in dit stukje voorkomt is nog van weinig belang, en vry algemeen bekend; maar 'er zal nog een Deeltje volgen, waarin wy nog uitvoeriger lezen zullen, hoe de Heer en Mevrouw sternberg hunne kinderen hebben opgevoed, en welke grondregels in acht genomen, om hun ene verstandige opvoeding te geven; en, daar het grootste gedeelte der opvoeding aan Mevrouw is opgedragen, en Mynheer 'er dan alleen deel aan neemt, als haar gezicht te zwak wordt, verwachten wy, in ernst, hier vry wat goeds. Het VI Hoofdstuk (Genoegens der huwelyksche omhelzing is de tytel) heeft Mevrouw waarschynelyk toch niet ingezien; zy had anders buiten twyfel haren man verzocht, dat hy het maar geheel wegliet: wy begrypen ook niet, waartoe het dienen moet; als de geëerde lezer maar bericht heeft, dat de Bruidegom en Bruid in hunne kamer zyn, dan weet hy over genoeg; en had de Heer sternberg daaromtrend nog iets te zeggen, dit had hy met een enkel woord by ene andere gelegenheid al zo goed kunnen doen. Belangryker zou het, althands voor ons, geweest zyn, dat hy ons wat uitvoeriger onderricht had nopens zekere plechtigheid, by de Protestanten in zyn Land, naar het schynt, in gebruik; de duivelbezwering namentlyk, die hy, als een verlicht, hoewel sentimenteel man, den Predikant uitdrukkelyk verzocht had weg te laten, toen hy zyn kind, om het in te lyven in de gemeenschap van verstandige menschen, dopen liet, bl. 130. En, (wy hebben ons nu toch al ene enkele aanmerking veröorloofd, laten wy er deze ééne dan nog byvoegen) daar hy ons mededeelt, hoe zyn oude vader, wien de dood reeds op de lippen zweef, de, hem al stervende de aanmerkelyke geschiedenis van zyn vryën verhaalde, had hy dien trek van valsch vernuft maar moeten weglaten, daar de oude zegt, dat hy, by het eerst gezicht van zyn liefje, in dat ogenblik de bazuin van 's werelds
oordeel niet zou gehoord hebben, bl. 9. Een kind moet zyns vaders zwak toch liever maar niet aan den dag brengen. - Dan wy vrezen indedaad voor Mevrouw sternberg, schoon het juist niet waarschynelyk is, dat zy deze Recensie lezen zal; dan of het ongeluk dit wilde, zo willen wy ons best doen, of wy ons met haar niet weder verzoenen kunnen, en schryven daarom hier nu af, (en dit diene te gelyk voor den Lezer tot ene proeve) hoe haar echtgenoot haren persoon beschryft, nadat hy haar het eerst had ontmoet, bl. 22.
‘Zo stond zy voor my, als de koningin des levens, als het ryzig evenbeeld der eerste moeder van het menschelyk geslacht, niet dartel en verblindende, maar met zulke edele trekken, dat zy my wegsleepten. Hare oogen waren de spiegels harer ziele. Een gloeijend verlangen vlamde in dezelven. Haar voorhoofd was verheven, haar neus volgens de Grieksche wyze, en haar mond tot kuschjes gevormd.