| |
Eenige byzonderheden, betreffende Maria Wollstonecraft.
‘Aan de Schryvers der Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen.
Medeburgers!
Leevensberigten vallen byzonder in mynen smaak, en Gy voldoet daar aan menigwerven, in uw Mengelwerk. Billyk dat ik daar toe ook iets bydraage voor Leezers, die met my dien zelfden smaak hebben. Hier toe vond ik te deezer dagen aanleiding. De Beoordeeling van Mejuffrouw wollstonecraft's Brieven, geschreeven geduurende eene Reize door Zweeden, Noorwegen en Deenmarken, in de Algem. Vaderl. Letteroef. des Jaars 1799, bl. 536, leezende, vond ik my opgewekt om my die Reize aan te schaffen. Ik vond dezelve overeenkomstig met Ul. beoordeeling; dan 'er bleef my eenige duisterheid over, ten aanziene van deeze en geene byzonderheid. Om dezelve opgeklaard te zien, ging ik te raade met de Korte Schets van het Leeven van maria godwin, geb. wollstonecraft, en haaren Letterkundigen Arbeid, in de Nieuwe Algem. Konst- en Letterbode, X D. bl. 33, waar toe aan den voet der bladzyde, in de Beoordeeling, geweezen werd: ik kreeg eenig meerder lichts; doch het was my niet genoegzaam. Eene gunstiger gelegenheid moest ik afwagten, om de by my begeerde ophelderingen gebooren te zien. Deeze trof ik aan, by het doorleezen van The Monthly Review for November 1798, waar twee Werken beoordeeld worden, het een getyteld: Memoirs of the Author of A Vindication of the Rights of Woman, by william godwin; het ander, Posthumous Works of the
| |
| |
Author of A Vindication of the Rights of Woman. Ik vond my opgewekt om het geen tot nader kennis aan die Schryfster kan strekken daar uit te ontleenen, en het Ul. ter plaatzing toe te schikken. Het zyn, 't is waar, Fragmenten; doch het licht, 't geen ze my gaven, en 't welk my aangenaam was, zal, hoop ik, een deel uwer Leezeren niet ongevallig weezen. In allen gevalle, vindt Gyl. reden om het niet te plaatzen, dan heb ik een weinig te vergeefsch gearbeid, en arbeidende my vermaakt.’
Waar Mejuffrouw wollstonecraft gebooren werd, betuigt haar Egtgenoot godwin niet te weeten. Zy ving de loopbaane, op welke zy Lettereere behaalde, aan, gelyk milton, Sir richard blackmore, Dr. johnson, en anderen, die eenen naam in de Geleerde Wereld maakten, met eene School te houden - vervolgens zette zy zich tot voor de Drukpers te schryven, en maakte eerst eenigen naam door tegen Mr. burke de pen te voeren, over de Rechten der Menschheid; dan was zy de meeste vermaardheid verschuldigd aan haare Verdeediging van de Rechten der Vrouwen. Benevens Aanmerkingen over Burgerlyke en Zedelyke Onderwerpen. ‘Door dit Werk heeft zy,’ naar het oordeel van haaren Leevensbeschryver en Man godwin, ‘meer weezenlyken dienst aan de zaak van haare Sexe gedaan, dan alle andere Schryvers, zo manlyke als vrouwlyke, die zich immer aangedreeven voelden om de pen op te vatten, ten behoeve van verdrukte en beledigde Schoonheid.’
Een Voorstandster der Omwenteling in Frankryk, tot dat het Schrikbewind haar van de ongebondenheden aldaar wendig maakte, vervaardigde zy een Historical and Moral View of the Rise and Progress of the French Revolution; doch van dit Werk zag slegts het eerste Deel het licht. Zy zelve bevondt zich eene wyl te Parys. Aldaar onthieldt zy zich eenen korten tyd, en schreef den 15 Feb. 1793 eenen Brief over het tegenwoordig Character der Fransche Natie.
Ongelukkig leefde zy, in Frankryk, in Huwelyks-gemeenschap, doch ongetrouwd, met Mr. imlay, die
| |
| |
haar bezwangerd verliet, en eene andere verbintenis aanging. [Het Kind, uit deeze Gemeenschap gebooren, is, naar alle waarschynlykheid, dat Kind, 't geen, in de Brieven over de Noordsche Ryken, menigmaal op eene zo aandoenlyke wyze voorkomt, en ons de gezegde onopgehelderde duisterheid baarde.] Dit was meer dan de Platonische Liefde, welke zy voorheen voedde voor Mr. fuseli, een Schilder. De trouwlooze behandeling, haar door Mr. imlay aangedaan, zette haar aan om in de Theems een einde aan haar Leeven te willen maaken; dit, door de Nieuwspapieren van dien tyd vermeld, werd van veelen toen voor laster gehouden; doch haar Egtgenoot godwin erkent het ten vollen.
Niet afgeschrikt door de trouwloosheid van Mr. imlay, leefde zy eenigen tyd met Mr. godwin, eerst als Vriendin; doch deeze Vriendschap veranderde eerlang in Liefde. ‘Vóór onze wederzydsche Liefdeverklaaring,’ schryft Mr. godwin, ‘voelden wy ieder ons van de opregtste toegenegenheid ten halven verzekerd, doch tevens eene beevende bezorgdheid om deswegen volkomen zekerheid te bekomen. - Maria leunde met haar hoofd op de schouder van haaren Minnaar, hoopende een hart te zullen aantreffen, waar aan zy veilig haar geheele wereld van genegenheid mogt toevertrouwen, doch tevens vreezende eenen misstap te zullen begaan; nogthans voedde zy dat edelmoedig vertrouwen, 't welk in eene edelaartige ziel nooit wordt uitgedoofd. Ik had, tot deezen tyd toe, nog nimmer bemind, of ten minsten de Liefdedrift niet gevoed tot die rypheid, of een Voorwerp ontmoet, zo ten vollen de hartlykste Liefde waardig.’
By dit verslag, wegens de opregtheid en vuurigheid van deeze wederzydsche Liefdedrift, voegt hy: ‘Wy trouwden niet!’ - Welk niet trouwen hy op deeze wyze tragt te verdeedigen: ‘Het is bezwaarlyk eenig ding ter algemeene aanneeming aan te pryzen, strydig met de vastgestelde regelen en vooroordeelen van het Menschdom; maar zeker kan 'er niets zo belachlyks weezen, of zo strydig met den algemeenen loop des Gevoels (Sentiment), als te vorderen, dat de overvloeijingen der ziele wagten na eene Plegtig- | |
| |
heid, en dat, het geen, waar kieschheid en verbeelding bestaat, van alle dingen het meest een byzonder heiligdom is, met trompetgeschal aan te kondigen, en het oogenblik, wanneer zulks het hoogste toppunt beklommen heeft, te vermelden.’
De Heer godwin, begrypende, dat deeze verfynde en sentimenteele redeneertrant de wereld niet zou overtuigen van de voegelykheid der handelwyze in deezen gehouden, voegt 'er by: ‘Daar waren andere redenen, waarom wy niet onmiddelyk trouwden. Maria was volkomen overtuigd van de voegelykheid haars gedrags.’ - Dit zou men met reden mogen in twyfel trekken. Haare eigene ondervinding, in het voorgevallene met Mr. imlay, van de jammerzalige gevolgen, waar aan eene Vrouw zich blootstelt door eene Verbintenis buiten Huwelyk, moest haar ten minsten geleerd hebben de Onvoorzigtigheid, om de Wetten der Maatschappy, ten opzigte van het Huwelyk, te miskennen en te versmaaden. Geen kwaad kan 'er ontstaan uit het doen eener Gelofte van Liefde; maar veele onheilen moeten 'er gebooren worden uit het versmaaden des Huwelyks, gewis een der eerste Instellingen, weezenlyk behoorende tot de Maatschappylyke Orde, om des niet meer te zeggen.
Ten aanziene van dit Onderwerp geeft de Heer godwin ook hier veeleer zyne eigene gevoelens op, dan die zyner Vrouwe; of hy stelt de haare voor, gekleurd met de verwe van zyne eigen begrippen. Dit is misschien ook het geval met het verslag, door hem gegeeven, wegens de Godsdienstbegrippen zyner Egtgenoote. Hy vermeldt 'er dit van: ‘Haar Godsdienst hadt, met de daad, weinig gemeenschap met eenig Stelzel, en zy heeft my menigmaalen betuigd, dat dezelve veel meer gegrond was op Smaak, dan op de muggezifteryen van geschilvoerende onderscheiding. Haare Ziel hegtte zich bestendig aan het verheevene en beminnelyke. Zy schiep een onuitspreekelyk genoegen in de schoonheden der Natuure en in de schitterende verrukkingen der verbeelding. Maar de Natuur zelve, begreep zy, dat niet beter zou weezen dan een groot niet, indien de ziel van den Waarneemer haar niet aanvulde met iets bezielende Wanneer zy wandelde, omringd van de wonderen der Na- | |
| |
tuure, was zy gewoon te verkeeren met haaren God. Zy schilderde dat Weezen in haare ziel af, als niet min beminnelyk en goedertieren, dan groot en verheeven. Zy hadt in haare jeugd weinig onderwys in den Godsdienst genooten, en haar Godsdienst was bykans geheel van haar eigen maakzel. Maar zy was 'er, uit dien hoofde, niet minder aan gehegt, of minder zorgvuldig in het volbrengen van 't geen zy Godsdienstpligten agtte. Zy kon zich den tyd niet herinneren, dat zy geloofd hadt in de staffen des Toekomenden Leevens. De begrippen van haar Stelzel sprooten voort uit haaren eigen zedelyken smaak, en haar Godsdienst was, te dier oorzaake, voor haar altoos eene voldoening, nimmer een schrik geweest. Zy verwagtte eenen Toekomenden Staat; maar zy wilde niet gedoogen, dat haare denkbeelden van dien Staat zouden gewyzigd worden door de begrippen van een Oordeel of Vergelding. Uit deeze schets is het genoegzaam openbaar, dat het genoegen, 't welk zy schiep in nu en dan de Leerredenen van Dr.
price te hooren, niet vergezeld ging met eene schroomvallige aankleeving van diens Leerbegrippen. Zy woonde tot den Jaare 1787 de Openbaare Godsdienstverrigtingen, voor het meerendeel naar de inrigtingen der Kerk van Engeland, vry geregeld by. Naa dien tyd bezogt zy de Kerk zo geregeld niet, en het leedt niet lang of zy liet zulks geheel vaaren. Ik geloof het mag voor een grondregel aangenomen worden, dat niemand van een welonderlegd verstand, die de ingewikkelde onderwerping der jeugd heeft afgeschud, en geen yverig voorstander is van eenige Secte, zich kan schikken naar den openbaaren en geregelden loop van Leerredenen en Gebeden.’
Het Huwelyksgeluk, 't welk Mr. godwin met zyne maria genoot, was van korten duur. Zy trouwden in April van het Jaar 1797; en den tienden van September, daar op volgende, stierf zy in het Kraambedde, acht en dertig jaaren bereikt hebbende. Op den vyftienden dier Maand werd zy begraaven op het Kerkhof van St. Pancras, Middlesex. Eenige weinigen van de zodanigen, die zy meest agtte, woonden de Lykplegtigheid by. Op haar Graf wordt een eenvoudig Gedenkteken opgerigt, door eenigen haarer Vrienden, met dit Opschrift, haar als Schryfster aanduidende van
| |
| |
haar voornaamste Werk, de Verdeediging van de Rechten der Vrouwen.
mary wollstonecraft godwin,
Author of
A Vindication
of the Rights of Woman,
Born XXVII April MDCCLIX.
Died X September MDCCXCVII.
Wy moeten, ten slot, nog iets zeggen van haare Posthumous Works. Zy behelzen een Roman, onder den Tytel, de Rampzaligheden der Vrouwen, of maria. Dit beslaat twee van de vier Deelen; het mag, als niet afgewerkt, liever een Fragment van een Roman heeten. Naar het Oordeel der Boekbeoordeelaaren, uit wier arbeid wy dit overneemen, verliest de wereld niet by het onvoltooid laaten; en zou dezelve dit Werk, ten aanzien van de bevordering in Zedelykheid, wel geheel hebben kunnen missen, als ten opzigte van het Huwelyk veele tot losbandigheid aanleidelyke stellingen behelzende, en uitloopende om met eloisa uit te roepen: Vervloekt zyn alle Wetten, behalven die de Liefde heeft voorgeschreeven! - Lessen voor een Kind. - Brieven aan een Heer, waarschynlyk Mr. imlay, van wien wy gesprooken hebben. - Een Brief over het tegenwoordig Character der Fransche Natie, geschreeven uit Parys, 15 Feb. 1793. - Een Inleidende Brief, over het opvoeden van Kinderen; met de lyst der Hoofdstukken voor een reeks van Brieven over dit Onderwerp. - Brieven aan Mr. johnson, den Boekhandelaar. - Uittrekzel van het Hol der Verbeelding. Eene Vertelling. - Eene korte Proeve over de Dichtkunde en ons genoegen in de Schoonheden der Natuure. - Werken, voornaamlyk bestemd om gevoegd te worden in het tweede Deel der Verdeediging van de Rechten der Vrouwen.
De Brieven aan Mr. imlay, die het derde en een gedeelte van het vierde Deel beslaan, zouden, hoogstwaarschynlyk, door andere Egtgenooten dan de Heer godwin agterwege gelaaten zyn; dan hy geeft ze niet alleen in 't licht, maar vergezelt ze met eene Voorreden, waar in hy betuigt, ‘dat die Brieven de schoonste voorbeelden behelzen van de taal des Gevoels en der Liefdedrift, ooit der wereld aangeboden, en eene treffende
| |
| |
gelykvormigheid hebben met den beroemden en zo gevoelig geschreevenen werther.’ - ‘Die Brieven zyn,’ gelyk hy 'er byvoegt, ‘de afstammelingen van eene gloeiende verbeeldingskragt, en van een hart, diep doordrongen van de Drift, welke zy tragt te beschryven.’ - Onder het leezen hebben wy ons beklaagd, dat een Hart, zo vervuld met waare Liefdedrift, zulk eene koele en slegte bejegening van Mr. imlay ontmoette. Haare Liefde ging niet gepaard met eene genoegzaame maate van Voorzigtigheid: dit was misschien de bron der elende, van welke deeze Brieven nu ten standhoudenden blyke strekken. Eenige uitdrukkingen, daar in voorkomende, zyn de kieschste niet.
Wy geeven hier een gedeelte van den tweeden Brief, als betrekking hebbende tot het Kind, 't welk ons de meergemelde duisterheid baarde. Zy schryft aan Mr. imlay.
‘Ik gehoorzaam aan de beweeging van myn hart, 't welk my deedt denken om U, myn Waarde, goeden nagt te wenschen, eer ik my ter ruste begeef, met tederder aandoeningen vervuld, dan op morgen myn geval zal weezen, als ik, in haast, een regel of twee onder het oog van Colonel - zal schryven.
Gy kunt U bezwaarlyk verbeelden, met welk een genoegen ik den dag vervroeg, wanneer wy zullen aanvangen te zamen te leeven; gy zoudt glimplachen, als ik U vermeldde, hoe veele plans van bezigheid ik in myn hoofd heb, nu ik my verzekerd houd, dat myn hart rust gevonden heeft in uwen boezem! - Kweek met my die waardige tederheid aan, welke ik alleen in U gevonden heb. En uw eigen dierbaare Meid zal tragten in een bestendige werkzaamheid te houden dat gevoel, 't welk U somtyds smert veroorzaakte. - Ja, ik houd my verzekerd, dat ik verdien gelukkig te weezen; en, als gy my bemint, kan ik niet weder vervallen in dien elendigen staat, die my het leeven tot eenen last maakte, bykans te zwaar om te draagen.
Maar, goede nagt! - God zegene U! - Sterne zegt, dat dit met een kus gelyk staat - nogthans zou ik U liever een kus op trouw geeven, gloeijende van dankbaarheid aan den Hemel, en van genegenheid tot U. - Het woord Genegenheid be- | |
| |
haagt my, dewyl het iets hebbelyks aanduidt; wy zullen elkander welhaast zien, om te beproeven of wy moeds genoeg hebben om onze Harten warm te houden.’
‘Ik zal op morgen, een weinig over tien uuren, aan de Barriere weezen. - De Uwe -’
Dit was eene afspraak; en wy worden in eene aantekening onderrigt, dat een Meisje het gevolg was deezer ontmoetinge, en daarom de Barriere-Dogter geheeten.
|
|