Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1800
(1800)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe verheffing van een huize Braganza tot den troon van Portugal.Portugal was na de dood van Koning antonio, die in 1580 zonder mannelyke erfgenaamen stierf, door Koning filips II, gedurende de beroerten en verwarringen in dit Ryk, met het zwaard in bezit genomen, en uit den rang der zelfbestaande Staaten vernietigd geworden. De eervolle naam dezer dappere Natie scheen onder de Spaansche heerschappy vergeten, de roem der Portugeezen scheen met hunne regering ten grave gedaald te zyn. De rykdommen des lands verdwenen, de naamen zyner helden Verloren zich onder de Spaansche opperbevelhebbers, en zyne eertyds zo dapper veroverde bezittingen in Indië en Afrika wierden van tyd tot tyd byna algemeen de buit der Engelschen, Franschen en Hollanders. De naamen der gama's, almeida's, sousa's, faria's, albuquerque's en noronha's verschrikten en vervulden de Volken niet meer met verwondering, en het eertyds zo beroemde Portugal verzonk in den oceäan der Spaansche Monarchie. De Spaansche filipsen, die zich Koningen van Portugal lieten noemen, maar tyrannen der onderdaanen van dit Ryk waren, regeerden dit land niet yzeren scepters, en hunne Ministers vernederden dit edele Volk tot den slaavenstand. Zo erfde filips IV dit ongelukkig Ryk met de Spaansche Kroon, in het jaar 1621. Hy voerde een' bloedigen oorlog tegen Oostenryk, Engeland en Holland, waarin de Portugeezen met hunne bezittingen in andere waerelddeelen betalen moesten. Zy voelden den last van hun juk, zy voelden de zwaarte hunner ketens, zy zagen hunne schande, en olivarez, de trotsche Minister van filips, was de beul, die hen pynigde, om hen, het geen hy niet vermoedde, aan te sporen om hunne boei te verbreken. Hy kende den haat der Portugeezen, die hy zelf van gantscher harte haatte, tegen hunne onderdrukkers; by begon de | |
[pagina 205]
| |
vertwyfeling der Natie te duchten; hy wilde haar geheel ten gronde brengen, en verhaastte daardoor, het geen hy naderhand met siddering bekennen moest, haare plotslinge verheffing. De Grooten des Ryks wierden door hem vernederd, den Adel ontnam hy zyne voorrechten, het Volk geld en brood, en de jonge manschap des lands zond hy naar de slagvelden in vreemde Staaten, om de hoop dezer moedige Natie zelfs in de geboorte en geheel te vernietigen. Nogthans, dit alles had een ander als het van hem berekend gevolg. De Portugeezen, die thans byna niets meer dan hun leven verliezen konden, die geen verzagting van hunne elende, geen vermindering der hen opgelegde belastingen te hopen hadden, begonnen zeer ernstig naar eene verandering van regering te verlangen, wenschten, hoopten, en wierden door het besluit bezield om het geen zy wenschten te verkrygen. Margaretha van savoye, Hertogin van Mantua, regeerde te dier tyd (1638) het Portugeesche Ryk, in naam als Vice-Koningin, maar had indedaad niet de geringste magt in handen: zy voerde niets dan den prachtig klinkenden tytel; de gantsche heerschappy berustte in de handen van miguel vasconcello, een geboren Portugees, die, wel is waar, den ledigen tytel van Geheimen Staatssecretaris voerde, maar indedaad regerend Minister en Beheerscher des Ryks was. Hy was een gunsteling van den Hertog olivarez, die hem tot zyne oogmerken gestemd vond, en hem zyn onbepaald vertrouwen met zyne magt geschonken had. Deze ruwe, trotsche man, laagdenkend en gierig, perste, met eene voorbeeldelooze gevoelloosheid, de geldsommen uit zyn Vaderland, die de Minister uit hetzelve heste. Hy zoog het land met nimmer zatte teugen uit, verdeelde de voornaamsten des Ryks, ontzenuwde de magt des Adels, diende de schande en den Minister volgens zyn verlangen, en wierd algemeen gehaat en vervloekt. Olivarez geloofde zichzelven en zyn stelsel tamelyk verzekerd; maar het Huis braganza, en de Hertog van dezen naam, Don juan, wiens geboorte hem het naaste recht op de Kroon van Portugal gaf, was, in zyn ontwerp, en op den weg, dien hy ingeslagen had, de grootste steen des aanstoots, dien hy niet uit den weg ruimen kon. Don juan leefde, zo als hy gaarne leefde, gerust en stil, als een byzonder burger, in eene verstandige werkeloosheid, te Villa-Visoza, scheen zich in het geheel niet met de openbaare zaaken te bemoeijen, en bragt zyn leven in verstrooijingen, feesten en vrolykheden door, zonder een' enkelen stap te doen, die hem in Spanje verdacht had kunnen maken. De | |
[pagina 206]
| |
Portugeezen hadden op hem, als op hunnen redder, de oogen gevestigd; maar hy scheen zich met niets dan met zyne feesten en jagtpartyen te bekommeren. Evenwel ontstond 'er buiten zyn weten iets, dat in Spanje een groot wantrouwen en slechte vermoedens tegen hem verwekken moest. Door den last van onopbrengbaare belastingen op het hevigste gedrukt, was het te Evora tot een' opentlyken opstand gekomen. Het volk had de Spaansche amptenaars en wachten mishandeld; men had zich overluid over de dwinglandy der regering, in hevige uitdrukkingen, beklaagd, en openbaare wenschen voor het Huis braganza aan den dag gelegd. Olivarez vreesde voor ernstige gevolgen, en was tevens bedacht om den Hertog uit zyn Vaderland te verwyderen; hy deed hem, uit naam des Konings, het aanbod van het Gouvernement van Milaan; doch de Hertog verontschuldigde zich met zyne onkunde en den slechten staat zyner gezondheid. De Minister scheen deze verontschuldigingen te laten gelden; maar hy gaf nogthans zyn ontwerp, om zyn' gevreesden vyand uit Portugal te verwyderen, niet op. Hiertoe gaf hem de opstand der Cataloniërs, in 1639, gelegenheid. Hy schreef aan den Hertog, dat zyn meester, de Koning, hem genadig beval met Portugals Adel op te zitten, en met hem tegen de oproerigen van Catalonië te veld te trekken. De Hertog ontschuldigde zich nogmaals met geldgebrek, het welk hem deze kostbaare toerusting onmogelyk maakte. ‘De Hertog,’ zeide olivarez, ‘was my altoos gevaarlyk. Thans begin ik hem voor zeer slim te houden, en te vrezen.’ Omstreeks dezen tyd naderde de Fransche Vloot de Portugeesche kusten, en de nood vereischte een' Opperbevelhebber over de tot dekking der kusten bestemde troepen te zoeken. Olivarez vond dezen in den persoon des Hertogs. Hy zond hem het patent, met zulk eene willekeurige magtoefening, dat het scheen alsof men hem de regering in handen gaf. Nogthans kreeg de Spaansche Admiraal, Don lopez osorio, in 't geheim bevel, om met zyne Vloot die haven binnen te lopen, by welke zich de Hertog bevinden mogt, hem daar op een gastmaal op zyn schip te nodigen, en hem gevangen naar Spanje te voeren. Maar een storm verstrooide osorio's Vloot, noodzaakte de geredde schepen naar Spanje terug te keren, en het oogmerk des Ministers was verydeld. Dus redde een toeval den Hertog van den hem zo listig gelegden valstrik. Olivarez schreef een' tweeden uiterst verpligtenden brief aan den Hertog, maakte hem het ongeluk der Vloot bekend, | |
[pagina 207]
| |
en verzocht hem, uit naam des Konings, dringend, om de moeite op zich te nemen van alle grensvestingen en havens te beschouwen, en alle nodige verdediging tegen eene vyandelyke landing in het werk te stellen. By dezen brief waren veertigduizend dukaaten gevoegd, tot wervingen en andere nodige uitgaven. Maar te gelyker tyd kregen alle Spaansche Bevelhebbers in de vestingen en havens den geheimen last, om den Hertog, als het zonder opzien en in stilte geschieden kon, aan te houden en naar Spanje te zenden. De al te groote vertrouwlykheid, vriendelykheid en dienstvaardigheid van den Minister kwamen den Hertog verdacht voor. Daar hy zich echter zo hoog geëerd en met zulk eene onbepaalde magt bekleed zag, besloot hy ook zich daarvan te bedienen, en nam het hem opgedragen Opperbevelhebberschap aan Thans was het, dat voor de eerstemaal de gedachte aan de mogelykheid om de Kroon zyns Vaderlands te verkrygen in hem opkwam, en hy besloot ook tevens den weg in te slaan, langs welken hy ten Troon zou kunnen stygen, indien het geluk slechts met hem wilde medewerken. Hy maakte derhalven van de hem opgedragen magt gebruik, zette aan en af, en vervulde voornamelyk de beste posten des lands door mannen, die Portugeezen, en lieden waren, op wier verkleefdheid hy staat maken kon. Hierdoor verydelde hy des Ministers ontwerpen en verwachtingen. Het gevolg des Hertogs was talryk, en bestond enkel uit vertrouwde lieden. Zonder dezen was hy niet te zien. Hy bediende zich van zyne waardigheid, verscheen altoos met een schitterende pracht, trok daardoor de oogen des volks tot zich, en verkreeg de algemeene opmerking, die hy wenschte te verkrygen. Waar hy kwam, gaf hy opentlyk gehoor, hoorde ieder aan, en sprak met den geringsten zo vriendelyk en innemend als met de voornaamsten. Hy bestrafte de overtredingen der Soldaaten, prees verdienstelyke Krygslieden, beschonk het Volk, eerde den Adel, beloonde en hielp op staanden voet, en maakte met het Spaansche geld zich overal vrienden. Zo verspreidde hy rondom zich tevredenheid, en waar hy kwam verstomden de klagten voor zyne weldadigheid; overal juigchte men zyne aankomst te gemoet, zegende zyne tegenwoordigheid, en beklaagde zyn afscheid. Dit alles hoorden en bemerkten de vrienden des Hertogs met genoegen, en bedienden zich van de gelegenheid om de gevoelens der Patriotten uit te vorschen. Inzonderheid liet zekere juan pinto ribeiro, Agent van den Hertog te Lissabon, zich aan de zaak gelegen zyn. Hy was een ervaren, voorzichtig man, van een beproefde en onwrikbaare trouw voor zyn' Heer, den Hertog; daarby | |
[pagina 208]
| |
was hy in aanzien, geëerd, en by den Adel zeer bekend en geächt. Het zy dat de Hertog hem iets van zyne geheime wenschen toevertrouwd had, of dat hy doorslepen genoeg was om dezelven in zyn hart te lezen, genoeg, hy vormde het voornemen, in de hoop, wanneer het den Hertog gelukte de Kroon te verkrygen, alsdan ook geen gering aandeel in de regering zyns Vaderlands, waartoe hy zich bekwaam achtte, te zullen bekomen, om den weg te bereiden, die eenmaal tot den Troon geöpend zou worden. Ook vermoedde men, dat de bekende Cardinaal de richelieu, in Frankryk, die by de Omwenteling in Portugal mede eene magtige hand in het spel had, dezen man gekend en behoorlyk aangespoord hebbe, om Portugals afval van Spanje te bewerken, waaraan hem zelf veel gelegen was. Men had, zo als gezegd is, kort te voren den Portugeeschen Adel tot den veldtocht tegen de Cataloniërs opontboden, en pinto bediende zich van de gelegenheid, om hen dezen veldtocht juist als eene verbanning uit hun Vaderland af te schilderen, als eene verderflyke verwydering, en die daarby nog met groote onkosten verzeld was. De Burgers maakte hy opmerkzaam op hunnen door de Spanjaarden in den grond vernielden koophandel, op hunne armoede, op de geldzucht hunner beheerschers, en op de elende des lands onder eene vreemde regering. De Geestelykheid bewees hy, hoezeer zy verdrukt wierd; hy toonde dat de Bisdommen aan vreemden weggeschonken, en zy van tyd tot tyd van hooge geestelyke waardigheden uitgesloten zouden worden. En zodanig trachtte hy zyn voordeel te doen met de belangen van ieder' stand, om hen allen veréénd daar heen te brengen, waar hy hen wenschte te zien. Zo won hy in stilte en in korten tyd de gemoederen der misnoegden op de tegenwoordige regering, en bragt weldra eene aanzienlyke vergadering by elkander, die de Aartsbisschop van Lissabon, uit den Huize acunha, als het hoofd derzelve bywoonde. De Spaansche regering had hem, die van de Portugeezen zo zeer bemind was als hy van de Spanjaards gehaat wierd, juist den Aartsbisschop van Braga, een gunsteling der Vice-Koningin, in het voorzitterschap by de Kamer van Opace voorgetrokken, en veroorloofde hem daardoor deel aan het bestier der staatszaaken te nemen. De overige Edelen, die zich by de eerste vergadering bevonden, waren Don miguel almeida, een man van groote rechtschapenheid en onverzoenlyken haat tegen de tyrannen zyns Vaderlands; Don antonio de almada, de beste vriend van den Aartsbisschop; zyn Zoon Don luis; zyn Schoonzoon Don luis de alcunha; de Opperjagermeester mello; Don george, zyn Broeder; Don pedro de mendoza furtado; | |
[pagina 209]
| |
Don rodrigo de saa; de Marquis fereira, en nog eenige braave en edele mannen, die, beledigd, ontevreden met de Spaansche regering, besloten hadden hun Vaderland te bevryden. Men verbond zich onderling, door woorden en eeden, ter uitvoering van dit voornemen, het juk af te werpen, en een' Koning uit de Edelen des lands te verkiezen, van welken eenigen in aanmerking kwamen; doch door het beleid van den Aartsbisschop en pinto viel de keus op den Hertog van braganza, wien pinto dit schreef, en hem verzocht zich thans naar Lissabon te begeven. De Hertog vertrok daarop met een prachtig gevolg, bezichtigde, ingevolge zyn' last, de omgelegen sterke plaatsen, en ging eindelyk naar Lissabon, alwaar hy by de Vice-Koningin een bezoek aflegde. Zyn intogt in deze Stad geleek een algemeene triomf. De vreugde des volks was zichtbaar en wierd luidruchtig. Derhalven verliet de Hertog, om de Spanjaarden geen gelegenheid tot argwaan te geven, de Stad aanstonds weder, waar zyne ontfangst hem de gevoelens des volks duidelyk genoeg getoond had, en ging naar Almada. Hier was den 12den October 1640 de tweede vergadering der misnoegden, die intusschen hun getal nog door eenige aanzienlyke leden vermeerderd hadden. Van hier begaven zich almeida, mendoza, almada, en de Bisschop van Evora, naar den Hertog. Het was nacht, en zy spraken hem in zyn kabinet. Mendoza nam het woord, en zeide hem, dat hy, uit naam des Volks en des Adels, hem de Kroon, het wettig erfdeel zyner Voorouders, aanbood; dat het tyd ware het smachtend Vaderland te verlossen, wiens redding de Hemel zelf scheen te begunstigen. ‘Nu, of nooit,’ voer hy voort. ‘Thans houdt de Spaansche Dwingeland onze vestingen slecht bezet; hy heeft oorlog in het binnenste van zyn Ryk en zyne afgelegen Provintiën; Frankryk staat ons by, zyne Vloot is op de ree; het Volk zucht naar een' redder, en vier Edelen vragen u in den naam der Natie: Hertog! wilt gy haar redder, wilt gy onze Koning zyn?’ De Hertog, nog niet geheel zonder vrees, wist niet waartoe hy besluiten zou, antwoordde de afgezanten zeer verpligtend, beval zich in hun vertrouwen, en scheen tyd van beraad te vorderen. Hy begaf zich met pinto naar Villa-Visoza, om daar met hem, zyne Gemalin en zynen Secretaris antonio paes viegas, wiens raadgevingen hy zeer waardeerde, dit aanbod rypelyk te overwegen. Pinto sprak met vuur en nadruk, bewees den Hertog, het | |
[pagina 210]
| |
geen hy ook de geheele waereld beloofde te bewyzen, deszelfs gegrond recht op de Kroon van zyn Vaderland, wegens zyne afkomst en de Rykswetten des lands, die filips II met het zwaard vernietigd had; vervolgens bad hy hem dringend, om de Kroon ten besten zyns Vaderlands aan te nemen. Nog was de Hertog besluiteloos, toen viegas hem vroeg: welke party hy kiezen zou, wanneer zyn Vaderland, om zich van het Spaansche juk te ontslaan, zich voor eene Republiek verklaarde. Zonder bedenken antwoordde hy: dat hy de party zyns Vaderlands tegen de Kastiliaanen kiezen zou. ‘Goed dan,’ voer viegas voort; ‘als het zo is, dan hebt gy onzen raad niet meer nodig; en gy zyt verpligt eene Kroon aan te nemen, die men u, als den eersten des lands, aanbiedt.’ De Hertog deelde hierop zyne Gemalin zyne en zyner vrienden mening, hunne hoop en zyne bedenkelykheden mede. Deze, eene Spaansche van geboorte, was eene Zuster van den Hertog van medina sidonia, eene der schoonste, edelmoedigste en verstandigste vrouwen van haaren tyd, die zich door haar gedrag in Portugal genaturaliseerd, en de hoogachting des gantschen Volks verworven had. Zy ried haaren Gemaal hetzelfde, wat zyne vrienden hem rieden; zy sprak met waardigheid, en besloot: ‘En welke gevaaren kunt gy schroomen? Veelligt de dood? Voorzeker is het edeler om het bezit eener Kroon te sterven, dan zonder vrees een slaavenleven te lyden.’ Hierop verklaarde de Hertog aan mendoza dat hy bereid was, en deze ylde naar zyne vrienden met die verklaring. Ondertusschen had het Hof te Madrid tyding gekregen van de vreugde, waarmede het volk te Lissabon den Hertog ontfangen had, en was hier over niet zonder ongerustheid: derhalven zond olivarez een' courier aan den Hertog, en verzocht hem, om zich van zyn persoon te verzekeren, te Madrid te komen, alwaar de Koning met hem over de oorlogszaaken van Portugal spreken wilde. De Hertog ontfing dit opontbod niet onverschillig, en bemerkte duidelyk daarvan de reden. Hy gaf zyne vrienden kennis van dit voorval, en zond dadelyk een' zyner edellieden naar Madrid, die zyne aanstaande komst aldaar aankondigen, een paleis huren, en prachtige toebereidselen bezorgen moest. Eenigen tyd daarna overhandigde deze den Minister een' brief, waarin de Hertog zyn vertoeven met eene onpaslykheid verontschuldigde; en eindelyk, toen de Minister ongeduldig begon te worden, zond hy eene memorie, waarin om de bepaling van den rang des Hertogs by het Hof verzocht | |
[pagina 211]
| |
wierd. De Minister bezorgde dit alles zo spoedig als mogelyk was. De Hertog kon nu geene verontschuldigingen tot vertraging zyner reis meer vinden, en dit verhaastte de uitvoering van het beraamde ontwerp. De saamgezwoornen waren intusschen niet werkeloos geweest; zy hadden geworven, overlegd, en besloten schielyk te werk te gaan. Zy vergaderden den 25sten November voor de laatste maal, en bepaalden de uitvoering van hun ontwerp tegen den 1sten December. De dood van vasconcello wierd met algemeene stemmen besloten. Dat niet een gelyk vonnis over den Aartsbisschop van Braga gestreken wierd, had deze alleen aan de voorspraak en het verzoek van den wakkeren almeida te danken. Nu bleef 'er niets meer overig, dan de orde van den algemeenen aanval geregeld te bepalen. Nadat alles onderling besloten was, gingen de saamgezwoornen uiteen, zwoeren elkander trouw en stilzwygendheid, en beloofden elkander den 1sten December met eer en onverschrokkenheid te zullen wederzien. Pinto maakte schikking dat dagelyks eenigen der saamgezwoornen in het hof van het Koninglyk paleis ronddwalen en op alles een opmerkzaam oog houden moesten. 's Avonds vóór den dag der uitvoering van het groot ontwerp zag men vasconcello zich op den Taag inschepen. Men vreesde dat hy argwaan had opgevat, dat het ontwerp verraden was, en dat deze doorslepen staatsman toebereidselen maakte om de op de naaste dorpen leggende soldaaten herwaart te laten komen. Eenigen der saamgezwoornen legden hunne vrees duidelyk aan den dag, en eene algemeene ontroering scheen het verbond te bedreigen, toen de uitgezette wachten bericht gaven, dat vasconcello onder muziek en gezang weder terug gekeerd was; hy kwam van een banket, dat men hem ter eere gegeven had. Het was de laatste vreugdedag zyns levens. Door nieuwen moed bezield, ging nu elk der verbondenen, wier getal thans ruim vierbonderd beliep, naar de bestemde plaats, en allen verschenen stiptelyk, met het grootste vertrouwen op den gelukkigen uitslag hunner rechtvaardige zaak. Het merkwaardigste was, dat by zulk een groot getal van Priesters, Burgers en Edellieden, waaruit de samenzwering bestond, waarmede ieder een ander byzonder oogmerk verbond, echter geen was, die in gebreke bleef om zyne belofte naar te komen. Ieder wachtte met ongeduld de beslissing der gewaagde kans om vryheid en leven, alsof hy zelf | |
[pagina 212]
| |
het hoofd der overwinnende party, ja, alsof de Kroon voor hem de prys zyner poging zyn zou. Zelfs vrouwen waren van die gevoel doordrongen: de Geschiedschryvers bewaren ons onder anderen den naam van zulk eene Vaderlandsche heldin; het was Donna filippa de vilhena, Gravin van Atouguia, die haare beide Zoonen, Don geronimo en Don francisco cotingo, zelve tot deze onderneming wapende; zy deed hen de wapenrusting aan, en gaf hen den degen in de hand, met deze vermaning: ‘Gaat, myne Zoonen! om de tyrannen te verdelgen, en ons op onze vyanden te wreken. ô Dat ik eene vrouw ben, en niet met u kan gaan! maar myn hart volgt u toch. Laat my horen dat ik mannen gebaard heb; en gelooft zeker, dat, indien de uitslag onze hoop niet met geluk kronen mogt, alsdan ook uwe moeder het ongeluk van zo veele dappere en edele menschen niet overleven zal.’ Ieder verwachtte thans het afgesproken steken. Met den slap van agt uuren des morgens, toen hun vriend de Aartsbisschop van Lissabon zich reeds in de kerk bevond, en gebeden voor de zege der veréénde wapenen ten Hemel opzond, gaf pinto met een' pistoolschoot het sein, en de aanval geschiedde van alle kanten schielyk en vol moeds. Almeida greep met zyn gevolg de zwakke Duitsche garde aan, die, niets kwaads vermoedende, meerendeels zonder geweer was, en byna zonder tegenweer, uitgenomen twee mannen, die ridderlyk vochten, en niet eer weken voor de eene viel en de andere zwaar gekwetst was, overmand wierd. De overwinning op deze beiden betaalden de Portugeezen met veel bloed. De Opperjagermeester mello, zyn Broeder acunha, en het grootste deel der Burgers gingen op het sterke corps der Spaansche Lyfwacht los, die de wapens gegrepen, en den toegang in alleryl verschanst had. Een Priester, emanuel da maya genaamd, die zeer yverig ten besten der samenzwering in den biechtstoel geworven had, toonde zich ook hier als een waardig en dapper medelid derzelve. Met het beeld des Gekruisigden in de linker- en den degen in de rechterhand, stelde hy zich aan de spits der bevreesde Burgers, en riep hen toe: ‘In den naam van God! volgt my naar. Het geldt de vryheid van uw Vaderland. God is met ons!’ Moedig volgden zy op deze aansporing hunne aanvoerers naar, grepen de Spanjaarden aan, dwongen hen het geweer neder te leggen, en hen naar te roepen: ‘Leve de Hertog van braganza, de wettige Koning van Portugal!’ Ondertusschen drong pinto aan het hoofd der zynen in het paleis, en regelrecht naar de kamer van vasconcello. Hy ging met zulk een' moed en vertrouwen te werk, dat, toen | |
[pagina 213]
| |
hem een bekende ontmoette, en sidderend vroeg, wat hy aan het hoofd van deze gewapenden doen wilde, hy gelaten antwoordde: ‘Niets dan de regering veranderen, een' tyran uit de waereld helpen, en Portugal een' wettigen Koning geven.’ De Corregidor soarez, anders een bemind en vreedzaam man, die juist van vasconcello kwam, wilde zich, toen hy de saamgezwoornen ontmoette, van zyne rechterlyke magt bedienen, en sprak hen stout aan. Toen hy, in plaats van antwoord, van allen het vreugdegejuigch: ‘Leve de Hertog van braganza, onze Koning!’ vernam, meende hy dat het hem voegde het tegendeel te zeggen; met luider stem riep hy: ‘Leve onze Meester, de Koning van Spanje!’ Het waren zyne laatste woorden: een pistoolschoot stortte hem aanstonds ter aarde. Antonio correia, eerste Commissaris van vasconcello, ylde het gedruis te gemoet. Hy, en geessel der Portugeezen, en algemeen, gelyk zyn Heer, gehaat, ontfing dadelyk van Don antonio de menefez een dolksteek tot welkomst. Grimmig zag hy zyn' aanvaller in het gezicht, en riep hem toe: ‘Hoe! gy waagt het om my aan te grypen?’ Het antwoord dat hy kreeg waren eenige herhaalde dolkstee en, die hem ter aarde deden storten. Tot zyn ongeluk waren deze steeken niet dodelyk, en hy behield thans het leven, om het naderhand, wegens een' aanslag op het leven des Konings, veel schandelyker door beulshanden te verliezen. Thans waren de saamgezwoornen voor de kamerdeur van vasconcello. Hier stond een Spaansche Capitein, Don diego palcha, die met den degen in de vuist den ingang tegen de aandringenden moedig verdedigde; doch een steek in den arm noodzaakte hem welhaast den degen te laten vallen. Hy wierd het venster uitgeworpen, en brak een been. Nu drongen zy woedende in vasconcello's kamer, alwaar zy hem niet vonden. Zy doorzochten alle hoeken, de bedden kassen en kisten; zy geloofden dat hy zich langs een' verborgen trap, die naar de rivier leidde, gered had, en wanhoopten byna hem te vinden. Eindelyk wierd hy in een achter de tapyten verborgen kas ontdekt, waarin hem een oude dienstmaagd verborgen had, die thans, door bedreigingen verschrikt, zyne schuilplaats openbaarde. In deze kas zat hy geheel met papieren overdekt; men rukte hem 'er uit. Doodsbleekheid lag op zyn gelaat, en zyne oogen vonkelden van wanhoop. Hy trok onwillekeurig den degen, en kon geen woord spreken, niet eens om ontferming bidden. Don rodrigo de saa gaf hem den eersten pistoolschoot, en de anderen doorboorden zyn ligchaam met razende woede. | |
[pagina 214]
| |
Zy wierpen hem uit het venster op de slotplaats, en riepen juigchende de aldaar vergaderde menigte toe: ‘Vryheid! de tyran is gevallen! Leve Don juan de vierde, Koning van Portugal!’ Het volk juigchte dezen uitroep naar, en viel schuimbekkende op het ligchaam van vasconcello. Men rukte hem den baard en de oogen uit, verpletterde het hoofd, doorboorde het ligchaam met dolksteeken, en scheurde hem byna in duizend stukken. Zo lag hy thans voor de voeten zyner voormalige slaaven, die hunne ketenen verbroken zagen en vreesselyk ontwaakt waren. Lang lag het ligchaam des ongelukkigen, tot een' afschuw der voorbygangers, naakt ten toon, tot eindelyk de Barmhartige broeders het op de kar der misdadigen van daar voerden en in hunne kerk ter aarde bestelden; hetwelk zy echter niet zonder den bystand van Don gaston cotinha en zyne manschappen hadden durven wagen. Het overschot van vasconcello wierd met de grootste vrees in stilte weggenomen. Hy, wiens rykdommen zo groot waren, hy, die een geheel Ryk regeerde, wierd in eene voor de aalmoessen der Barmhartige broeders gekochte deken gewikkeld, en in een' afgelegen hoek begraven. Zulk een einde had de trotsche dwingeland zyner landgenooten, van allen vervloekt, van geen eerlyken Portugees beklaagd, als een waarschouwend voorbeeld voor alle Volkstyrannen. Zyne door geweld en afperssingen saamgeschraapte rykdommen wierden een roof des verbitterden volks. Ondertusschen had de Vice-Koningin het gerucht vernomen. Zy trad aan het venster en riep: ‘Portugeezen! wat is dat? Gedenkt aan uw' pligt!’ Maar de saamgezwoornen naderden haar vertrek en vonden het gesloten; zy klopten aan, en geboden met luider stem de deur onmiddelyk te openen. De Vice-Koningin zelve deed hen open, verzeld van haare sidderende staatjuffers en den Aartsbisschop van Braga. Men verhaalde haar het gebeurde. Zy vernam het elendig einde van vasconcello, bleef bedaard, scheen de gerechte wraak der Portugeezen aan hunnen dwingeland, die van haar, uit hoofde zyner trotschheid, zelf gehaat was, te billyken, of ten minsten te vergeven, en gaf te kennen, dat zy hoopte, men zou nu de wapens, na bevredigde wraak, nederleggen. Daarby beloofde zy de saamgezwoornen by den Koning vergiffenis voor hunne daad te bewerken, indien zy zich van nu aan stil gedragen wilden. Maar menefez antwoordde haar: ‘Hertogin! kunt gy geloven dat zo veele Edelen de wapenen opgevat zouden hebben om niets daarmede te doen dan een' elendigen zyn nog | |
[pagina 215]
| |
elendiger leven te benemen, dat hy door beulshanden had moeten verliezen? Neen, daarmede is het niet afgedaan: wy erkennen geen Koning filips meer. Wy hebben de wapenen opgevat om den wettigen Koning Don juan van braganza op den Troon zyner Voorouders te zetten, die hen zo schandelyk en tot ons verderf ontweldigd wierd.’ ‘Gy schertst,’ zeide de Vice-Koningin, verlegen. ‘Wy hebben ons in u bedrogen, en gy bedriegt u in ons: wy zyn geen spotters,’ antwoordde almeida. De Aartsbisschop verkondigde zyne tegenwoordigheid met harde woorden, sprak van oproer en gruweldaaden, en vergat zich zelven zo verre, dat hy een' der omstaanders den degen ontrukte. Zeer gebelgd wendde almeida zich tot hem, en zeide: ‘Laat af, Aartsbisschop! en zwyg. Het was vooraf reeds ook op uw hoofd gemunt. Dat gy het lot van vasconcello niet met hem deelt, zyt gy alleen aan myne voorspraak verschuldigd. Spreek verder, en ik zal u niet meer kunnen beschermen.’ Toen de geestelyke heer zo hoorde spreken, veranderde zyne grimmigheid in schrik. Hy verliet de Vice-Koningin, en maakte zich schielyk weg. Deze wilde naar buiten by het volk. Noronha verzocht haar, dat zy zich aan geen gevaar zou blootstellen. Niet zonder trotschheid vroeg zy: ‘En wat kon men my wel doen?’ ‘Niets meer dan uwe Hoogheid uit het venster werpen,’ antwoordde noronha. Zy verschrikte en trad verlegen terug. Men zeide haar, dat zy zich gerust op haar kamer houden, en als eene gevangene der Natie beschouwen moest. Tot haare zekerheid bleef almeida by haar, tot zy als gyzelaarster in betere bewaring gebragt wierd. De overige saamgezwoornen verzekerden zich intusschen van de voornaamste Spanjaarden. De Opperhofmeester der Vice-Koningin, de Marquis puebla, de Admiraal de castro, de Opperstalmeester beinetto, en veele anderen van magt en aanzien, wierden in stilte gevangen genomen. De kerkers wierden geöpend, en de gevangen Portugeezen in vryheid gesteld, die zich dadelyk met hunne bevryders veréénigden. Maar nog was de Citadel door de Spanjaarden bezet, en derzelver bezetting, onder welker kanonnen de Stad stond, kon den Portugeezen de vreugd zuur doen opbreken: derhalven begeerde men van de Vice-Koningin een bevel aan den Gouverneur om zich over te geven. Zy weigerde standvastig te voldoen aan het geen men van haar vorderde; maar toen men haar | |
[pagina 216]
| |
met het doodschieten van alle gevangen Spanjaarden bedreigde, gaf zy eindelyk wat men haar afdwong. De Gouverneur der Citadel, Don luis del campo, wilde in het eerst, niettegenstaande het bevel, zich niet overgeven; maar de vreeslyke bedreiging des volks, om alle gevangen Spanjaarden te vermoorden, bragt hem eindelyk tot andere gedachten. Hy opende de poort, en de Portugeezen namen bezit van de Citadel. En nu ylden mendoza en mello naar den Hertog van braganza, die intusschen in de pynelykste verwachting en onzekerheid wegens den uitslag der zaaken was, om hem het aangenaam bericht van hunne gelukkig geslaagde pogingen te brengen; doch de getrouwe pinto was ben reeds door een' aan den Hertog gezonden courier voorgekomen. Groot was de vreugde des volks te Lissabon. Oud en Jong, Vrouwen en Kinderen, Priesters en Leeken, stroomden langs de straaten door elkander, vraagden, verhaalden elkander wat 'er gebeurd was, juigchten, vlogen dankend in de Kerken, prezen God, alle Heiligen, en de Redders van hun Vaderland. Vreugdetraanen stroomden uit de oogen van bevende Gryzaards, die zich door hunne zwakheid niet wederhouden lieten om zich onder de juigchende menigte te mengen; de Kinderen vouwden verheugd de handen, en Mannen en Vrouwen riepen luid: ‘Leve onze Koning, Don juan de vierde!’ Deze deed eindelyk, vyf dagen daarnaGa naar voetnoot(*), zyne plechtige intrede, onder het gebulder van het geschut, het gelui der klokken, en het algemeen gejuigch des van vreugde opgetogen Volks, te Lissabon. Zyn weg naar het paleis was met bloemen bestrooid; met een vrolyk hart juigchte men hem overluid te gemoet: ‘Gegroet zy hy, die komt in den naam des Heeren! Leve onze wettige Koning en Heer, Don juan de vierde!’ |
|