kan onderkend worden, niet alleen in een Vogelkabinet, onder andere Vogelen van dit Geslacht, maar zelfs in de vlugt, door de lang afhangende pooten.
Haazen, en de kleiner soort van Antelopen, vallen hem doorgaans ten prooy, welke hy doodt op eene wyze, die zeer zyne sterkte kenmerkt. De moed van den Griffard spreidt zich nogthans op het onderscheidendst ten toone in den kryg, welken hy voert met andere Roofvogelen. Zo ras een derzelven zich zoekt in te dringen in het wyduitgestrekt gebied, 't welk deeze gewiekte Monarch gekoozen heeft, wordt hy onverwyld aangevallen en verdreeven. Het gebeurt somwylen, dat geheele benden van Gieren en Ravens zich vereenigen om den Griffard van zynen prooy te ontzetten; maar de stoute en onverschrokke houding van deezen Vogel, gevestigd op den door hem gevangen prooy, is genoegzaam om de geheele bende van plunderaaren op een afstand te verwyderen.
Deeze Arend leeft, geduurende het geheele Jaar, met zyn Wyfje; doorgaans vliegen zy te gader, en zweeven niet buiten hun eens gekoozen grondgebied. Zy plaatzen het nest op den top van eenen zeer hoogen boom, of op den ontoeganglyken hoek van een rots. Het nest is plat, tusschen de vier en vyf voeten over kruis, en omtrent twee voeten dik, sterk genoeg om de zwaarte van een mensch te kunnen draagen. Indien het ongestoord blyft, kan het een reeks van jaaren duuren, en waarschynlyk zo lang als het leeven van het Vogelpaar. Hetzelve bestaat uit een aantal sterke houten, van verschillende lengte, rustende op de vorkswyze boomtakken, zamengevlogten door tusschengestooken dunnere takken; hier boven op ligt eene laage droog mosch, bladeren, hooi, enz.; eindelyk treft men eene derde laage aan, bestaande uit kleine stukjes droog hout; hier op legt het Wyfje, zonder eenig bedde van dons of vederen, haare eijeren.
De Griffard bouwt zyn nest, by voorkeuze, op een hoogen alleenstaanden boom, van welken hy op eenen verren afstand eenig naderend gevaar kan ontdekken. In de rotzen is zyne wooning meer blootgesteld aan den inval van de kleinder vleeschvreetende viervoetige Dieren, die te geduchter zyn van wegen derzelver kleinheid.