| |
Uittrekzel eener reize rondsom de wereld, in de jaaren MDCCLXXXV, MDCCLXXXVI, MDCCLXXXVII en MDCCLXXXVIII, door J.F.G. de la Pêrouse. Uitgegeeven volgens besluit der nationaale vergadering van den 22 van grasmaand 1791, door M.L.A. Millet-Mureau.
(Vervolg van bl. 112.)
Naa het vertrek der Schepen van Paasch Eiland, op den 10 van Grasmaand 1786, kwamen zy aan de Sandwich Eilanden, en op den 21 van Bloeimaand landde een gedeelte van het Scheepsvolk op het Eiland Mowee. ‘De Leezer,’ schryft de Heer pêrouse, ‘moet in dit Werk geen breed verhaal verwagten van een Volk, zo ten overvloede bekend gemaakt door de Engelsche Reisbeschryvingen: deeze Zee - reizigers bragten vier maanden op die Eilanden door, en ons verblyf was slegts eenige uuren.’
Diensvolgens vinden wy weinig belangryks, tot dat zy, geduurende hunne Reis op 34o Noorder Breedte gekomen, zich omgeeven vonden door nevelen en dampen; 't welk den Scheepsbevelhebber verpligtte, om alle voorzorgen te gebruiken tegen scorbutike ongesteldheden. - Geduurende den ledigen tyd, welken zy hadden, buiten
| |
| |
het gezigt van eenig land zeilende, was men bedagt op de volgende werkzaamheid. By het gereedmaaken tot den Tocht hadt men zeer goed gekeurd het denkbeeld, dat hard gedroogd Koorn veel beter zou blyven dan Meel of Beschuit, en in gevolge daar van een grooten voorraad van gedroogd Koorn medegenomen. Zy hadden ook Molensteenen van vier en twintig duim over 't kruis en vier en een halve duim dik. Vier man waren 'er noodig om die in beweeging te brengen en aan den gang te houden. Toen zy 'er meel mede gemaalen hadden, bevondt de Bakker, dat het Graan alleen gebrooken en niet gemaalen was; en de arbeid van een geheelen dag, van vier man, elk half uur afgelost, leeverde niet meer dan vyf en twintig Ponden van dit slegte meel. Naardien het medegenomen dus gedroogde Graan bykans de helft van hun leevensvoorraad uitmaakte, zouden zy zich in groote verlegenheid bevonden hebben, waren zy 'er niet uit gered geworden door het vindingryk vernuft van den Heer de langle, die, met behulp van een Matroos, die voorheen een Meelmolenaars knegt geweest was, op het denkbeeld viel, om aan de Molensteenen de beweeging te geeven, gelyk aan die van een Wind-Koornmolen. Eerst beproefde hy het met zeilen op den wind gezet: dit slaagde eenigermaate; dan welhaast werd hy te raade, een draaikruk in stede te neemen: door dit middel verkreeg men Meel, zo goed als van een gewoonen Koornmolen, en zy waren in staat om elken dag twee honderd Ponden Koorn te maalen.
Een gansche reeks van Zeemans waarneemingen voorbygaande, komen wy tot de eerste weezenlyke ontdekking op deeze Reis gedaan, die van een Baay of Haven, door geen der vroegere Zeevaarderen ontdekt. Dezelve is gelegen dertig mylen ten Noord - westen van Los Remedios, de uiterste grens der Spaansche Zeevaarderen, omtrent twee honderd vier en twintig mylen van Nootka, en honderd van Prins Williams-Straat. Aan deeze Plaats gaf de Heer pêrouse den naam van Port de Français. Zy vonden groote moeilykheden by het landen, welke zy eindelyk, op den veertienden van Hooimaand, te boven kwamen.
Pêrouse verhaalt hunne ontmoeting der Inwoonderen in deezer voege. Geduurende ons verblyf aan den ingang van de Baay vonden wy ons steeds omringd door de Canoes der Indiaanen. In verruiling voor ons Yzer,
| |
| |
booden zy ons Visch, Otterhuiden en die van andere Dieren aan, als mede een en ander stuk van hunne kleeding. Zy hadden, tot onze groote verwondering, het voorkomen van op den handel wel afgerigt te weezen, en zogten den koop te sluiten ten meesten voordeele voor zichzelven; hier in behoefden zy voor de bedreevenste Koophandelaaren in Europa niet te wyken. Daar was geen onzer Koopwaaren, op welke zy zo gesteld scheenen als op het Yzer. Zy namen ook eenige koraalen; doch dit diende veeleer om een koop te sluiten, dan tot eigenlyken handel. Wy haalden hun ook over om koperen plaaten en ketels te neemen; doch dit slaagde slegts eenige keeren: Yzer waardeerden zy boven alles. Dit Metaal was egter by hun geenzins onbekend. Zy hadden ieder een Dolk, daar van gemaakt, aan den hals hangen. De gedaante van dien Dolk geleek na de Krits der Inwoonderen van Hindostan, doch verschilde 'er geheel van in het handvatzel of de greep; deeze was met anders dan eene verlenging van het lemmer, rond gemaakt, en zonder eenige scherpte. Dit Wapentuig was beslooten in een lederen scheede, en scheen het dierbaarste van alle hunne bezittingen. - Ziende dat wy deeze Dolken met zeer veel aandagts bekeeken, gaven zy ons door tekenen te verstaan, dat zy dezelve nimmer gebruikten dan tegen Dieren des wouds. Eenige Dolken waren van Koper; doch zy scheenen dezelve niet boven de Yzeren te schatten. Het Koper is algemeen genoeg onder hun; doch zy bezigen het meest tot halscieraaden, armbanden, en andere pronkery; ook punten zy 'er hunne pylen mede.
Het was onder ons eene groote vraag, van waar deeze Metaalen kwamen. Het Koper mogten wy veronderstellen dat oorspronglyk bestondt in dit gedeelte van America, en de Indiaanen mogten bekwaam weezen om het tot bladen te maaken; maar oorspronglyk Yzer bestaat, naar alle waarschynlykheid, niet in de natuur, of althans zo zeldzaam, dat weinig Mineralogisten het ooit gezien hebben. Men kan het niet aanneemelyk keuren, dat dit Volk de bewerking zou gekend hebben om het Yzer-oir in den staat van Metaal te hervormen. Daarenboven zagen wy, op den dag onzer aankomst, gepolyste halsbanden, en eenige kleine stukjes van Geel-koper, 't geen men weet dat eene zamenstelling is van Koper en
| |
| |
Zink. Gevolglyk leidde alles, wat wy gezien hadden, ons op om te denken, dat de Metaalen, welke wy zagen, uit Rusland kwamen, of van de Factoryen der Maatschappy aan Hudsons - Baay, of van de Americaansche Handelaaren, die tot in het binnenste van America reizen, of zelfs van de Spanjaarden, Doch ik zal hier naa doen blyken, dat zy allerwaarschynlykst die Metaalen van de Russen kreegen. Wy hebben het een en ander van dit Yzer medegenomen; het is zo zagt en laat zich zo gemaklyk snyden als Lood, en misschien is het voor de Mynstofkundigen niet onmogelyk, het Land en de Mynen aan te wyzen, waar uit het gehaald werd.
De zugt tot Goud is niet sterker heerschende in Europa, dan die tot Yzer in dit gedeelte van America; 't geen ten bykomenden bewyze strekt van de schaarschheid deezes Metaals. Elk Eilander bezit 'er wat van, doch, om de waarheid te zeggen, in kleine hoeveelheid; maar zy zyn 'er zo greetig op gesteld, dat zy niets onbeproefd laaten om het te verkrygen.
Op den dag onzer aankomste werden wy bezogt door het Opperhoofd des voornaamsten Dorps. Eer hy aan boord kwam, scheen hy voor de Zon een gebed uit te storten. Hy hieldt daar op eene lange aanspraak, welke beslooten werd met eenige zeer aangenaame gezangen, die zeer veel overeenkomst hadden met ons eenvoudig Kerkgezang. De Indiaanen van zyne Canoe zongen met hem mede, herhaalende Choorswyze het zelfde Lied. - Naa deeze pligtpleeging kwamen zy meest allen aan boord, en dansten een uur lang op het geluid van hunne eigen stemmen, 't geen vry goed in den toon was.
Ik gaf het Opperhoofd verscheide geschenken; dit maakte hem voor ons zo lastig, dat hy elken dag vyf of zes uuren aan boord doorbragt; en ik was als genoodzaakt de geschenken herhaalde keeren te hernieuwen, of anders ging hy onvergenoegd heenen, en mompelde bedreigingen, die egter niet zeer te duchten waren.
Zo ras wy ons op het Eiland gevestigd hadden, kwamen meest alle de Indiaanen van de Baay derwaards. Het gerugt onzer aankomste hadt zich tot de omliggende streeken uitgebreid. Wy zagen veele Canoes aanroeijen, belaaden met eene zeer groote menigte Ottervellen, welke wy van deeze Indiaanen inruilden voor bylen, messen, en stukken Yzer. Zy gaven, in den beginne, hunne
| |
| |
Salm voor stukken van oude hoepen; doch zy werden welhaast wyzer, en wy konden geen Visch van hun bekomen dan voor spykers en ander klein yzerwerk.
Ik geloof dat 'er geen Land gevonden wordt, waar de Zee-otter algemeener is, dan in dit gedeelte van America; en het zou my niet verwonderen, indien een Factory of Handelplaats, hier aangelegd, die den handel langs de Zeekust veertig of vyftig mylen uitbreidde, 's jaarlyks tien duizend van deeze Ottervellen verzamelde.
De Heer rollin, Chirurgyn Major van myn Fregat, vilde, ontleedde, en vulde een deezer Otters op, de éénige, welke wy konden vangen. Ongelukkig was dezelve niet meer dan vier of vyf maanden oud, en woog slegts acht en een half pond. - Op de Astrolabe ving men een Otter, die ongetwyfeld den Indiaanen ontkomen was; want hy was zwaar gewond. Dezelve scheen den vollen groei bereikt te hebben, en woog ten minsten zeventig ponden. De Heer de langle liet dien Otter villen, om denzelven op te zetten; doch daar de last daar toe gegeeven was op het oogenblik van ons inzeilen in de Baay, werd hier op geen agt geslaagen, en wy konden den kop noch de kaak bewaaren.
De Zee-otter is een Dier van beiderlei leeven, beter bekend ter oorzaake van de fraaiheid der huid, dan uit hoofde van eene naauwkeurige beschryving deezes Diers. De Indiaanen van Port de Français noemen 't zelve Skecter; de Russen geeven 'er den naam van Colry-morsky aan, en onderscheiden het Wyfje door den naam van Maska. Eenige Dierbeschryvers hebben 'er van gesprooken onder de benaaming van Saricovienne; maar de beschryving van de Saricovienne by den Heere de buffon beantwoordt in geenerlei opzigt aan dit Dier, 't welk veeleer gelykt naar den Otter van Canada, dan naar dien van Europa.
Ten dage onzer aankomst op de tweede ankerplaats, vervaardigden wy een Observatorie, op een Eiland, een snaphaanschoot van het Schip gelegen. Hier maakten wy beschikking om al den tyd onzes verblyfs ons op te houden: wy stelden de Tenten voor onze Zeilenmaakers en Smits; desgelyks ons Vaatwerk, om het na te zien en te herstellen.
Naardemaal alle de Dorpen der Indiaanen op het Vasteland gelegen waren, vleiden wy ons in een veiligen staat op het Eiland te weezen; doch wy werden welhaast van
| |
| |
het tegendeel overtuigd. Reeds hadden wy ondervonden, dat de Indiaanen groote Dieven waren; doch wy veronderstelden niet, dat zy eene werkzaamheid en standvastigheid bezaten, in staat om de langwyligste en moeilykste ontwerpen ter uitvoer te brengen: dan wy leerden hun welhaast beter kennen. Zy bragten elken avond door in de gunstigste gelegenheid af te wagten om ons te besteelen; doch wy hielden goede wagt aan boord onzer Schepen, en zelden bedroogen zy onze waakzaamheid. Ik had daarenboven de Spartaansche Wet ingevoerd; hy, die zich hadt laaten besteelen, werd gestraft, en, indien wy den Dief niet toejuichten, vorderden wy het ontvreemde niet weder, om allen geschil te vermyden, 't welk slegte gevolgen mogt baaren. Ik wil niet ontkennen, dat deeze zagtheid hun onbeschoft maakte. Ik had nogthans getragt hun te overtuigen van de meerderheid onzer wapenen. Een met een kogel gelaaden Kanon was in hun byzyn gelost, om hun te doen zien, dat zy op een afstand konden geraakt worden. Een snaphaanschoot, met een kogel gelaaden, in tegenwoordigheid eener groote menigte deezer Indiaanen, doorboorde een verscheide keeren digtgevouwen schild, 't geen zy ons door verscheide tekenen beduid hadden dat ondoordringbaar was voor pylen en dolken; daarenboven schooten verscheide onzer Scherpschutters Vogels in de vlugt.
Ik ben ten vollen verzekerd, dat zy nimmer ten oogmerke hadden om ons met gevoelens van vrees te vervullen; maar ik houd my uit hun gedrag overtuigd, dat zy ons geduld voor onuitputbaar hielden. Hun gedrag drong my, om schielyk de daar aangelegde vastigheid van het Eiland weg te neemen. Zy landden daar in den nagt, van de zyde van de kust; zy trokken door een zeer digt bosch, 't welk over dag geheel ondoorganglyk was, en kruipende op hunne buiken als slangen, bykans zonder een blad te verroeren, wisten zy, in spyt onzer wagten, eenige onzer goederen weg te neemen; met één woord, zy bezaten de behendigheid om in de Tent te komen, waar de Heeren de lauriston en darbaud, aan welken het Observatorium was toevertrouwd, sliepen. Zy namen een Snaphaan weg, met zilver vercierd, als mede de kleederen der beide Officieren, die uit voorzorge dezelve onder hun bulster gelegd hadden. Zy waren niet ontdekt door een wagt van twaalf Soldaaten, en zy deeden geen van beide de Officieren wakker worden.
| |
| |
Deezen laatsten diefstal zouden wy ons luttel hebben aangetrokken; dan zeer speet ons het gemis van het oorspronglyk Aantekenboek, waar in alle onze Starrekundige waarneemingen, zints onze komst in Port de Français, opgetekend stonden.
Alle deeze hindernissen beletten geenzins, dat onze boots hout en water innamen. Alle onze Officiers waren onophoudelyk bezig aan 't hoofd van eenige werkende partyen, die wy noodzaaklyk aan strand moesten zenden. Hun vertooning en goede tugt hieldt de Indiaanen in ontzag.
Terwyl wy de spoedigste toebereidzels maakten tot ons vertrek, namen de Heeren de monneron en bernizet de Baay op, in een welgewapende boot. Het was my niet mogelyk, eenige Officiers hun mede te geeven, dewyl deeze allen elders bezig waren; doch ik had beslooten, dat de laatstgemelden, vóór het vertrek, alle de verkenningspunten zouden opneemen en de diepten aanduiden. - Wy stelden toen vast, vier en twintig uuren te schikken tot de Beerenjagt, van welke Dieren wy het spoor ontdekt hadden op de bergen, en vervolgens te vertrekken, dewyl het gevorderd jaargetyde ons niet toeliet langer te vertoeven.
Wy hadden reeds het diepste van de Baay bezogt, welke misschien de zonderlingste plaats op den aardbodem is. Om 'er eenig denkbeeld van te vormen, hebbe men zich voor te stellen, een Waterkom op het midden van eene onpeilbaare diepte, omzoomd met spitse bergen van eene ontzettende hoogte, bedekt met sneeuw, zonder eenige plant of grasscheut op deeze onmeetlyke verzameling van rotzen, door de natuur tot eene altoosduurende dorheid verweezen. Ik zag nooit een windvlaag de oppervlakte van dit water beroeren: het wordt nooit gestoord, dan door den val van schroomlyk groote Ysstukken, die zich losmaaken van verscheide Ysbeddingen, en in 't nederstorten een geraas verwekken, 't welk op een zeer verren afstand in het gebergte wederklinkt. De lugt is te deezer plaatze zeer zagt, en 'er heerscht eene zo diepe stilte, dat de stem van een mensch op den afstand van een halve myl kan gehoord worden, gelyk ook het geluid der Vogelen, die de eijeren leggen in de holten deezer rotzen.
Het was aan het einde van deeze Baay, dat wy hoopten kanaalen te zullen aantreffen, waar langs wy tot in het
| |
| |
binnenste van America zouden kunnen doordringen. Wy verbeeldden ons, dat dezelve zou eindigen in eene groote Rivier, welke tusschen twee gebergten heen stroomde, en dat deeze Rivier ontsprong uit de groote Meiren ten Noorden van Canada. - Zodanig was onze veronderstelling, en ziet hier wat daar uit gebooren werd. Wy vertrokken met de twee groote Booten van de Bousolle en de Astrolabe. De Heeren de monti, de marchaisville, de boutezvillers, en Vader receveur, vergezelden den Heer de langle; met my vertrokken de Heeren dagelet, boutin, saint crean, duchie en provest. Wy voeren het Westlykst Kanaal in. Voorzigtigheid raadde ons, niet te digt aan den oever te houden, uit vrees voor het nederstorten van steenen of ysbrokken. - Eindelyk kwamen wy, naa slegts één en een halve myl voortgevaaren te hebben, by eene naauwe golf, beslooten door twee verbaazende ysbeddingen. Wy waren genoodzaakt de stukken ys weg te werken, die het water bedekten, om in deeze diepte door te dringen. Het water was zo diep, dat ik, op een halve kabeltouwslengte van den wal, geen grond peilde met een lyn van honderd en twintig vademen. - De Heeren de langle, de monti en dagelet, en eenige andere Officieren, begeerden de ysbedding te beklimmen. Met onuitspreeklyk veel moeite kwamen zy op den afstand van omtrent twee mylen. Naa genoodzaakt geweest te zyn, met groot gevaar, over de spleeten van vervaarlyke diepten te springen, konden zy niets ontdekken dan eene aaneenschakeling van ysbeddingen en sneeuw, welke geen einde scheenen te hebben dan den top van den Berg Fair Weather, (Schoon Weder.)
Geduurende deezen Tocht bleef myn Boot aan den oever. Een stuk Ys, 't welk van boven neder in 't water stortte, op eenen afstand van meer dan vierhonderd Toises, veroorzaakte aan den oever eene zo geweldige golving, dat myn Boot omsloeg en een groot stuk wegs op de ysbedding gesmeeten werd. Dit ongeval werd schielyk hersteld, en wy keerden allen weder na boord, binnen weinig uuren onze reis in het binnenste van America volbragt hebbende. Ik had de Heeren monneron en bernizet afgevaardigd om den Oostlyken oever op te neemen, die, even als de andere, uitliep op twee ysbeddingen.
Op den dag naa deezen Tocht verscheen het Opper- | |
| |
hoofd aan boord, sterker vergezeld en fraaijer gekleed dan gewoonlyk. Naa eene menigte van zangen en danssen, deedt hy my den voorslag, om het Eiland, waar op ons Observatorium geplaatst geweest was, aan ons te verkoopen; buiten twyfel aan zich zelven en de andere Indiaanen het regt voorbehoudende om ons te besteelen. Het was iets meer dan twyfelagtig, of dit Opperhoofd eenig Land in eigendom bezat. Het bestuur deezes Volks is zodanig, dat het Land aan 't geheele Volk schynt te behooren. Dewyl nogthans een groote menigte Indiaanen getuigen waren van deezen koop, had ik een ontwyfelbaar regt om te besluiten, dat zy dit koopbedryf bekragtigden. Ik aanvaardde, overzulks, het gedaane aanbod des Opperhoofds, teffens overtuigd, dat dit koopverdrag vernietigd kon worden door veele gerigtshoven, indien het Volk ons het ooit wilde betwisten: want wy hadden geen bewys altoos, dat het Opperhoofd weezenlyk de eigenaar, en de getuigen zyne Vertegenwoordigers waren. - Wat hier van zyn moge, ik gaf hem verscheide ellen rood Laken, Bylen, Messen, Spykers, enz. Ik deelde ook geschenken uit aan zyn geheele gevolg.
De koop in deezer voege geslooten zynde, vaardigde ik lieden af, om van het Eiland, met de gewoone plegtigheden, bezit te neemen. Ik beval hun, een glazen vles aan den voet van een rots te begraaven, eene beschryving behelzende van deeze Bezitneeming, en lag daar by neder een der Medailles, in Frankryk vóór ons vertrek geslaagen.
Het voornaame werk, egter, 't welk ons bewoogen hadt om ons hier op te houden, was voleindigd: ons Geschut was in orde gebragt, onze last wel geschikt, en wy hadden zo veel houts en waters ingenomen als by ons vertrek van Chili. Geene haven op geheel het wereldrond kan meer goederen opleeveren om dit werk met spoed te verrigten, 't geen in andere oorden dikwyls zo zeer bezwaarlyk toegaat. Watervallen, gelyk ik reeds vermeld heb, van de toppen der Bergen nederstortende, stortten het heerlykst water in de vaten zo als zy in de booten lagen: aangespoeld hout ligt, in grooten overvloed, langs het strand van een effe zee. De Landopneeming door de Heeren de monneron en bernizet was afgedaan, zo wel als de afmeeting van een grondvlakte door den Heer blondela; 't welk de Heeren de langle, dagelet en veele andere Officiers in staat gesteld
| |
| |
hadt om de hoogte der Bergen, naar de regelen der Driehoekmeeting, te bepaalen. Alleen hadden wy reden om ons te beklaagen wegens het gemis van het Aantekening-Boek der gedaane waarneemingen door den Heer dagelet; dan dit gemis werd grootendeels vergoed, door verscheide aantekeningen, welke wy wedervonden. Met één woord, wy rekenden ons onder de gelukkigste Zeelieden, dewyl wy tot op zo groot eenen afstand van Europa gekomen waren, zonder iemand aan boord ziek te hebben, of één eenig man van het Scheepsvolk der beide Schepen met scorbut aangetast.
('t Vervolg hier naa.)
|
|