Ik zie, antwoordde de jonge couloski, met eene houding, die niet weinig aanmaatigends in zich hadt, uit uw gewaad, dat gy een Dervis zyt; doch, het is waarschynlyk, gy weet niet, dat ik de Zoon eens Wysgeers ben, en dat ik. God zy gedankt! zelve een Wysgeer ben. Als zodanig heb ik genoogzaame zekerheid om geene dwaasheid te pleegen.
Genoegzaame zekerheid om geene dwaasheid te pleegen - Ha! ha! ha! Dit zeggende, betoont gy u een dwaas.
Gy zyt een leugenaar, hervatte couloski.
Dat is nog niet beweezen, voegde hem de Dervis toe, met een veelbeduidende glimplach op zyn gelaad.
Daar is het bewys, zeide couloski, hem een slag geevende. Gaa onverwyld heenen, eer ik uwe onbeschoftheid ernstiger kastyde
De Dervis, wel ziende dat hy de zwakste was in lichaamskragten, droop heenen, en onze Wysgeer vervolgde zynen weg.
Helaas! dagt hy by zichzelven, ik heb my tot Toorn laaten vervoeren, tot Toorn, eene soort van dwaasheid, waar door ik my verbeeldde nooit beheerscht te zullen worden. Maar, myn Vader kon niet vooruitzien, dat ik zulk een Geestdryver zou ontmoeten, die my op eene zo onbeschofte wyze bejegende. Het valt zo gemaklyk niet, zich bedaard en geduldig te houden, als ik my in den beginne verbeeld had.
Onder dusdanige overleggingen kwam hy te Constantinopole. Geheel in verwondering opgetoogen, op het zien dier groote Stad, trok elk groot gebouw zyne aandagt, en hy bleef, voor eene wyl, opgetoogen vol verrukking staan. - Een dienstvaardige Jood, bemerkende dat de zich verwonderende Man een Vreemdeling was, deedt hem uit die verrukking opwaaken, en boodt hem zynen dienst aan.
Couloski schaamde zich over de verwonderende houding, waar in hy zich vertoond hadt, en verzogt den Jood, dat hy hem wilde geleiden ten huize zyns Ooms, den Bassa.
Gansch gaarne, zeide de Israëliet; maar welk een Bassa meent gy? want daar zyn 'er veele in Constantinopole.
Tot mynen Oom, antwoordde couloski, tot mynen Oom couloski, Bassa van drie Paardenstaarten.
De Jood, hier door genoegzaam onderrigt ontvangen hebbende, verzogt den zich verwonderenden en verlegen Jongeling hem te volgen: dan naauwlyks waren zy het huis van den Bassa ingetreeden, of zy hoorden een allerdeerlykst gejammer en gegil; Slaaven, Slavinnen liepen in de grootste verwarring en ontsteltenisse rond, en werden door de Officiers van het Seraglio wegg sleept. - Drie stommen verscheenen daar op; een hunner droeg een Hoofd op een piek.
Hemel! riep de Jood uit, welk een deerlyk ongeval! Zy draagen het hoofd van den Bassa couloski tot den Sultan!