Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1800
(1800)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe lof der Paruiken. Met Historische Aanteekeningen. Te Amsterdam, by G. Roos, 1800. In 8vo. 190 bl.Men kan het zeker als eene byzonderheid aanmerken, dat, in den zelfden tyd, in welken veele Mannen de Paruiken verworpen hebben, de Vrouwen zich, aan den anderen kant, hebben beyverd, om haare hoofden met dezelve te versieren. Deeze lof der Paruiken is niet dan een Hekelschrift op deeze verandering in de gevoelens der Vrouwen, hebbende ook een welgepruikte, doch geenszins schoone Vrouw op den tytel: een kapzel, dat men zegt dat gelyk is aan het kapzel van de moeder der Liefde. De Schryver, zeker een byzonder Vernuft, heeft zyn geschrift in twee byzondere deelen verdeeld, beschryvende 1, de Revoluties der Paruiken by de Hedendaagsche Volken; 2. den bloeijenden staat der Parurken by de Ouden; wordende door eene menigte Aan- | |
[pagina 632]
| |
tekeningen, waaronder ook eenige niet onaartige Versjens, gevolgd en geslooten. Van de menigte Paruiken, welke de Mode, ook reeds by ons, op de verschillende hoofden der menschen heeft geplaatst, zyn 'er geene meer in naam bekend geworden, dan de blonde Paruik voor de Vrouwen, en de Brutus- en Titusparuiken voor de Mannen. Ziet hier, hoedanig de Schryver dezelve aan zyne Leezers vertoont. ‘Hoe bekoorlyk staat de blonde paruik, die met bevalligheid haare tirebouchons laat golven, onder de zogenaamde bonnet a la folle, wiens boom met een roozencouleurde doek bedekt is! Hoe zachtjens golven de punten van deeze gedraaide kleine krulletjens, die de plaats van een Chignon vervangen. Lang leeve dus, voor eene schoone in haar négligé, de paruik a tire bourres!’ ‘Zie deeze man, die 'er uitziet als een kanunnik, en zich met een prachtig rytuig naar TivoliGa naar voetnoot(*) laat brengen: zie zyn breede en vierkante gestalte, door heil in de mode gebragt; zyn puntige laarzen, zyn ronde schouders, zyn platte zwarte hairen, die in den nek ongelyk afgesneeden, en als onder een hoed begraaven zyn. Een Duitscher zou misschien zeggen, dat die man 'er als een lompert uitziet! - Maar een Brutus - paruik kan alleen een hoofd naar de mode bedekken. Ziet gy daarenboven die eertyds driekleurige cocarde niet, waar van de verwoestende tyd nog alleen het wit eerbiedigde? Ja, zie, hoe dezelve zich nederig agter een gouden lis verbergt! Indien dit sterke contrast geen Romein aankondigd in een leverancier van de Republiek; als dan verraad dit ten minsten iemand, die binnen kort ryk is geworden.’ ‘Waar snelt dit rytuig zoo spoedig heen? Ontbloot van alle vreemde pracht schynen de hairen van de jonge Schoone, die in hetzelve zit, den hemel te bedreigen, en echter van deszelfs wortel, tot aan deszelfs top, zyn deeze hairen niet hooger dan een duim; een hoofd, dat aldus gekapt is, schynt juist het zinnebeeld van een Stekelvarken te zyn. Vrees echter niet, alle roozen steeken niet; onze schoonen hebben onder een Titus-Paruik alleen den schyn van wreedheid: hoe veele titussen zien wy thans, die rokken aan hebben; welke, niet minder toegeeflyk dan schoon, het hart vol hebben, op het herdenken van eene kleinigheid; en die elken avond tot zich zelven zeggen kunnen, in weêrwil van de Aria: Gy hebt uw dag verlooren! In waarheid, ik heb myn dag niet verlooren.’ De Vertaaler heeft de Grieksche en Latynsche verzen, als mede eenige geleerde Nooten en dubbelzinnige klankspeelingen, weggelaaten. Hy heeft de hoofden, welke Paruiken draagen, niet meerder willen belasten, dan noodig was. |
|