De Hertog van Monmouth, Tooneelspel. Gevolgd naar het Fransch, door D.A. van de Wart. Te Amsteldam, by P.J. Uylenbroek. In 8vo. 80 bl.
De Hertog van Monmouth, uit staatzucht den oorlog voerende tegen zynen Vader, den Koning van Engeland, ontvangt in eenen veldslag den geduchtsten neêrlaag, en heeft nauwlyks gelegenheid om langs zekeren weg te ontvluchten na de hut, alwaar zyne Minnares, Fanni Shaftsbury, hem met angst verbeidt. Een bericht, dat zyn hoofd op prys gesteld, en een aantal krygslieden hem zoekende is, doet hem, op het smeeken van Fanni, met zynen getrouwen Dienaar Hervey vluchten; doch daar deze door vermoeijing van den Hertog afgeraakt is, komt de laatste alléén in eene woesteny aan, waar hy echter een jong Boerinnetje vindt, die hem, als een' van het leger verdwaalden Officier beschouwende, op de minzaamste wyze bejegent, en van spys en drank voorziet. Terwyl zy hier mede bezig is, komt George, de Minnaar van Sara, (dus heet het Boerenmeisje) by hen, doet Sara eenige verwyten over haar onderhoud met den vreemdeling, en dreigt Monmouth (dien hy voor een' der Rebellen tegen den Koning houdt) by den Rechter te zullen aanbrengen. De Hertog maakt zich bekend, en George valt hem te voet, met betuiging, dat liefde voor Sara, en de vrees van haar te verliezen, hem tot deze bedreigingen hadden vervoerd. Intusschen komt Robert Edwidge, de Vader van Sara, om haar en George te zoeken; en daar Monmouth, door zich in een' grot te verschuilen, niet gezien wordt, begint Robert toevallig over hem te spreeken, en gewaagt, zyner nabyheid onbewust, met eenige hardheid over zyn slecht gedrag jegens den Koning, zynen Vader: op eene bevallige wyze maakt George aan Robert de nabyheid des Hertogs bekend; en deze Robert, zeer verbaasd van Monmouth
daar te zien, biedt hem nu zyne hut ter schuilplaats aan, zullende hy zich van boerenkleding voorzien, en alzoo doorgaan voor eenen Zoon van Robert, die reeds sints veele jaaren zynen Vader verlaaten hadt. Monmouth neemt dit aan, en volgt zyne beschermers, langs eenen omweg. Naa de hut bereikt te hebben, hoort Monmouth, dat Robert by Milord Halifax gegaan is, om een' gevangenen te zien, die hem wenschte te spreeken. Robert verhaalt, by zyne terugkomst, aan George, dat deze gevangene zyn Zoon James is, die, door een' Officier van de party der Rebellen, tot desertie verleid, en in gevolge daarvan ter dood veroordeeld is. - Schoon zy dit geval uit heuschheid voor Monmouth verbergen, bemerkt deze echter de stille smart zyner vrienden, en dringt zoo lang by George aan, tot deze 't hem meldt. Deze gebeurenis treft Monmouth, en