Geneesheer, dien zy vervolgens raadpleegde, ried haar Bockelter - water te drinken, en haar arm dikwyls in koud water te baaden: hier door wierd het vel droog, en de vloeijing van het vogt bleef, geduurende eenige dagen, achter, doch keerde ras, met verdubbelde woede, weder. Wat laater maakte de Lyderesse, uit eigene beweeging, gebruik van den gewonnen Weener purgeerdrank, die haar, zonder eenige beterschap, ruime ontlastingen bezorgde. Daarentegen bespeurde zy, dat 'er op haar aangezicht eene menigte van jeukende puistjes voor den dag kwam, 't geen by haar eene geweldige bekommering verwekte voor het verlies haarer schoonheid, en haar dus ten sterksten aanzette om elders hulp te zoeken.
In Herfstmaand van 1797 door dit meisje geraadpleegd zynde, schreef ik haar zuurtemperende Zwavelpoeders voor, benevens eene wassching uit Roozewater, Loodzuiker en Zwavelmelk. Door deeze geneeswyze hoopte ik de Lyderesse te geneezen, dewyl ik door middel derzelve eene vyftigjaarige vrouw, die een gelykzoortigen hardnekkigen uitslag in haar gezicht had gehad, grondig had hersteld. Ik wierd intusschen in myne verwagting bedroogen; want niettegenstaande ik de gemelde middelen, van den vyfden van Herfstmaand, tot aan den eenëntwintigsten, onafgebrooken liet aanwenden, bespeurde ik niets dan verergering, dewyl de kwaadzeerige uitslag zich thans over het geheele lichaam verspreidde, en het aangezicht met korsten bedekte, eveneens als by den Dauworm der kinderen plaats heeft. Thans liet ik de poeders achter, en deed het lichaam weder eenige keeren, door een verkoelend purgeermiddel, zuiveren, om vervolgens van een warm bad gebruik te maaken, in het welk Zwavellever was ontbonden: terwyl ik, tot een dagelykschen drank, een afkookzel voorschreef uit Graswortel, Heemst en Zoethout. Edoch, in plaats van hier door iets te winnen, bespeurde ik niets dan verergering. Gezicht, armen en handen, wierden thans door eene afschuwelyke kwaadzeerige korst overdekt, waarby zich eerlang sluipkoortzen en slaapeloosheid voegden, 't geen den toestand der Lyderesse vry bedenkelyk maakte.
Vervolgens viel ik op het denkbeeld, of niet dit ongemak iets van den aart des Dauworms had, waarom