Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1800
(1800)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 341]
| |
Leevensberigt van Anthony-Ashley Cooper, derde Graaf van Shaftesbury.(Uit het Engelsch.)
Aan de Schryvers der Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen.
Medeburgers!
‘Wanneer ik verre genoeg in de Engelsche taal gevorderd was, om meer dan een Nieuwsblad, of iets van dergelyken aart, te leezen, schafte ik my de Characteristics des Graaven van shaftesbury aan, en vond in het herhaald gebruik maaken van dit Werk, zo vol verscheidenheids, een zonderling genoegen. 's Mans vrye denkwyze en schryftrant was my vooraf van elders bekend. Veel bezwaars, daar tegen ingebragt, had ik geleezen; en kan ik niet ontkennen, dat men eenige welgepaste aanmerkingen op dezelve, in vroegeren en laateren tyde, gemaakt heeft. Dan deeze Schryver trof ook zyne Voorstanders aan. - Het I Deel 2 Stuk van de Kerklyke Geschiedenisse der achttiende Eeuwe, van den Hoogleeraar ypey, in handen krygende, was ik zeer nieuwsgierig, wat hy van deezen my voorlang bekenden Schryver zou zeggen, dien ik gerangschikt vond onder de Grove Deisten, bl. 253-263, en als zodanig in 't breede ontleed. My viel in, dat epiphanius, over de Ketters in de vroegste Eeuwen des Christendoms schryvende, beschuldigd, en misschien met veel regts beschuldigd wordt van overdreevenheid, om derzelver beeldtenissen in den haatlyksten dag te zetten; zou dit, dagt my, ook niet wel het geval omtrent den Graaf van shaftesbury, in 't opgemelde Werk, kunnen weezen? - Ik besloot tot eene herleezing van de Characteristics, met oogmerk om de daar uit aangetoogene plaatzen na te gaan, en te bezien, of 'er al dat haatlyke, verkeerde, en den Christlyken Godsdienst vyandige, in lag opgeslooten. Welhaast ondervond ik het moeilyke | |
[pagina 342]
| |
en omslagtige dier Beoordeeling, en staakte dien verdrietigen arbeid. Dan onlangs een der beste Engelsche Maandwerken in handen krygende, vond ik daar in een Leevensberigt deezes Mans, gevolgd van eene Beoordeeling zyner Schriften: in beide deeze straalde, myns agtens, eene onpartydigheid in de opgave van 't een en ander door; in beide deeze trof ik zo veel onderrigtends aan, dat ik my niet kon wederhouden dezelve te vertaalen. Uw Mengelwerk, Medeburgers! dagt my eene geschikte plaats, om het mynen Landgenooten te bieden. - Ten dien einde zend ik UL. thans het Leevensberigt diens Graaven, met oogmerk, om, indien het zo veel goedkeurings by UL. moge aantreffen, dat het geplaatst worde, ook het andere te zenden. Ik blyf, enz.Ga naar voetnoot(*).
Anthony-ashley cooper, wien men onder de Geleerden en Wysgeeren geene plaats kan weigeren, werd den zestienden van Sprokkelmaand des Jaars 1670, te Exeterhouse, in Londen, gebooren. Dit was ten dien tyde het Stadsverblyf zyns Grootvaders, den eersten Graaf van shaftesbury, een Staatsman van groote uitsteekenheid, maar van een zeer betwist Character. Zyn Vader was anthony-ashley cooper, naderhand tweede Graaf van shaftesbury; tot Moeder had hy Lady dorothy manners, Dogter van john, Graaf van Rutland. Ten aanziene van zynen Vader is 'er zulk een diep stilzwygen in de Geschiedenissen van dien tyd, en de Gedenkschriften der Familie, dat men daar uit hoogwaarschynlyk moge opmaaken, dat hy een Man van een zeer weinig beduidend Character geweest hebbe, of ten minsten geheel niet uitstak door zielsvermogens. Dryden spreekt van hem met de diepste veragting, in zyn Absalom en Achitophel, als een ongevederd tweevoetig ding, een gedaantlooze klomp, gelyk Anarchy. Indien deeze taal betrekking heeft tot 's Mans uitwendige gedaante, is dezelve geheel onregtmaatig; want, | |
[pagina 343]
| |
blykens de van hem overgebleevene schilderyen, is 's Mans gedaante eer schoon dan leelyk geweest. Men heeft gesteld, dat zyn leevenseinde verhaast wierd, door zyne begeerte, om een uitwas, 't welk zyn gelaat misvormde, te doen wegneemen. Eene verkeerde toediening van geneesmiddelen bragt ongesteldheden voort, die hem verzwakten, en welhaast het leeven deeden eindigen. De derde Graaf van shaftesbury was bestemd om in de wereld een geheel andere figuur te maaken. Onmiddelyk naa zyne ter wereldkomste, vatte zyn Grootvader eene zo groote genegenheid voor dit Kind op, dat hy de zorg zyner opvoedinge op zich nam. Bewust van de groote voordeelen, welke ontstaan uit een schat van letterkunde, oordeelde hy geen tyd te moeten verzuimen, om zynen Kleinzoon vroegtydig daar in op te kweeken. Om deezen zo spoedig mogelyk de letterbaane te doen intreeden, verkoos hy eene leerwyze, geschikt om hem, als 't ware ongevoelig, met de oude Taalen bekend te maaken, door iemand by hem te plaatzen, zo bedreeven in het Grieksch en Latyn, dat hy deeze beide taalen met gemak en vloeiend sprak. Deez persoon was eene Vrouwe, Mejuffrouw birch, Dogter van een Schoolmeester in Oxfordshire of Berkshire: en eene Vrouw, die deeze zeldzaame taak op zich nam en volvoerde, verdient met lof vermeld te worden onder de geleerde Vrouwen van Engeland. Zo groot en gelukkig was de uitslag van haar onderwys, dat haar Kweekeling, toen by slegts elf jaaren bereikt hadt, Grieksche en Latynsche Schryvers, met gemak, kon leezen. Die jaaren bereikt hebbende, zondt zyn Grootvader hem na eene byzondere School, waar hy bleef tot diens dood. In 't einde van den volgenden Zomer, 1683, werd hy door zyn Vader geschikt na de School te Winchester, toen onder de bezorging van Dr. harris. Hier werd onze jonge Edelman met vry veel onverschilligheids behandeld, behalven door zynen Leermeester, en stond veelmaalen ten doel van hoon en smaad, uit hoofde van zynen Grootvader, wiens naagedagtenis zeer gehaat was by de yveraaren voor volstrekt gezag. De onaangenaamheden, ashley te Winchester aangedaan, bewoogen zynen Vader om hem van die School te neemen, en zyns Zoons begeerte, om eene buiten- | |
[pagina 344]
| |
landsche reis te doen, in te willigen. In gevolge hier van ving hy zyne Reis in den Jaare 1685 aan, onder het opzigt van Mr. daniel denoune, een Schotsch Edelman van groot verstand en braafheid, en in alle opzigten geschikt tot een toevoorzienden Gids. De Leevensbeschryvers van deezen derden Graaf van shaftesbury hebben hem veelal doen voorkomen als voornaamlyk opgevoed door Mr. locke. 'Er valt niet aan te twyfelen, of deeze groote Wysgeer stelde veel belangs in het opkweeken van den Kleinzoon zyns zeer hartlyken Boezemvriends, en het is hoogstwaarschynlyk, dat diens gevoelen ingenomen en gevolgd wierd, ten opzigte van de Opvoeding deezes jongen Edelmans. Maar dat de Heer locke immer rechtstreeks deel genomen hebbe in diens onderwys of opzigt, is een gevoelen, zonder genoegzaamen grond aangenomen. Naa een driejaarig verblyf buiten 's Lands, keerde Lord ashley, in den Jaare 1689, weder in Engeland; hem werd, van wegen eenige plaatzen, waar in zyne Familie goederen hadt, eene plaats in het Parlement opgedraagen. 'Er waren nogthans verscheide redenen, die hem bewoogen, deeze aanbieding, op dien tyd, niet aan te neemen, en het geen hem meer dan iets anders bewoog om dit af te slaan, was 's Mans genomen besluit, om zich geheel en al op de Letteren toe te leggen, en den voorraad zyner kundigheden, ten aanziene van de belangrykste onderwerpen, uit te breiden. In deeze oogmerken slaagde hy by uitstek gelukkig, en lag den grondslag om een Geleerde te worden, naar een uitgestrekt en teffens vry plan. Bykans vyf jaaren lang zich met allen yver op de Letteren en Weetenschappen toegelegd hebbende, werd hy, naa den dood van Sir john trenchard, voor Poole, in Dorsetshire, tot Parlementslid gekoozen. Niet lang hadt hy in het Parlement zitting gehad, of hem werd eene gelegenheid gebooren, om dien geest van Vryheidsmin, welke hem tot het einde zyns leevens bybleef, en die zyn gedrag eenpaarig, by alle gelegenheden, regelde, aan den dag te leggen. De gebeurtenis, welke wy op 't oog hebben, viel voor ter gelegenheid van het inleeveren van een Bill, om de Regtspleegingen te regelen in gevallen van Hoog Verraad. Een gedeelte van die Bill in 't byzonder, 't welk een Raadsman toestaat aan den Gevangenen, werd door de mees- | |
[pagina 345]
| |
te Vrienden der Vryheid aangezien als eene zaak van het uiterste aanbelang. Te deezer oorzaake hadt Lord ashley een Vertoog, ter beweeringe daar van, opgesteld, 't geen zy, aan wien hy het liet zien, zeer gepast te deezer gelegenheid keurden. Maar, toen zyne Lordschap opstondt, om in het Huis der Gemeente het woord te voeren, werd hy met zulk eenen schroom bevangen, door de menigte der Toehoorderen, dat zyn geheugen faalde, en hy met geene mogelykheid, 't geen hy ten oogmerke hadt voor te draagen, kon uitbrengen. Het Huis der Gemeente, hem eenigen tyd gegund hebbende om zich te herstellen, begeerde volernstig dat hy zou voortvaaren, 't geen hy deedt in de volgende bewoordingen: ‘Indien Ik, myn Heer! (zich tot den Woordvoerder wendende,) die alleen opgestaan ben om myn gevoelen te zeggen over de Bill, thans het voorwerp onzer beraadslaagingen, zodanig ontsteld ben, dat ik my buiten staat bevinde om iets te zeggen van 't geen ik voorhad mede te deelen - hoe moet dan de gesteldheid weezen van een Man, die, zonder eenigen bystand, pleit voor zyn Leeven, onder de schrikbaarende omstandigheid van hetzelve te zullen moeten derven!’ - Deeze vaardige wending behaagde het Huis der Gemeente by uitstek, en men gelooft dat dezelve meer uitwerkings baarde, dan een der overige bewyzen, ten voordeele daar van aangevoerd. Geduurende het overige van deeze Zitting des Parlements volhardde Lord ashley in dezelfde wyze van gedrag, altoos volyverig deel neemende in elke voordragt, strekkende tot het verzekeren der Vryheid; en, schoon zodanige voordragten dikwyls kwamen van lieden, met welken hy geen Staatkundige verbintenis hadt, en die behoorden tot eene Party van eene andere benaaming, oordeelde hy het nogthans zyn pligt, dezelve by te vallen en te ondersteunen, als hy begreep, dat de gedaane voorstellen ten dienste des Ryks konden strekken. Zeer was het te bejammeren, dat een Man, vervuld met deeze beginzelen en van die bekwaamheden, door de zwakheid zyner gesteltenisse, niet in staat was om de bezigheden van het Huis der Gemeente geregeld by te woonen. Deeze hadden zulk eene uitwerking op zyne gezondheid, in weinig jaaren, | |
[pagina 346]
| |
dat zyn zwak gestel hem noodzaakte, naa de ontbinding des Parlements, in 1698, hetzelve niet meer by te woonen. Lord ashley, nu in vryheid zynde om eene leevenswyze, meer met zyne geneigdheid strookende, aan te vangen, toog rechtstreeks na Holland, waar hy zyn tyd sleet in de verkeering met bayle, le clerc, en veele andere schrandere en geleerde Mannen daar te Lande. Het vermaak en de leering, voortspruitende uit de verkeering met deeze Geleerden, was voor zyne Lordschap zo groot, dat hy 'er meer dan twaalf maanden bleef. Beslooten hebbende om niet gestoord te worden in 't geen een zyner voornaamste bedoelingen was zyner reize na Holland, het voortzetten zyner Letteroefeningen, hieldt hy zyn naam en tytel verborgen, voorgeevende een Student in de Medicynen te weezen. Het was alleen onder dit Character, dat hy eene gemeenzaame verkeering hieldt met bayle. Dan, kort vóór zyn vertrek na Engeland by bayle bekend willende worden onder zyn eigen naam, beschikte hy, dat de Heer bayle by een Vriend ten middagmaal zou genoodigd worden om Lord ashley te ontmoeten. Dien eigen morgen de Heer bayle toevallig by zyne Lordschap zynde, en door hem gedrongen om te blyven, antwoordde hy, dit in geenen deele te kunnen doen, dewyl hy een afspraak hadt om Lord ashley te ontmoeten, en stipt moest weezen in het houden van zyn woord. Het onderhoud aan tafel veroorzaakte, by de ontdekking, gelyk men ligt kan denken, niet weinig vermaaks; en die ontdekking bragt het haare toe, om den vriendschapsband, alreede gelegd, te versterken en naauwer vast te haalen; en bleef die vriendschap, door eene bestendige briefwisseling onderhouden, duuren tot bayle's dood. Staande deezen tyd, was 'er te Londen eene zeer onvolkomene uitgave geschied van Lord ashley's Inquiry concerning Virtue. Het was steelswyze ontleend uit een ruwe schets, door hem ontworpen, toen hy even twintig jaaren bereikt hadt. Zyne Lordschap, daar over geheel te onvrede, kogt den geheelen druk op, eer 'er veele van verkogt waren, en zette zich om dit Onderzoek wegens de Deugd te voltooijen, gelyk het naderhand verscheen in het tweede Deel van zyne Cha- | |
[pagina 347]
| |
racteristics. De persoon, die hem deezen onvoeglyken trek gespeeld hadt, werd schielyk ontdekt Mr. john toland te zyn, die, door dit bedryf, met ondankbaarheid eenen zeer edelmoedigen weldoener slegt beloonde. Korten tyd naa Lord ahsley's wederkomst in Engeland, werd hy, door het overlyden zyns Vaders, Graaf van shaftesbury. Naardemaal hy de voorzigtigheid hadt van het oog op zyne eigene zaaken te houden, vondt hy zich met zulk eene menigte van bezigheden overkropt, by het aanvaarden der op hem verstorvene goederen, dat hy belet wierd in het Huis der Lords te verschynen, geduurende de eerste Zitting naa dat hy tot de Graaflyke waardigheid was opgeklommen. - Ook verscheen hy niet in dat Huis by de tweede Zitting, tot dat zyn Vriend Lord sommers hem door een Boode deedt weeten, dat zyne tegenwoordigheid noodig was, uit hoofde van het Verdeelings-Verdrag, ten dien dage by het Parlement in overweeging. Dit was in Sprokkelmaand des Jaars 1700. De Graaf van shaftesbury vertrok onmiddelyk na Londen; en schoon Lord sommer's Brief hem gebragt werd op een tyd, dat hy zich boven Bridgewater, in Somersetshire, bevondt, en zyne lichaamsgesteltenisse hem niet toeliet eene buitengewoone vermoeie is uit te staan, reisde hy met zulk een spoed, dat hy den volgenden dag zich in het Huis der Lords bevondt; dus een blyk van spoed opleverende, welk in die dagen zeldzaamer was, en bezwaarlyker te verrigten, dan tegenwoordig. - Geduurende het overige van die Zitting volvoerde hy zyne Parlements-verrigtingen zo veel zyn zwakke staat van gezondheid gehengde, zich een ernstig voorstander betoonende der maatregelen van Koning william, toen bezig met het vormen van het groot Verbond. Niets kon, volgens het oordeel van shaftesbury, die onderneeming meer begunstigen, dan de keuze van een goed Parlement. Hy stelde, derhalven, alle zyne kragten te werk, om dit oogmerk te volvoeren; en zodanig was de uitslag, by de verkiezing van een nieuw Huis der Gemeente, (daar de Partyen op dien tyd genoegzaam gelyk stonden) dat de Koning hem betuigde, dat hy de schaal hadt doen overslaan. Zo hoog was het denkbeeld, 't welk de Koning zich vormde van 's Graaven bekwaamheden en character, dat hem de aanbieding gedaan werd om den | |
[pagina 348]
| |
post van Secretaris van Staat te bekleeden. Dit, egter, was eene aanbieding, welke zyn afneemende staat van gezondheid hem niet toeliet te aanvaarden. Maar, schoon hy zich buiten staat bevondt om die loopbaane van Staatsbezigheden in te treeden, vondt hy zich in staat om zyne Majesteit met zynen raad te dienen, die hem dikwyls over zaaken van het hoogste aanbelang raadpleegde. Ja, men heeft vernomen, dat hy een groot aandeel hadt in het opstellen der laatste aanspraak van Koning william, overgeleeverd op den 31 van Wintermaand des Jaars 1701. By de komst van Koninginne anna op den Throon, keerde Lord shaftesbury tot zyne afgezonderde leevenswyze weder; diens raad werd, ten opzigte van Staatszaaken, niet langer ingenomen. Ten zelfden tyde werd hy ontzet van het Vice-Admiraalschap des Lands van Dorset, welk geduurende drie opeenvolgende geslachten in zyne Familie geweest was. Deeze ontzetting, schoon eene zaak van weinig beduidenis, was de éénige, welke hem kon worden aangedaan; zynde dit het alleen, wat hy immer van de Kroon gehad hadt. Met den aanvang des Jaars 1703 deedt de Graaf eene tweede reize na Holland, waar hy tot omtrent het einde des volgenden jaars bleef. Niet lang daar naa veroorzaakten de Fransche Propheeten eene groote beweeging onder het volk, door hunne geestdryvende buitenspoorigheden; en zommigen waren van oordeel, dat men, om dien tuimelgeest te onder te brengen, de toevlugt tot maatregelen van gestrengheid moest neemen. Dit gaf gelegenheid tot 's Graaven schryven van diens Letter concerning Enthusiasm. Deezen Brief over de Geestdryvery zondt hy aan Lord sommers, toen ten tyde Voorzitter in den Raad. Dezelve werd, naa goedkeuring van dien Edelman en andere Heeren, in den Jaare 1708 uitgegeeven, schoon zonder des Schryvers naam, of den naam van den Persoon, aan welken dezelve was ingerigt. - 's Graaven Moralist, a Philosophical Rhapsody, being a recital of certain Conversations, on natural and moral Subjects. - De Zedeleeraar, een Wysgeerig Mengelmoes, of een verhaal van zekere Gesprekken over Natuurkundige en Zedelyke Onderwerpen, verscheen in Louwmaand des Jaars 1709, en in Bloeimaand daar op volgende zyn Sensus Communis, an | |
[pagina 349]
| |
Essay, upon the Freedom of Wit and Humour, in a Letter to a Friend. - De Algemeene Gewaarwording, eene Proeve over de Vryheid van Vernuft en Geestigheid, in eenen Brieve aan een Vriend. Drie Werkjes, te Londen gedrukt. Ten gemelden jaare tradt hy in 't Huwelyk met Mejuffrouwe jane ewer, jongste Dogter van thomas ewer, Esq. van Lee in Hertfordshire. By deeze Vrouwe, die hem in Bloedverwantschap bestondt, hadt hy een Zoon, de geweezen Graaf van shaftesbury. Het is zeker, dat deeze Miss ewer het eerste voorwerp niet was van zyne genegenheid, en dat hy niet dagt om eenen Huwelyksvoorslag by haar te doen, voor dat hy in zynen toeleg op eene andere Lady, van grooter middelen en aanzienlyker afkomst, niet geslaagd was. In het aangaan van dit Huwelyk schynt hy voornaamlyk op het aanraaden zyner Vrienden afgegaan te weezen: zeker tradt hy in die Egtverbintenisse niet met zeer hoogvliegende denkbeelden van liefde en geluk. 's Graaven Soliloquy, or Advice to an Author. Alleenspraak, of Raad aan een Auteur, verscheen met den Jaare 1710 in 't licht. Terwyl hy zich deezerwyze onledig hieldt met Letterkundige opstellen te vervaardigen, nam zyne gezondheid dermaate en zo schielyk af, dat hem geraaden werd een hulpmiddel in eene zagter lugtstreeke te zoeken. Daar toe een besluit genomen hebbende, nam hy, by brieven, afscheid van verscheide zyner kennissen: onder deezen was robert hartley, Graaf van Oxford, onlangs tot die waardigheid verheeven. Hy vertrok in Hooimaand des Jaars 1711 na Napels, en den weg over Frankryk neemende, was hy genoodzaakt door. het Leger des Hertogs van berwick heen te trekken, toen aan de grenzen van Piedmont liggende. Hier werd hy op het allervriendlykst onthaald door dien Generaal, en kreeg hy allen bystand om veilig op het grondgebied des Hertogs van Savoyen te komen. Shaftesbury's reis na Italie was van geen vrugt tot herstel van zyne gezondheid; want naa omtrent anderhalf jaar te Napels zich onthouden te hebben, zag hy het einde zyner dagen, op den vierden van Sprokkelmaand, O.S. 1712, in het twee-en-veertigste jaar zyns ouderdoms. De eenige Schriften, welke hy voltooide, naa dat hy | |
[pagina 350]
| |
in die Stad kwam, waren The Judgement of Hercules, Het Oordeel van Hercules, en The Letter concerning Design, Een Brief over de Tekenkunst. Deeze laatstgemelde werd gevoegd in de Uitgave van de Characteristics van den Jaare 1732. In het Jaar 1711 kwam de Uitgave van de Characteristics, in de orde als wy dezelve thans hebben, aan den dag. Dan deeze Uitgave niet geheel aan zyne Lordschap voldoende, besteedde hy het laatste gedeelte zyns leevens om van zyne Schriften eene fraaijere Uitgave te bezorgen. Met deeze werd de wereld kort naa 's Schryvers dood, in den Jaare 1713, begiftigd. De verscheidene Prentverbeeldingen, eerst in die Deeltjes verspreid, waren allen door hem uitgevonden, en getekend onder zyn opzigt: ten dien einde gaf hy zich de moeite om eenige zeer naauwkeurige voorschriften op te geeven; van deeze wordt het Handschrift tot heden in de Familie bewaard. Ten einde 'er geene drukfeilen in het Werk mogten weezen, nam de Graaf zelve de moeite van de Proeven na te zien. In de drie Deelen onder den Tytel Characteristics of Men, Manners, Opinions and Times - Charactertrekken van Menschen, Zeden, Begrippen en Tyden - begreep hy het geheel van zyne Werken, welke hy der wereld onder het oog wilde brengen. Niet lang vóór zynen dood hadt hy een plan gevormd om eene Verhandeling te schryven over de Schilder-, Beeldhouw- en andere beeldende Kunsten. Dit zou, indien hy hadt mogen blyven leeven om het te voltooijen, een aangenaam en nuttig Werk hebben opgeleeverd, naardemaal hy een kieschen smaak bezat, ten aanziene van onderwerpen van deezen aart: dan zyn vroegtydige dood belette hem, ten dien opzigte, eenige vorderingen van aanbelang te maaken. Met den Jaare 1716 zagen te Londen het licht, Several Letters, written by a noble Lord to a young Men at the University. - Verscheide Brieven, geschreeven door een Edelen Lord aan een jong Heer op de Universiteit. Vyf jaaren laater, in 1721, zag men eene andere Verzameling van denzelfden aart, getyteld: Letters from the right hon. the Earl of shaftesbury, to robert molesworth, Esq. now Lord Viscount of that name; with two Letters written by the late Sir john cropley, to which is prefixed a larger Introduction by the Editor. - Brieven van den Graaf van shaftesbury, aan | |
[pagina 351]
| |
robert molesworth, Esq. nu Markgraaf van dien naam; benevens twee Brieven van wylen Sir john cropley, voor welke een breeder Inleiding gevoegd is door den Uitgeever. Deeze Uitgeever was Mr. toland, die, in het tegenwoordige, zo wel als in het voorige geval, zich eene vryheid aanmaatigde, der Familie niet zeer aangenaam. Naar derzelver oordeel, waren die Brieven, als meest van eenen bepaalden toeleg en aan iemand byzonder gerigt, niet geschikt ter openbaare uitgave. Doch, wat daar van ook zyn moge, zy zetten 's Graaven braafheid in een allerbevalligst licht. Wat Mr. toland's Inleiding betreft, dezelve is op gissingen gebouwd, en veele daar in voorkomende zaaken zyn volstrekt valsch. De Graaf van shaftesbury hadt hoogagting voor de Werken der beste Engelsche Godgeleerden. Een aanmerkelyk voorbeeld heeft hy daar van gegeeven, met een Voorreden te schryven voor Dr. wichcot's Sermons, in den Jaare 1698. Afschriften van deeze Leerredenen waren onder het uitspreeken gemaakt, en de Graaf hadt 'er een zo hoog gevoelen van, dat hy ze niet alleen met gezegde Voorreden ter wereld in deedt treeden, maar ze liet drukken onder zyn byzonder opzigt. In zyne Brieven aan een jong Heer op de Universiteit, spreekt hy van Bisschop burnet, en Dr. hoadley, met veel goedkeurings, en hy heeft regt laaten wedervaaren aan de verdiensten van tillotson, barrow, chillingworth en hammond, als de voornaamste pylaaren der Kerke, om dezelve tegen Geestdryvery te onderstutten. Maar welk eene hoogagting zyne Lordschap ook mogt koesteren ten opzigte van eenige onzer Godgeleerden, het waren de Schriften der Oudheid, die 's Mans bewondering meest trokken. Zy maakten het hoofdvoorwerp uit van zyne Letteroefeningen; uit dezelve ontleende hy zyn stelzel van Wysbegeerte, die men Burgerlyk, Maatschaplyk en Theistisch mogt heeten. Zyne meestgeliefde Boeken waren de Zedelyke Werken van xenophon, horatius, epictetus en marcus antoninus. Deeze Schryvers voerde hy altoos op zyne Reizen met zich, en zy zyn nog in zyne nagelaatene Boekery voorhanden, doorgaande met kanttekeningen, overwyzingen en verklaaringen, eigenhandig geschreeven. Men mag by deeze Boekenlyst ongetwyfeld plato voe- | |
[pagina 352]
| |
gen, een Schryver door den Graaf van shaftesbury niet alleen naarstig geleezen, maar hoogst bewonderd en yverig nagestreefd. - Van simplicius sprak hy, blykens zyn Brief aan een Student, met veel goedkeurings. - In het Supplement tot de Biographia Brittannica wordt lucianus vermeld als een der oude Schryveren, waar mede zyne Lordschap hoog liep. Dan dit is zeker een misslag; want het blykt, in tegendeel, dat hy een byzonderen afkeer van dien Schryver hadt. Betreffende zyns Lordschaps Broeder maurice ashley cooper mogen wy aanmerken dat hy de Vertaaler was van xenophon's Cyropoedia. Van deeze Overzetting getuigt wylen Mr. james harris: ‘dezelve is gemaakt met al de zuiverheid en eenvoudigheid van het oorspronglyke; de Overzetter heeft 'er eene recht wysgeerige Opdragt voor gevoegd aan myne Moeder, eene zyner Zusters. Ik agt het eene eer, deezen Schryver myn Oom te mogen noemen; niet zo zeer van wegen diens Rang, maar veeleer om zyne Geleerdheid en onbesmette deugd; hoedanigheden, welke de zugt tot een afgezonderd leeven (waar in hy dagt dat dezelve best konden worden aangekweekt) hem aanzette om ze veeleer te bedekken dan 'er mede te voorschyn te treeden.’ Het éénig Kind, door den derden Graaf van shaftesbury nagelaaten, was anthony-ashley cooper, de vierde Graaf; een Edelman, ten wiens opzigte men aangemerkt heeft, dat 'er nimmer iemand leefde van grooter goeddaadigheid, zedelyke waarde, en waare Godsvrugt: terwyl hy diepgaande hoogagting hadt voor zyns Vaders Character, en diens Schriften hoog waardeerde, stemde hy met zynen Vader niet zamen in die gedeelten, waar in hy zich als een Twyfelaar, ten opzigte van den Christlyken Godsdienst, voordoet. |
|