| |
Verzameling van Stukken, betrekkelyk tot de, door de Municipaliteit van Amsterdam, tusschen dezelve Municipaliteit en het Committé tot de civiele en crimineele Justitie aldaar, in verschil gebragte begeeving van het vacant geworden Procuraat by dat Committé; en de betaaling der Tractementen aan deszelfs Leden en Ministers. Uitgegeeven op last van het Committé van Justitie. Te Amsterdam, by J. ten Brink Gerritsz., 1800. In gr. 8vo. 166 bl.
Het geschil, dat in deeze Verzameling ter kennisse van den Leezer wordt gebragt, en het welk, tusschen de Municipaliteit van Amsterdam en het Committé van civiele en crimineele Justitie aldaar, tot eene aanmerkelyke hoogte was gesteegen, komt zaakelyk hier op neder: Door het overlyden van den jongsten der agt Procureurs, welke voor de rechtbank van Amsterdam postuleeren, namentlyk den Burger c. doublet, was aldaar eene Procureursplaats vacant geworden, welkers vervulling eigenlyk de hoofdzaak van deezen twist geweest is, nadien en de Municipaliteit van Amsterdam, en het Committé van civiele en crimineele Justitie aldaar, ieder voor zich het recht van de aanstelling eens Procureurs beweerde te bezitten: wordende, reeds den 20 van Wintermaand 1799, de Burger Mr. w.y. van hamelsveld, door het Committé, tot Procureur benoemd; terwyl hy als zodanig geadmitteerd zoude worden, wanneer hy zyn ontslag, als Lid van hetzelve Committé, zoude hebben bekomen.
De Municipaliteit, kennis gekreegen hebbende van het overlyden van den Procureur doublet, schreef, op den 2 van Louwmaand 1800, eene Missive aan het Committé van Justitie, om, ingevolge zeker Plan van Organisatie van gemeld Committé, in dato 3 Augustus 1795, eene Nominatie van twee persoonen van hetzelve te ontvangen, ten einde daar uit eene keuze te doen. Dan het Committé van Justitie andwoordde, den 9 van diezelfde maand, dat hetzelve in een ander denkbeeld verkeerde: dat de leden van het Committé van Justitie, niet meer door het plaatselyk bestuur van Amsterdam, maar door, of van wegens het Vertegenwoordigend Ligchaam des Bataafschen Volks, uit welks naam zy ook
| |
| |
recht spreeken, wordende aangesteld, niet langer mogten geacht worden gebonden te zyn aan Voorwaarden, by het bovengenoemd Plan, aan het toenmaalig Committé van Justitie, door de Stedelyke Representanten, voorgeschreeven; en het Committé dus vermeende, dat de aanstelling van een persoon, in dien post, geheel en alleen van hetzelve afhing.
De Municipaliteit, ziende welk gevoelen by het Committé van Justitie, over deeze zaak, heerschte, vervoegde zich, den 13 van Louwmaand 1800, per Missive aan het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek; welk Bewind gemelde Missive stelde in handen van den Agent van Justitie, die dezelve weder stelde in handen van het Committé van Justitie te Amsterdam; dat dan ook een zeer gegrond en sterk andwoord aan hem Agent deedt toekomen, het welk de zaak, aan den kant van het Committé beschouwd, volmaakt beslischte.
De Municipaliteit van Amsterdam, niet te vreede met haar gevoelen aan het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek voorgesteld te hebben, ging nu nog een stap verder; en, meenende dat de betaaling der leden van het Committé van Justitie ook afhing van gemeld Plan van Organisatie, aan het welk zich het Committé ongehouden achtte, gaf zy Thesaurieren geene order om aan de leden van hetzelve Committé te betaalen. Deeze maatregel, dien men mogelyk politiecq goed zoude kunnen noemen, was intusschen, naar rechten beschouwd, geheel kwaad; en wel te meer, daar men denzelven ook omtrend de Secretarissen deedt werken, die volmaakt buiten het geval waren, ten minsten hunne stem, by geene der deliberatien, konden doen gelden. Het Committé van Justitie, deeze terughouding der betaaling vernomen hebbende, zond eene Commissie by de Municipaliteit, doch welke vruchteloos terug keerde, om dat men by dezelve schriftelyke voordragten moet doen. Men zond dus eene Nota in schrift, doch welke onbeandwoord bleef: waarop het Committé zich mede by Missive aan het Uitvoerend Bewind vervoegde, en, benevens het Committé tot de kleine, Huwlyks- en Injuriezaaken, dat mede geene betaaling ontving, zich de wegens beklaagde. De Municipaliteit verdeedigde zich dienaangaande met haar aangenoomen gevoelen; doch dit konde niet tegenhouden, dat het Uitvoerend Bewind, den 24 van Lentemaand 1800, een besluit nam, by het welk de Municipaliteit, tot het betaalen der voorzegde Tractementen, gelast wierdt. Doch aan welken last zy niet voldeedt, addresseerende zich nu met eene Missive aan het Vertegenwoordigend Ligchaam des Bataafschen Volks.
De leden van het Committé van Justitie, te vergeefsch wachtende op de aan hen toegekende betaalingen, namen nu, op den 1 van Grasmaand 1800, een besluit, om niet langer
| |
| |
te voldoen aan zodanige apostillen, als welken de Municipaliteit gewoon was in hunne handen te stellen, het zy om te dienen van bericht, of van consideratien, of van advys, enz. in zo verre dit door den Stads Advocaat, of door byzondere Commissien, zoude kunnen verricht worden. De Municipaliteit gaf hier van bericht aan het Uitvoerend Bewind, en aan de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Ligchaam der Bataafsche Republiek. Terwyl het Committé van Justitie, aan gemelde Kamer, een naderen aandrang, by Missive, deedt, ten einde de zaak zelve te beslisschen, en de betaaling der Tractementen te bevorderen.
De zaak dus tot eene aanmerkelyke hoogte geklommen zynde, zonder dat een der beide partyen eenige pooging deedt, om dezelve in het vriendelyke te vereffenen, vondt men in den Haag goed, om te beproeven, of men, door tusschenkomst van een der leden van de Eerste Kamer, in wiens handen de Stukken gesteld waren, geen minnelyk vergelyk, door conferentien met de beide partyen, zoude kunnen bewerken. De Burger Mr. m.c. van hall begaf zich daarop naar Amsterdam; 'er werden gecommitteerden van beide zyden benoemd; deeze vormden, in de daar toe beraamde conferentien, een plan van vereeniging, doch het welk, door de Municipaliteit, zo wel als door het Committé van Justitie, in derzelver algemeene Vergaderingen, werdt verworpen.
Het Uitvoerend Bewind, in wiens handen de klagt van de Municipaliteit van Amsterdam, tegens hetzelve, raakende den gegeeven last, om de leden van het Committé van Justitie te betaalen, gesteld was, leverde, op den 24 van Grasmaand 1800, deszelfs aanmerkingen, by de Eerste Kamer, op die klagte in; wordende de Municipaliteit van Amsterdam daar by in het ongelyk gesteld. Ook de Commissie tot de rechterlyke magt deedt by gemelde Kamer, den 14 van Bloeimaand daar aan volgende, een voorstel, tot onverwyld betaalen van evengenoemde Tractementen. Hier op volgde daadelyk een besluit, volgens het welk de Municipaliteit nu ook door het Wetgeevend Ligchaam gelast werdt, om aan de Leden van het Committé van Justitie, als mede derzelver Secretarissen en onderhoorigen, op de gewoone wyze, derzelver Tractementen te betaalen, en by elk te verschynen quartaal daar mede te vervolgen: en dat alles ongeprejudiceerd de wederzydsch gevoerde Sustenuen, over de aanstelling van eenen Procureur voor het Committé van Justitie.
De uitwerking van dit besluit was, by de onderscheidene Collegien, geheel verschillend. Het Committé van Justitie, ofschoon by hetzelve gelast wordende, om alle zodanige functien en verrichtingen, als door hetzelve te vooren wierden waargenoomen, op denzelfden voet te blyven praesteeren, gaf,
| |
| |
den 26 van Bloeimaand 1800, aan de Municipaliteit by Missive kennis, dat het van zynen kant bereid was, om aan dat besluit te voldoen. Doch de Municipaliteit, op dien zelfden dag begrypende, dat de betaaling der Tractementen in een onmiddelyk verband stond met de aanstelling van eenen Procureur, besloot met de betaaling der voornoemde Tractementen te wachten, tot dat over de zaak ten principaale, by het Vertegenwoordigend Ligchaam, mede zou weezen gedisponeerd.
De herhaalde weigering van de Municipaliteit, tot het opvolgen der Decreeten van hooger magt, scheen nu tot strenger maatregelen aanleiding te zullen geeven: immers het Uitvoerend Bewind, door het Wetgeevend Ligchaam, vermaand zynde, om de genomene besluiten te doen eerbiedigen, gaf, den 7 van Zomermaand 1800, het Departementaal Bestuur van den Amstel schriftelyk in last, om de Municipaliteit van Amsterdam aan te schryven, om als nog, binnen 24 uuren na het ontvangen van die aanschryving, aan het Decreet van 15 May 1800 te voldoen, op poene van, by ontstentenis van dien, door gyzeling daar toe te zullen worden geconstringeerd, en voords, om ten aanzien van alle zodanige Leden der Municipaliteit, welke mogten goedvinden by derzelver desobediëntie als dan te volharden, de voorschreeven gyzeling daadelyk te executeren.
Het Departementaal Bestuur van den Amstel, waarschynlyk nu nog willende beproeven, om een vergelyk tusschen beide partyen te treffen, en daar door de gyzeling der Municipaliteitsleden nog te voorkomen, vervoegde zich de Commissaris van dat Bestuur, den 23 van Zomermaand, by den President van het Committé van Justitie; aan denzelven voorslaande: Eerstelyk: dat de Municipaliteit, zonder eenige voorwaarde, de Tractementen aan de Leden en Ministers van het Committé zoude voldoen. Ten anderen, dat, na die betaaling zoude zyn geschied, het Committé eene nominatie van twee persoonen zoude inleveren, uit welke de Municipaliteit 'er een tot Procureur zoude benoemen, en wel dien persoon, die dezelve geinformeerd zoude worden, dat aan dat Committé aangenaam zoude zyn. Deeze voorwaarde door den President aan het Committé van Justitie voorgesteld zynde, deedt hetzelve, in andwoord aan gemelden Commissaris, berichten: dat hetzelve alle reden had om te verwachten, dat de leden der Municipaliteit, door eene eindelyke obediëntie aan de Decreeten der hoogst geconstitueerde magten, zich zelven wel zouden bewaaren voor die voor hen nadeelige gevolgen, welke eene verdere desobediëntie hen noodwendig moest op den hals haalen: en dat, ofschoon het Committé niet twyffelde, of de zaak, wegens de begeeving van het Procuraat, zoude wel eerstdaags, op de eene wyze of de andere, by het Vertegen- | |
| |
woordigend Ligchaam uitgeweezen worden, hetzelve toch, na dat de betaaling der Tractementen zoude zyn geschied, zich bereid verklaarde, om deswegens te confereeren.
Dit andwoord werdt, den 24 van Zomermaand, aan den Commissaris van het Departementaal Bestuur van den Amstel gegeeven; dienzelfden dag ontving de Municipaliteit eene Missive van gemeld Bestuur, om onverwyld aan het Decreet van het Uitvoerend Bewind te voldoen; doch dienzelfden avond ontving ook de President der Municipaliteit, van een derzelver leden, eenen brief, uit welken bleek, dat de zaak wegens het aanstellen van een Procureur mede in den Haag beslischt was. Zonder te onderzoeken of te weeten hoedanig dit besluit gevallen was, besloot gemelde Municipaliteit den volgenden morgen, om daadelyk de Tractementen aan de leden van het Committé van Justitie te doen betaalen; als zynde nu voldaan aan haar verlangen, en ontgaande daar door tevens de gedreigde gyzeling, welke na verloop van 24 uuren had moeten volgen.
Het besluit van het Vertegenwoordigend Ligchaam des Bataafschen Volks, den 24 van Zomermaand, tegen het gevoelen van het Uitvoerend Bewind genomen, behelsde: dat het Committé van Justitie eene nominatie van twee persoonen aan de Municipaliteit zoude inzenden, ten einde door dezelve daar uit een zoude worden verkozen; en zulks tot zo lange door de constitutioneele organisatie van de rechterlyke magt daar in verandering zal zyn gemaakt. Het Committé van Justitie voldeed, den 14 van Hooimaand 1800, aan hetzelve besluit; het zond eene nominatie van twee persoonen aan de Municipaliteit, op welke de Burger Mr. w.y. van hamelsveld de eerste was; hebbende dezelve, op den 11 van die maand, zyn ontslag als Lid bekomen: en de Municipaliteit koos, den 18 daar aan volgende, evengenoemden van hamelsveld, en dus denzelfden persoon, die, op den 20 van Wintermaand des voorgaanden jaars, door het Committé van civiele en crimineele Justitie, tot dien post reeds was benoemd geworden.
Men vindt deeze zaak in LI byzondere Stukken, meestal Decreeten en Extracten uit origineele Notulen zynde, naauwkeurig in deeze Verzameling, op last van het Committé, in het licht gesteld. Drie Byvoegzels toonen, hoedanig men den post van Boekhouder der Commissien van het Committé van Justitie, opengevallen door den dood van jan loosvelt, byna gelyktydig, en op dezelfde wyze, doch zonder eenig verschil, vervuld heeft.
|
|