Byzondere trek van weldaadigheid.
De Heer joseph wilcocks, in het jaar 1791 in Engeland overleden, was een man van ruime middelen, van een geoefend verstand, van waare geleerdheid, en, hetgeen hem meer dan dit alles tot eer verstrekt, van ernstige Godsvrucht en uitgebreide Weldaadigheid. Van hem wordt getuigd, dat hy jaarlyks een derde, zo niet de helft van alle zyne inkomsten, ter somme van meer dan 2000 pond. sterl., aan Liefdewerken besteedde, behalven nog den opbreng van één byzonder Landgoed, welken hy geheel daartoe schikte. Boven dit alles wist hy nog sommen te vinden ter aanmoediginge van Konsten en Weetenschappen, enz.
Sommigen oordeelden wel eens, dat hy zynen mededogenden bystand al te onbedacht uitstrekte tot de onwaardigste voorwerpen. Een Vriend, die by hem was, wanneer een persoon van dien stempel zich voor hem vertoonde om deel te hebben aan eene uitdeelinge, konde zich niet wederhouden van uit te roepen: ‘Mynheer, die kaerel is een van de grootste deugnieten, welken wy in het kerspel hebben!’ Wilcocks zeide op dat oogenblik niets; maar zond eenigen tyd daarna om den man, tot welken men hem hoorde zeggen: ‘Naar ik bevind, hebt gy u zo slecht gedragen, dat gy geenen vriend in de waereld hebt: daar is eene halve guinje om u tegen onmiddellyk gebrek te beveiligen; en doe nu uw best om u beter te gedraagen’ - Uit het leeven van den Heere joseph wilcocks, voor de tweede Uitgaave van deszelfs Roman Conversations.