontbyt. Dit tweede kookzel was dikker dan het eerste; 'er was koorn, maiz en boonen in; de Indiaanen noemen het Pousole. Zy keeren weder na hunnen arbeid ten twee uuren, en werken tot vyf uuren; vervolgens woonen zy de avondgebeden by, die omtrent een uur aanhouden. Hierop volgt weder een opschaffing van Atole, gelyk aan die tot het morgenontbyt. - Deeze drie uitdeelingen van spys zyn genoegzaam voor dit aantal Indiaanen, en die onkostbaare soup zou misschien by ons, in jaaren van schaarsheid, met veel vrugts kunnen gebruikt worden: iets prikkelends zou 'er dienen bygedaan te worden. - De geheele kunst der kookery bestaat in de kunde om het graan te roosten, eer het tot meel gemaalen wordt. Naardemaal de Indiaansche Vrouwen geen aarden of metaalen | |
[pagina 398]
| |
vaten hebben tot die bewerking, verrigten zy dezelve in groote bakken van boombast, boven gruis van brandende houtskool. Zy schudden die houten bakken met zo veel behendig- en snelheids, dat zy het zwellen en barsten der graankorrels te wege brengen, zonder die bakken te branden, schoon vervaardigd van zo ligt vlamvattende stoffe; en ik moet betuigen, dat de best gebrande koffy niet beter gebrand is, dan dit koorn door die vrouwen gebrand wordt. Een voorraad van hetzelve wordt haar elken morgen gegeeven; en op de minste oneerlykheid, welke ontdekt wordt by de wedergave, staat de geesseling met zweepslagen; doch zeer zeldzaam is dit het geval. Deeze straffe wordt volvoerd door Indiaansche Overheidspersoonen, Caciques genaamd. By elke Zending vindt men drie deezer, gekoozen door het Volk, uit de zodanigen, die door de Zendelingen niet zyn uitgemonsterd. Maar, om een regt denkbeeld te vormen van deeze Amptenaaren, of, zo gy wilt, Overheidspersoonen, moeten wy zeggen, dat die Caciques, even als de Opzieners van Plantadien, lydelyke weezens zyn, blinde uitvoerders van den wil der hoogere Magt, en dat hunne voornaamste bezigheid bestaat in als oppassers in de Kerk te dienen, daar goede orde te houden en het waarneemen der welvoeglykheid te bevorderen. - De Vrouwen worden nimmer in 't openbaar met de zweep gestraft, maar in eene beslootene en dikwyls afgelegene plaats, misschien opdat haar geschreeuw geen al te sterk medelyden zou opwekken, en de mannen tot opstand aanzetten. De strafoefening aan de Mannen geschiedt, in tegendeel, voor 't oog van alle hunne medeburgers, opdat dezelve ten afschrik diene. Doorgaans smeeken zy om vergiffenisse; in welk geval de volvoerder der opgelegde straffe de felheid zyner slagen vermindert; doch van het opgelegd getal wordt nooit afgegaan. De belooningen, voor deeze Indiaanen geschikt, bestaan in kleine uitdeelingen van koorn, van welke zy kleine dunne koekjes bakken, over gloeiende koolen. Op groote Feestdagen krygen zy eene bedeeling ossenvleesch. Veelen hunner eeten 't zelve rauw, inzonderheid het vet, 't geen zy gelyk stellen met de beste boter of kaas. Zy villen alle Dieren met de grootste behendigheid; en als dezelve vet zyn, maaken zy, ge- | |
[pagina 399]
| |
lyk de raavens, een geschreeuw van vreugde, eetende, als 't ware, de beste deelen met greetige oogen op. Dikwyls wordt het den Indiaanen vergund, voor zichzelven te jaagen of te visschen. By de wederkomst doen zy doorgaans een geschenk van wild of visch aan de Zendelingen; doch zy regelen altoos de hoeveelheid naar 't geen zy oordeelen voor zichzelven volstrekt noodig te hebben, teikens zorg draagende om dit geschenk te vermeerderen, indien zy verneemen dat de Zendelingen gasten gekreegen hebben. - De Vrouwen voeden Vogels by haare wooningen; de eijeren geeven zy aan de kinderen. Deeze Vogels zyn een eigendom der Indiaanen, gelyk ook hunne kleederen en andere huishoudelyke noodwendigheden, alsmede het jaag- en vischtuig. 'Er is geen voorbeeld dat zy elkander bestoolen hebben, schoon het éénig slot aan hunne hutten bestaat in een bos stroo, schuins voor den ingang gezet, wanneer de Inwoonders van huis zyn.
(Het Vervolg hiernaa.) |
|