Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1800
(1800)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijMejuffrouw Mango.
| |
[pagina 315]
| |
Schoon lieden van deezen stempel geenzins schaars te vinden zyn, bezat de Heer mango deeze geaartheid in eene meer dan gewoone maate. By hem ontstondt dezelve egter niet, gelyk by veele anderen, uit eene gezette wreedheid van aart, maar enkel uit eene ongevoeligheid van inborst, welke hem belette om ooit te denken over de aandoeningen van iemand, dan die van zichzelven. - In de Oost-Indiën, waar Lieden van zyn' staat en middelen in palanquinen reizen, en slaaven hebben om de vliegen van zich af te weeren, wanneer zy te slaapen liggen, en steeds omstuwd zyn door eene menigte van afhangelingen, die op hunne wenken vliegen, kan deeze soort van Zelfvoldoening, en Vergetelheid van anderen, tot eene veel hooger maate worden opgevoerd dan in Engeland, zonder eenigzins in 't oog te loopen, of eenigen aanstoot te verwekken. Aan zyne Huisvrouwe was de Heer mango de les verschuldigd, welke hem leerde, dat ook een ander Persoon in zyn Gezin, behalven hy zelve, een wil hadt; en dat het tot de rust zyns leevens veel zou toebrengen, den wil van die Persoon, in stede van zyn eigen, te volgen Deeze taak volvoerde zy, zonder eenig behulp van vernuft, en zonder eenige bekwaamheid, hoe genaamd, dan alleen van doordryven; want in alle andere opzigten was zy eene zwakke Vrouw. Zy stelde het zich ten onveranderlyken regel, om, met eene met aflaatende volharding, aan te dungen op alles wat zy zich hadt voorgesteld, tot dat zy het verkreeg. Door deezen eenvoudigen regel bestendig aan te kleeven, slaagde zy, nu eens vroeger, dan eens laater. in alle haare maatregelen: want welk punt zal een Man niet liever opgeeven, dan alle dagen dezelfde verveelende snaar te hooren roeren. Naa dat Mejuffrouw mango het groot oogmerk haarer Reize na de Oost-Indién bereikt hadt, was haar bepaald doel, om haaren Man tot het wederkeeren na Engeland over te haalen: het kwam haar veel aangenamer en streelender voor, daar te leeven, in den pragtigen staat, waar van haare verbeelding de heerlykste tooneelen schilderde, dan in het genot van alle de Oostersche weelde en overvloed, thans ten harren bevele staande. - De Heer mango bragt haar onder 't ooge, ‘dat de staat zyner zaaken volstrekt vorderde, met zyn Gezin, nog dat jaar in de Oost-Indiën te blyven.’ -Zy beweerde, in tegendeel, ‘dat het beter voor hem en zyn Gezin zou weezen, zo spoedig mogelyk, en nog in het farsoen wanneer zy het voorstel deedt, na Engeland weder te keeren.’ Zy herhaalde dit elken dag, en op elk uur, eene maand lang Zy won het, door dit lastig aanhouden, en het Gezin ging daar op scheep. Op de Reis na Engeland was Mejuffrouw mango steeds opgeruimd en vrolyk, zelfs wanneer net slegt weêr was; terwyl | |
[pagina 316]
| |
haar Egtgenoot klaagde, zelfs by het schoonste weêr. Korten tyd voor dat zy te Portsmouth kwamen, beleedt hy aan een zyner Reisgenooten, dat het laatste Contract, door hem geslooten, het ongelukkigste was, 't geen hy immer sloot. De Heer mango kende in Londen naauwlyks eenig mensch, en hy vondt zich niet zeer getrokken by de Familie zyner Vrouwe. Mynheer en Mejuffrouw mango vonden zich zelden byeen, en hy scheen eenigen tyd naa de aankomst in Engeland droefgeestig; wanneer zyne Egtgenoote hem egter vroeg, hoe hem het leeven te Londen aanstondt, gaf hy ten antwoord, ‘dat hy, over 't geheel genomen, het beter vondt dan aan boord van een schip.’ Door gewoonte werd het leeven te Londen hem min ongevallig; en daar hy zich weinig met zyne Egtgenoote ophieldt, en eene menigte nieuwe kennissen opgedaan hadt, wier gezelschap hem behaagde, bekwam hy allengskens van zyne naargeestigheid. Dan zyne Egtgenoote opende hem welhaast een nieuwe bron van kwelling, die tot het einde zyns leevens duurde. De Doopnaam van den Heer mango was jeremias. Nog een Schoolknaap zynde, hadden zyne schoolmakkers hem, uit eene grillige opvatting, als zy hem wilden plaagen, Sir jeremias geheeten. Niets maakte hem boozer, en hy behieldt, zints dien tyd, altoos een afkeer van dien Naam. Nimmer schreef hy jeremias, maar bestendig j. mango. Lieden, met welken hy briefwisseling hieldt, hadt hy verzogt, de brieven aan hem, even gelyk hy zyn naam tekende, te schryven. Ontving hy 'er een, waar op jeremias voluit te leezen stondt, zulks bragt hem, voor een geheelen dag, van zyn streek. Zeer ongelukkig voor onzen mango, was een Egtgenoot van een der Kennissen zyner Huisvrouwe Schildknaap geworden; en diens Egtgenoote, gevolgelyk, van Mejuffrouw lotion, Lady lotion geworden. Dit strekte tot groote zielskwelling van Meuffrouw mango, die zich boven haare Vriendin verheeven waande, om dat haar Man ryker was, en dewyl zy, gelyk zy beweerde, van een ouder en agtenswaardiger Familie van Kruideniers afstamde, dan de andere op kon boogen. De Heer mango, op zekeren dag, in een vrolyker humeur dan gewoonlyk t'huis gekomen om te eeten, voerde zyne Vrouw hem, naa eenige andere woordwisseling, te gemoete, ‘Dat zyne Vrienden zich verwonderden, dat hy 'er geen werk van maakte om Schildknaap te worden.’ Op het hooren van dien voorslag, werd de Heer mango doodbleek; het klamme zweet brak hem uit. Hy begreep terstond, dat het gevolg van de waardigheid van Schildknaap voor hem geen ander zou weezen, dan dat de altoos by hem | |
[pagina 317]
| |
gehaate naam van Sir jeremias, voor de rest zyns leevens, hem dagelyks zou in de ooren klinken. Menigmaal hadt hy het zyner gelukkige Geboortestar gedankt, dat dit denkbeeld nimmer by zyne Egtgenoote was opgekomen. Een zyner Vrienden hadt hy eens gewaarschuwd, om nimmer, in de tegenwoordigheid zyner Vrouwe, den naam te noemen van een zyner Naabestaanden, die steeds met zyn orderscieraad pronkte, en Sir voor zyn naam voerde. Die zelfde Vriend verhaalde my, dat de Heer mango, in de volheid van zyn hart, over dit aandoenlyk onderwerp spreekende, hem betuigd hadt: ‘Schoon ik menigmaal hoor van Vrouwen, die haare Mannen lastig vallen om zich tot Schildknaap te laaten bevorderen, is die vervloekte gril nooit by myne Vrouw opgekomen; en ik hoop stilletjes uit deeze wereld te slippen, zonder gebrandmerkt te worden met den schriklyken naam van Sir jeremias.’ Dewyl dit de gevoelens van den Heer mango waren, valt het gereedlyk te bevroeden, hoe zeer hy zich getroffen voelde over dit voorstel zyner Wederhelst. Hy gaf 'er geen onmiddelyk antwoord op; eene flaauwe hoop voedende, dat het een schielyk opgekomen denkbeeld was, 't welk weder zou verdwynen, zonder ooit weder te keeren. - Maar, toen Mejuffrouw mango haar voorstel herhaalde, bragt hy haar met alle bedaardheid onder 't ooge, den gruwzaamen afkeer, welken hy gevoelde, op het denkbeeld, dat hy den by hem zo zeer gehaaten naam van Sir jeremias zou moeten voeren; dat deeze hem, dag aan dag, met zielsverdriet zou in de ooren klinken: hy verzogt haar op het ernstigste, te willen afzien van een plan, 't geen hem aan zo groot eene kwelling, alle de overige dagen zyns leevens, zou blootstellen. Hier op-gaf Mejuffrouw mango hem te verstaan, dat hy groot ongelyk hadt, in zulk eenen wederzin te betoonen van den naam van jeremias; dat, schoon die naam geen Koninglyke naam was, gelyk die van david, salomo, of jeroboam, en anderen, het nogthans een naam was, uit de Heilige Schrift ontleend, zo wel als de gemelde, en de naam van een groot Propheet; dat, schoon de Fransche Omwenteling den naam der Koningen verminderd hadt, en die der Propheeten vermeerderd, nogthans een groot Propheet eene zo groote zeldzaamheid was als een groot Koning, en binnen kort, misschien, grooter zou weezen; dat de benaaming van Sir jeremias ten minsten zo eerwaardig was als die van Sir, welk een Naam men 'er ook byvoegde. - Zy voegde, ten naderen aandrange, 'er by, dat elk Mensch van eenig fatzoenlyk bedryf in Londen, die de helft hadt byeengeschraapt van 't geen hy bezat, zich bevlytigde om Schildknaap of Baronet te worden; dat een van beiden haar om 't even was, en het hem, daar hy geen kinderen hadt, ook het- | |
[pagina 318]
| |
zelfde moest weezen; maar dat hy onvermydelyk het een of ander moest worden. De Heer mango kende zyne Huisvrouwe te wel, en haare niet loslaatende geaartheid, als zy eens haaren zin op iets gesteld hadt, om de minste hoope te voeden, dat hy, naa deeze eens zo stellig gedaane verklaaring, haar zou beweegen om van deeze grilligheid af te zien. Hy wist, dat dezelfde voordragt in hartiger bewoordingen by hem zou gedaan worden onder het ontbyt, by het middageeten, by het avondmaal, dat hy het in 't bedde zou moeten hooren, tot dat zy het stuk gewonnen hadt. Best oordeelde hy, derhalven, dit niet langer te betwisten; maar, van den nood eene deugd maakende, vervoegde hy zich by eenen Vriend, die ten Hove eenigen invloed hadt: kort daar op werd hy Schildknaap, en werd, tot zyne groote kwelling, Sir jeremias geheeten, en zyne Vrouw kreeg, te haarer groote voldoening, den naam van Lady mango. Naa deeze naamsverandering, gaf Lady mango pragtiger onthaalen, dan ooit voorheen: zy noodigde op dezelve alle haare kennissen, die smaak in Oost- en West-Indische grootheid vonden. Zy praalde op de Assemblees, met goud en juweelen vercierd, gelyk de Koningin van Scheba op een Boerenkermis; en het mist nimmer, dat zy zulk eene menigte noodigt, dat het stikkend vol is. - Ik was op een dier partyen tegenwoordig by zeer heet weder; veele van de Jufferschap vielen in flaauwte. Eene zeer zwaarlyvige Dame, in 't zwart gekleed, met een bos witte pluimen op 't hoofd, kwam ten oogenblikke dier bezwyming binnen treeden. De Heer travers, die by my stondt, zeide: ‘Dank zy den Hemel! daar komt een lykkoets om de lyken weg te haalen.’ Maar de ongelukkige Heer mango overleefde den naam van Sir jeremias niet lang. Deeze strekte hem ten gestaagen hartzeer; ontzetting was op zyn gelaat te leezen, zo dikwyls hy zich Sir jeremias hoorde noemen. Hy nam zigtbaar af, en stierf niet lang naa dat hy de eere van Schildknaap gedraagen hadt. Schoon dit zyn lot, verscheide weeken vóór dat het daar was, zigtbaar te ontdekken ware, wilde zyne Egtgenoote nooit erkennen, dat hy in eenig dreigend gevaar verkeerde. Zy veranderde niets in haare woelige leevenswyze. Zy vermeldde aan haar gezelschap, dat hy genoegen schiep in elk rondsom hem vrolyk te zien. Maar, wanneer zy berigt ontving, dat haar Man weezenlyk gestorven was, betoonde zy deswegen de uiterste verbaasdheid en diepste rouwe; hy was, in haar oog, te midden van de volmaaktste gezondheid, door een toeval van beroerte weggerukt. Haare droefheid egter werd daadlyk, toen 's overleden Mans laatste wil aan den dag kwam. Zy wist, dat hy een Testa- | |
[pagina 319]
| |
ment gemaakt hadt, by welk hy haar eene groote somme Gelds besprak; maar zy was onkundig, dat hy, laater, een ander hadt doen opstellen, het eerste omverstootende, waar by hy alle zyne Bezittingen aan zyne naaste Bloedverwanten naaliet; zo dat zy niets overhieldt dan de Huwelyksgave, haar besprooken by het aangaan der Egtverbintenisse. Deeze is nogthans genoegzaam, om haar in staat te stellen tot het voldoen aan haare hoofdneiging, het geeven van Plaisierpartyen, waar op zy zich even belachlyk aanstelt als ten dage van haars Mans leeven, schoon het pragtige en kostbaare niet weinig is ingekrompen. |
|